aarsmade



 |
|
Een made is de larve van een vlieg of mug.
Maden zijn pootloos, meestal wit of geelwit en leven meestal in (semi-)vloeibare
media die hen tot voedsel dienen, zoals mest, organisch afval, rottend fruit
of rottend vlees.
Hoewel sommige vliegen levende larven baren, komen maden meestal uit een ei
dat door de vlieg op het voedselsubstraat wordt gelegd. Ze zwemmen in hun
eten en groeien dus snel. Na een vijftal vervellingen verpopt de made in de
laatste larvehuid. Deze laatste larvehuid verhardt en krijgt een donkere
kleur. De made is veranderd in een bruine, cilindervormige pop. Hierin
ontwikkelt de volwassen vlieg zich. De vlieg kan op zijn vroegst 7 dagen
nadat het eitje is gelegd uitkomen. Om door de harde pophuid te breken heeft
de vlieg een blaasje op de kop, dat heel hard opgeblazen kan worden,
waardoor de pophuid openbarst en de vlieg eruit kan komen. Bij fruitvliegen
(Drosophila melanogaster) duurt de gehele generatiecyclus slechts een dag of
14.
In de geneeskunde worden maden soms gebruikt om slecht genezende wonden
schoon te maken (zie madentherapie). Dit kan nog niet als een algemeen
geaccepteerde vorm van behandeling worden beschouwd.
In de forensische geneeskunde is het soms mogelijk te schatten hoe lang een
lichaam ergens heeft gelegen aan de hand van de soorten en het
ontwikkelingsstadium van de op het lijk aanwezige maden. Daarbij moet ook de
temperatuur bekend zijn die in de tijd voor ontdekking geheerst heeft,
aangezien de ontwikkeling van maden bij hogere temperaturen beduidend
sneller gaat.
Er zijn enkele voor planten schadelijke soorten zoals de uienvlieg,
wortelvlieg en de koolvlieg, waarvan de made de stengels of wortels van
planten aantasten.
Dieren kunnen last krijgen van madenziekte ofwel myiasis, een vlieg legt dan
eitjes op het levende dier waarna de maden zich naar binnen vreten. Vooral
schapen en konijnen hebben last van deze (vaak fatale) aandoening.
Maden zijn gemakkelijk te verwarren met larven van andere insecten. Van
keverlarven zijn ze te onderscheiden doordat deze laatste een duidelijk
kopschild bezitten, dat meestal oranjebruin van kleur is. Maden hebben ook
een kopschild, maar deze is sterk gereduceerd en naar de binnenzijde
verplaatst. |
|