home

 

Huisstofmijt

register

 


allergieën


contact
geneesmiddelen
huisstofmijt
insekten
licht
luchtweg
stof
voeding

 

 

 

Huisstofmijten zijn kleine, met het blote oog niet zichtbare, diertjes. Ze leven van de huidschilfers van mensen en huisdieren. Ze groeien het beste in een vochtige, warme omgeving. Huidschilfers zijn een onderdeel van het huisstof in vloerbedekking en stoffen meubelen. De huidschilfers komen ook voor in matrassen, kussens en dekbedden. Op deze plaatsen zijn huisstofmijten dan ook vooral te vinden.

Wat zijn de gevolgen van huisstofmijt in de woning?
Mensen kunnen een allergisch reageren op huisstofmijt. Ze zijn dan gevoelig voor de uitwerpselen van dit beestje. En hebben last van geďrriteerde slijmvliezen. Dit betekent dat ze last hebben van niezen, opgezette keel, verstopte neus of juist een loopneus en prikkende ogen.
Bij mensen die gevoelig zijn én astma hebben, kan dit leiden tot een astma-aanval.

Welke maatregelen kunt u nemen tegen huisstofmijt in de woning?
Hieronder staat hoe u huisstofmijt zoveel mogelijk kunt voorkómen. En het contact met de uitwerpselen zo klein mogelijk maakt. De maatregelen gaan over de inrichting van de woning (saneren) en over schoonmaken en ventileren. Deze maatregelen hebben vooral zin bij een bewezen allergie voor huisstofmijt. De dokter van de allergiepatiënt kan aangeven hoe nodig de maatregelen zijn.

  • De uitwerpselen van de huisstofmijt zijn zo klein en licht dat ze kunnen zweven in de lucht. Door stofzuigen worden de uitwerpselen wel opgezogen, maar ook weer door het filter in de lucht geblazen. Laat iemand met astma daarom liever niet zelf stofzuigen of in de buurt zijn als er stof wordt gezogen. (Tip: Vervang regelmatig het filter in uw stofzuiger en vervang de stofzak op tijd.)
    Stofzuig de vloerbedekking van textiel regelmatig (twee tot drie keer per week is voldoende).
    Stof afnemen kan het beste met een vochtige doek (een half uur na het stofzuigen). De vloeren maakt u schoon met een vochtige (dus geen natte) dweil.
    Zorg voor gladde oppervlakken in de woning die gemakkelijk stofvrij te houden zijn. De huisstofmijt kan zich minder goed nestelen en is beter te verwijderen.
  • De huisstofmijt voelt zich het beste in een warme, vochtige omgeving. Om het aantal huisstofmijten te beperken is het belangrijk om de woning goed te ventileren. Houdt de woning ook zo droog mogelijk. Gebruik de afzuigkap tijdens het koken, droog de was zoveel mogelijk buiten en gebruik bij het schoonmaken niet te veel water. Houdt tijdens het douchen het raam open en de deur dicht of zet de mechanische afzuiging in de hoogste stand.
  • Het contact met de uitwerpselen van de huisstofmijt zal ook plaatsvinden tijdens het slapen. Dit komt omdat er veel huisstofmijten in matras, kussen en dekbed zitten. Lakens, onderlakens, kussenslopen en dekbedovertrekken moeten minstens eenmaal in de twee weken op 60°C gewassen worden; was dekbedden, dekens, kussens en knuffels om de zes weken op 60°C (of leg knuffels een dag in de diepvries).
    U kunt het contact mogelijk tegen gaan, door gebruik te maken van hypo-allergeenhoezen.
    Dit zijn hoezen voor matras, kussen en dekbed. Deze hoezen zorgen ervoor dat de uitwerpselen van de huisstofmijt in matras, kussen en dekbed blijven. U kunt er dan minder last van hebben. Vanaf 1-1-09 worden de hoezen niet meer vergoed via de basisverzekering. Wel worden ze mogelijk vergoed via uw aanvullende verzekering. Het beste kunt u dit zelf navragen bij uw ziektekostenverzekeraar.
    U kunt ze ook zelf aanschaffen. Deze hoezen zijn te koop bij medische speciaalzaken of Thuiszorgwinkels. De prijzen liggen tussen de € 50 en € 100.
  • Een kind met een allergie, dat een gesaneerd (saneren: uit de woon-/leefomgeving verwijderen van stoffen die allergie kunnen veroorzaken (= allergenen)) bed en slaapkamer heeft, het liefst alleen op een kamer laten slapen. Als dit niet kan, dan moet ook het andere bed gesaneerd worden. Na sanering van de woning duurt het enige tijd voordat u verbetering van de gezondheidsklachten kunt verwachten.
     

 

Bron: GGD Rotterdam-Rijnmond