home

 

nephrolithiasis, nierstenen

register

 

ten

 

 

 

 

Inleiding
Een niersteen is een kristal dat zich vormt in de urinewegen.
Urine kan onder bepaalde omstandigheden (over)verzadigd zijn met bepaalde oplosbare stoffen, die daaruit soms neerslaan in de vorm van kristallen. Die kristallen kunnen soms groot genoeg worden om obstructies te vormen of andere klachten te veroorzaken in de urinewegen. Men spreekt dan van nierstenen, ureterstenen of blaasstenen, afhankelijk van waar de steen zich bevindt. Medische termen zijn nefrolithiasis (niersteen) of urolithiasis (urinewegsteen). Nierstenen kunnen in grootte variëren van zandkorrelgroot tot kastanjegroot; de klachten variëren ook met de grootte. De kleinere stenen worden als ze losraken meegespoeld en geven dan aanleiding tot pijn en meestal iets bloed in de urine; grote stenen blijven vaak symptoomloos maar kunnen een schuilplaats worden voor bacteriën, met recidiverende urineweginfecties tot gevolg, of kunnen leiden tot verstopping van een afvoersysteem.

Nierstenen kunnen bestaan uit een aantal verschillende verbindingen. De meest voorkomende is calciumoxalaat. Het gebruik van veel calcium in het dieet leidt overigens niet tot een hoger niersteenrisico. Calciumhoudende stenen zijn op de gewone röntgenfoto van de buik meestal waarneembaar; dit geldt niet voor alle stenen. Andere stoffen waaruit nierstenen kunnen bestaan zijn struviet, calciumfosfaat, urinezuur, en cystine (alleen bij mensen met de ziekte cystinurie). Struvietstenen ontstaan meestal in aanwezigheid van een bepaalde bacterie (vooral Proteus mirabilis) die ureum omzet in ammoniak en koolstofdioxide (ammoniumcarbonaat).

 

Nierstenen ontstaan vaak in de nierkelken en het nierbekken.
Als ze losraken uit de nier en in de urineleider tussen de nier en de blaas terechtkomen, kunnen ze leiden tot (vaak zeer hevige) pijn, vaak van krampend karakter (koliekpijn), in de rug, de lendenen, de buik en de lies, afhankelijk van de plaats van de steen, ook vaak met uitstraling langs dit traject, omhoog of omlaag. Bij mannen treedt vaak ook uitstraling naar de penis of het scrotum op, bij vrouwen naar de grote schaamlippen. De patiënt rolt tijdens de koliek heen en weer in bed van de pijn, hij of zij heeft 'bewegingsdrang', in tegenstelling tot de pijn bij blindedarmontsteking waarbij de patiënt meestal liefst zo stil mogelijk blijft liggen omdat bewegen pijn doet. Er is bij niersteenkolieken bijna altijd ook (microscopisch of macroscopisch) bloed in de urine aantoonbaar (hematurie). Als de steen eenmaal in de blaas is, is het leed geleden; het uitplassen via de plasbuis gaat vaak ongemerkt. De steen wordt vaak spontaan geloosd na een aantal uren of dagen; gebeurt dat niet of treedt er langdurige stuwing of infectie op, dan zal er vaak moeten worden ingegrepen.

 

Nierstenen die niet spontaan worden geloosd kunnen op een aantal manieren worden verwijderd:

  • door vergruizing (lithotripsie) met een niersteenvergruizer (lithotriptor)

  • door met een 'grijper' via de urineleider en de blaas de steen uit de nier of urineleider te halen

  • door operatief ingrijpen

Preventie
Een belangrijke manier om nierstenen te voorkomen is om de urine minder geconcentreerd te maken - hierdoor wordt het verzadigingspunt waarbij kristalvorming optreedt minder vaak of helemaal niet meer bereikt. De patiënt moet zich dus aanwennen om systematisch en blijvend meer te drinken. Bij bepaalde vormen van nierstenen is het zinvol om de pH van de urine te beïnvloeden door het gebruik van aanzurende medicamenten. Het werkt vaak averechts om kalkhoudende producten als melk te mijden, omdat kalk het zuur dat nierstenen kan vormen in de darm bindt. Meestal is het juist raadzaam meer kalkhoudende producten te gebruiken. In enkele gevallen schrijft men plaspillen voor (thiazidediuretica) om de hoeveelheid calcium die via de urine wordt uitgescheiden, te beperken.