home

 

gegeneraliseerde angststoornis

register

 

overzicht stoornissen

 

Inleiding
De gegeneraliseerde angststoornis (GAS) is een psychische aandoening aandoening waarbij de patiënt lijdt aan langdurige buitensporige angstgevoelens en zorgen die moeilijk onder controle te krijgen zijn. In het DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is de aandoening ingedeeld bij de angststoornissen.

 

Verschijnselen
Voor wie aan een gegeneraliseerde angststoornis lijdt, staan de frequentie, intensiteit en duur van de zorgen niet in verhouding tot hun feitelijke bron. De optredende spanningen staan de dagelijkse gang van zaken in de weg. Het betreft vaak zorgen over werk, geld en gezondheid (ook van anderen). Ook maakt iemand zich vaak overmatig veel zorgen over op tijd zijn voor afspraken, het schoonhouden van het huis en de ordelijkheid van de werkplek. Er zijn ook lichamelijke symptomen: afkoeling, klamme handen, hyperactiviteit, moeite met slikken, problemen met het maag-darmkanaal, diarree, schrikachtigheid, spierspanningen, misselijkheid en zweten. De betroffene wordt bovendien snel moe en heeft slaapproblemen. Hij is vaak snel geïrriteerd en klaagt over een gespannen gevoel. De diagnose is niet eenvoudig, omdat de aandoening ook een teken kan zijn van andere angststoornissen, zoals de paniekstoornis, een depressieve stoornis, of van misbruik van drugs of geneesmiddelen.

 

Definitie
Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor de gegeneraliseerde angststoornis:

  • Overmatige angst en zorgen (bange voorgevoelens) die voorkomen op de meeste dagen in een periode van zes maanden over een aantal gebeurtenissen of activiteiten (bijvoorbeeld prestaties op het werk of school).

  • Moeite met het in de hand houden van de zorgen.
    De angst of bezorgdheid heeft drie of meer van de volgende symptomen, waarvan er minimaal twee op de meeste dagen van de laatste zes maanden zijn voorgekomen (voor kinderen is slechts één criterium vereist):

    • Rusteloosheid of opwinding.

    • Snel vermoeid zijn.

    • Concentratie- of geheugenproblemen.

    • Irritatie.

    • Spierspanningen.

    • Slaapproblemen (moeite om in te slapen of te blijven slapen of rusteloze niet-verkwikkende slaap).

  • De symptomen van de bezorgdheid beperken zich niet tot een stoornis uit As I, de stoornis is dus bijvoorbeeld geen paniekaanval (bij paniekstoornis), gêne in het openbaar (bij sociale fobie), zich vervuild voelen (bij obsessief-compulsieve stoornis), het verlaten van huis of gezin (bij verlatingsangst), zwaarder worden (bij anorexia nervosa), het hebben van meerdere fysiologische problemen (bij de somatisatiestoornis) of het hebben van een ernstige ziekte (bij hypochondrie). De bezorgdheid treedt ook niet uitsluitend op als onderdeel van een posttraumatische stressstoornis.

  • De angst, bezorgdheid of fysiologische symptomen veroorzaken duidelijk lijden of problemen in de omgang met vrienden en kennissen, op het werk of op andere belangrijke terreinen.

  • De stoornis is geen gevolg van de directe fysiologische effecten van een substantie (bijvoorbeeld drugs of medicijnen) of een somatische aandoening en treedt niet uitsluitend op als onderdeel van een stemmingsstoornis, psychotische aandoening of pervasieve ontwikkelingsstoornis.

Behandeling Medicamenteus
Tot en met de jaren 80, werden angststoornissen voornamelijk met benzodiazepines behandeld. Dit zijn zeer effectieve middelen. Nadelen van deze middelen zijn het versuffende effect, en met name het optreden van tolerantie en het risico op verslaving. Deze middelen werken via hun interactie met de GABA-A receptor. Voorbeelden zijn diazepam (Valium), oxazepam (Seresta), lorazepam (Temesta), bromazepam (Lexotanil en alprazolam (Xanax). Benzodiazepines zijn geschikt voor een kortdurende behandeling van angst, voor de behandeling van een acute fase van de angst en bij slaapproblemen.

Tegenwoordig beschouwt men de antidepressiva van de types SSRI en SNRI als middelen van eerste keuze. Voorbeelden zijn paroxetine (Seroxat), citalopram (Cipramil), fluvoxamine (Fevarin), fluoxetine (Prozac) en venlafaxine (Efexor). Deze middelen worden over het algemeen goed verdragen. De werking van deze middelen treedt pas na een paar weken in.
Overige middelen voor de behandeling van GAS zijn: buspiron (Buspar), clomipramine (Anafranil), moclobenide (Aurorix) en fenelzine (Nardil).
Een recente ontwikkeling is de ontdekking dat sommige antiepileptica ook een angst-verminderende werking hebben; bijvoorbeeld gabapentine en pregabaline.