home

 

Psychotische stoornissen

register

 

overzicht stoornissen

 

Inleiding
De stoornissen die in hoofdstuk van DSM-IV beschreven worden, worden alle gekenmerkt doordat psychotische symptomen de belangrijkste factor vormen. Andere stoornissen zoals Alzheimer, delirium veroorzaakt door alcohol e.d., amnesie e.d. en belangrijke depressieve stoornissen eveneens met psychotische symptomen, maar niet als belangrijkste factor worden elders omschreven.
Historisch gezien heeft de term psychose een aantal verschillende definities waarvan geen enkele geleid heeft tot een algemeen geaccepteerde omschrijving.

De verschillende stoornissen in dit gedeelte kunnen onderscheiden worden door verschillende aspecten van meerdere omschrijvingen van de term psychotisch. Bij schizofrenie, schizofreniforme stoornis, schizo-affectieve stoornis en korte psychotische stoornis verwijst de term psychotisch naar wanen, elke prominente hallucinatie, verward praten en verward of catatoon gedrag. Wanneer het gaat om een psychotische stoornis met een onderliggende medische verklaring of oorzaak en een psychose die veroorzaakt wordt door middelengebruik, verwijst de term psychotisch naar wanen of alleen die hallucinaties die niet als zodanig door de persoon worden herkend.. Tenslotte, in een waanstoornis een en gedeelde psychose verwijst de term psychotisch naar wanen.

De volgende stoornissen worden in dit gedeelte besproken:

  • Schizofrenie: is een stoornis die tenminste zes maanden duurt en gedurende één maand sprake is van actieve fase symptomen (te weten: twee of meer van de volgende: wanen, hallucinaties verward taalgebruik, sterk verward of catatoon gedrag, negatieve symptomen). Omschrijvingen van de subtypen van schizofrenie: paranoïdie, gedesorganiseerde, catatonie, ongedifferentieerde en defect-schizofrenie.

  • Schizofreniforme stoornis: de symptomen zijn gelijk aan die van schizofrenie behalve de duur( de stoornis duurt van 1 tot zes maanden). Na de psychose is er geen sprake van terugval in het algemene functioneren.

  • Schizoaffectieve stoornis: dit is een stoornis waarin de stemmingsstoornis / episode en de actieve fase symptomen samen optreden voorafgegaan door tenminste twee weken wanen of hallucinaties zonder prominente stemmings-symptomen.

  • Waanstoornis: is gekenmerkt door tenminste een maand niet bizarre wanen zonder actieve fase symptomen van schizofrenie.

  • Korte psychotische stoornis: Een stoornis die minstens een dag tot een maand stand houdt.

  • Een gedeeld psychotische stoornis: een stoornis die zich ontwikkelt in een individu die beïnvloed is door iemand anders en heeft geleid tot wanen met een gelijke inhoud.

  • Een psychotische stoornis veroorzaakt door een medische conditie: de psychotische symptomen worden een direct fysiologisch gevolg geacht van een algemene medische conditie.

  • Een psychotische stoornis die veroorzaakt wordt door het gevolg van middelengebruik: de psychotische symptomen worden gezien als een direct fysiologisch gevolg van een drug, medicijn, gif dan wel drank.

  • Een psychotische stoornis die niet elders / anders beschreven is: hier worden psychotische stoornissen omschreven die niet voldoen aan de criteria van de specifieke psychotische stoornissen zoals deze in deze sectie omschreven zijn of wanneer er psychotische symptomatologie omschreven is waarover geen adequate informatie is.

Schizofrenie:
De essentiële kenmerken van schizofrenie zijn een mengeling van karakteristieke symptomen (positief en negatief) die voor een significant gedeelte van de tijd bijna voortdurend aanwezig zijn geweest en wel voor een periode van 1 maand (of een kortere periode bij een succesvolle behandeling), waarbij aangetekend moet worden dat bij bepaalde symptomen de stoornis tenminste 6 maanden voortduurt (Criteria A en C). Deze symptomen gaan gepaard met mislukken op sociaal en beroepsmatig gebied (criterium B).

De aandoening kan niet worden toegeschreven aan een schizo-affectieve stoornis of een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken en is eveneens niet toe te schrijven aan de directe fysiologische effecten van een substantie ingenomen dan wel ingeademd. De stoornis kan eveneens niet worden toegeschreven aan een algemeen medische conditie (Criterium D en E). Individuen waarbij de diagnose autisme gesteld is (of een andere alles overheersende ontwikkelingsstoornis) wordt de diagnose schizofrenie alleen gesteld wanneer overheersende wanen of hallucinatie tenminste een maand aanwezig zijn(Criterium F). De karakteristieke symptomen van schizofrenie omvatten een serie cognitieve en emotionele aandoeningen waartoe gerekend kunnen worden perceptie(waarneming), denkstoornissen, taal en communicatie, zelfcontrole, gevoelsleven, soepelheid en productiviteit van spraak en gedachten, het vermogen te genieten, wilskracht, en drift en aandacht en initiatief. Geen enkel symptoom is pathognomisch(het symptoom dat bepaalt of er al dan niet sprake is van een bepaalde ziekte) voor schizofrenie: de diagnose behelst de herkenning van samenhangende symptomen die in verband gebracht kunnen worden met stoornissen in het beroeps- en sociale leven.

Kenmerkende symptomen (criterium A)vallen in twee brede categorieën: positief en negatief. De positieve symptomen lijken een overdrijving of vervorming van de normale functies te weerspiegelen. Negatieve symptomen lijken juist een vermindering van de normale functies te weerspiegelen.

De positieve symptomen (criterium A1-A4) behelzen vervormingen of overdrijvingen van denkstoornissen(wanen), perceptie (hallucinaties), taal en communicatie(verward praten), en zelfcontrole(sterk verward en catatoon gedrag). Deze positieve symptomen omvatten twee te onderscheiden dimensies die op zijn beurt mogelijk in veroorzaakt worden door onderliggende mechanismen en hun klinische verbanden: de "psychotische dimensie" omvat wanen en hallucinaties, terwijl de gedesorganiseerde dimensie verwarde spraak en gedrag omvat. Negatieve symptomen (criterium A5) omvatten beperkingen in de mate van intensiteit van emotionele expressie(vervlakking van het gevoelsleven), in de soepelheid en productiviteit van gedachten en spraak (alogia)en in het beginnen van doelgericht gedrag(initiatiefloosheid apathie.

Waanstoornis
Wanen zijn foutieve overtuigingen die meestal voortkomen uit een verkeerd interpreteren van waarnemingen of ervaringen. Hun inhoud betreft een grote variëteit van thema's (b.v. achtervolging, betrekking, somatisch, (hypochondrie), godsdienst of grootheid) Achtervolgingswanen zijn het meest voorkomend; de persoon gelooft dat hij wordt gestraft, gevolgd, in de val wordt gelokt, bespioneerd of het onderwerp is van spot. Betrekkingswanen komen ook veel voor. De persoon in kwestie gelooft dat bepaalde gebaren, commentaar, passages uit boeken, kranten liederen of andere tekens uit de omgeving speciaal voor hem bedoeld worden of door hem worden aangestuurd. Het onderscheid tussen een waan en een sterke overtuiging is niet altijd makkelijk. Het een en ander is afhankelijk van hoe sterk men aan zijn overtuiging vasthoudt ondanks sterke aanwijzingen van het tegendeel.

Alhoewel bizarre wanen kenmerkend worden geacht voor schizofrenie is de graad van bizarheid niet altijd makkelijk te beoordelen. Vooral crosscultureel gezien zijn wanen gedoemd tot bizarheid wanneer ze niet plausibel lijken en niet begrepen kunnen worden vanuit dagelijkse levenservaringen. Een voorbeeld van een van een bizarre waan is het geloof van een persoon dat iemand anders zijn organen heeft verwijderd en deze vervangen heeft door de organen van iemand anders. Dit zonder wonden of littekens achter te laten. Een voorbeeld van een niet bizarre waan is de rotsvaste overtuiging van een persoon dat hij gecontroleerd wordt door de politie. Wanen die gekenmerkt worden door de overtuiging van het verlies van de controle over lichaam of geest (te weten die wanen die bij Schneiders lijst van eerstegraads symptomen gerekend mogen worden) worden over het algemeen als bizar gezien; deze wanen houden in dat een persoon bijvoorbeeld gelooft dat zijn gedachten dat zijn gedachten geroofd worden door een kracht buiten hemzelf, dat vreemde gedachten ervoor in de plaats zijn gekomen of gebracht, of dat zijn lichaam of gedrag wordt gemanipuleerd door krachten buiten de persoon. (Controle waan). Wanneer de wanen als bizar worden beoordeeld is alleen dit symptoom voldoende om te kunnen spreken van (criterium A) schizofrenie.

Hallucinaties
Hallucinaties (criterium A2) zijn zintuiglijke gewaarwording van iets dat er niet is. Deze gewaarwordingen kunnen op vele gebieden liggen: iemand kan dingen zien, horen, proeven, ruiken of voelen die er niet zijn. Mensen met hallucinaties hebben de zekerheid dat wat zij waarnemen er ook is. Hallucinaties zijn meestal een teken van een geestesziekte (een psychose), maar kunnen ook voorkomen bij o.a. hoge koorts (ijlen) en alcoholgebruik (delirium). " Auditieve hallucinaties (stemmen,geluiden) zijn echter bij uitstek de meest voorkomende en kenmerkend voor schizofrenie. Auditieve hallucinaties worden meestal waargenomen als stemmen, bekend dan wel onbekend. En onderscheiden of apart waargenomen van de gedachten van de persoon. De inhoud van deze hallucinaties is gevarieerd alhoewel eisende en dwingende stemmen of dreigende stemmen relatief vaker voorkomen. Bepaalde typen auditieve hallucinaties te weten: twee stemmen die met elkaar converseren of voortduren commentaar geven op het gedrag van de persoon of zijn gedachten worden kenmerkend geacht voor schizofrenie en zijn opgenomen in Schneiders Lijst van eerstegraads symptomen. Dit type hallucinatie is voldoende om te kunnen spreken van criterium A. De hallucinatie moet tevens plaatsvinden tijdens een helder bewustzijn. Wanneer de hallucinatie voorkomt vlak voordat de persoon in slaap valt(hypnogogisch) of vlak voor de persoon wakker wordt hypnopompisch wordt de hallucinatie gezien als een normale waarneming. Geïsoleerde waarnemingen of ervaringen die de kwaliteit van een externe waarneming missen zoals bijvoorbeeld gezoem in het hoofd worden eveneens niet als een hallucinatie zoals voorkomt bij schizofrenie gezien. In bepaalde culturele contexten is een hallucinatie een religieuze ervaring.

Formele denkstoornis
Verward denken ("formele denkstoornis", het losser worden van associaties) werd door Bleuler als het enige meest belangrijke kenmerk van schizofrenie beschouwd. Vanwege het probleem voor het begrip denkstoornis een objectief criterium te ontwikkelen en omdat in een klinische setting conclusies over het denken primair afgeleid worden uit de uitspraken van individuen (criterium A3) wordt het concept van "verward (incoherent)praten" benadrukt in de definitie van schizofrenie. Zoals deze in dit handboek te lezen is. De spraak van individuen met schizofrenie kan op meerdere manieren verward zijn. De persoon kan bijvoorbeeld het spoor bijster zijn door van het ene onderwerp naar het andere onderwerp te springen. Vragen worden zuiver plichtmatig beantwoord. Of de antwoorden tonen geen enkel verband met de vragen. Soms zijn de verbale uitingen zo onsamenhangend dat ze compleet onbegrijpelijk zijn en lijken op receptieve afasie, waarbij de persoon niet (meer) in staat is te begrijpen wat er tegen hem gezegd. Een woordenbrij en incoherentie kan er het gevolg van zijn. Licht incoherent praten komt vaker voor en het vormt geen specifiek symptoom.. Men kan pas van een symptoom praten wanneer gesprekken ernstig verstoord worden. Wel kan minder ernstig incoherent praten optreden een voorbode of prodromaal verschijnsel zijn dan wel een restverschijnsel van schizofrenie(zie criterium C).

Sterk gedesorganiseerd gedrag
Sterk gedesorganiseerd gedrag (Criterium A4) kan op verschillende manieren gemanifesteerd worden, variërend van kinderlijke onnozelheid tot onvoorspelbare onrust. De patiënten kunnen problemen ervaren met bijna elke doelgerichte dagelijkse activiteit: bijvoorbeeld het bereiden van maaltijden of persoonlijke hygiëne. De persoon kan sterk verward overkomen door bijvoorbeeld zich op een ongebruikelijke manier te kleden( bijv. meerdere overjassen tegelijk, dassen en handschoenen bij warm weer) of door inadequaat seksueel gedrag ( bijv. zich en plein publique masturberen) of door onvoorspelbaarheid en ogenschijnlijk onrust zonder duidelijke oorzaak.(Bijvoorbeeld schreeuwen of vloeken). Dit criterium moet met de nodige zorg worden gehanteerd daar ernstig gedesorganiseerd gedrag onderscheiden moet worden van gedrag dat nauwelijks doelgericht of nutteloos is of van gedrag waaraan een waan ten grondslag ligt. Ook is niet elke vorm van onrustig gedrag een bewijs voor schizofrenie, zeker niet wanneer de reden van het gedrag verklaard kan worden.

Catatone bewegingen
Catatone bewegingen (Criterium A4) laten een duidelijk afgenomen reactie op de omgeving zien. Tot soms een complete toestand van geen besef (catatone stupor), het in een houding blijven staan, zitten of liggen, weerstand biedend aan pogingen hen weer tot bewegen te stimuleren.(Catatone starheid), een actief verzet tegen instructies of pogingen hen weer tot beweging te stimuleren(catatoon negativisme), het aannemen van ongepaste of bizarre houdingen(catatone houdingen), of doelloze niet aangemoedigde buitensporige bewegingen(catatone opwinding). Alhoewel historisch gezien catatonie in verband werd gebracht met schizofrenie moeten onderzoekers en behandelaars zich realiseren dat de catatone symptomen niet specifiek voor schizofrenie zijn d.w.z. catatone symptomen kunnen ook bij andere beelden optreden zoals bijvoorbeeld; stemmingsstoornissen met catatone kenmerken, in algemeen medische condities en wanneer catatonie veroorzaakt wordt door medicatie.

De negatieve symptomen van schizofrenie (Criterium A5) nemen een groot percentage in van de kenmerken die met deze stoornis in verband worden gebracht. Drie negatieve symptomen -gevoelsvervlakking, uitdrukking- of taalarmoede, futloosheid(willoosheid)- worden tot de definitie van schizofrenie gerekend; andere negatieve symptomen zoals het niet in staat zijn tot genieten of het uiten van vreugde worden, worden beschreven in een apart hoofdstuk waarin de kenmerken en stoornissen die in verband gebracht worden met schizofrenie, beschreven zijn. Gevoelsvervlakking blijkt uit de geringe gelaatsexpressie die als het ware geen antwoord lijkt te geven, een gering oogcontact(blikschuw)en geringe lichaamstaal. Alhoewel een patiënt met gevoelsarmoede kan glimlachen en soms emotionele warmte uitstraalt is, zijn de schakeringen waarbinnen hij dit vermag het grootste deel van de tijd duidelijk verminderd. Het kan nuttig zijn de persoon te observeren in zijn omgang met anderen. Dit om vast te stellen of zijn gevoelsvervlakking voldoet aan het criterium. Alogia (spraakarmoede) blijkt door korte inhoudsloze antwoorden waarin grote lacunes voorkomen. Een individu met taalarmoede lijkt een kleinere gedachtewereld te hebben hetgeen wordt weerspiegeld door een afgenomen vermogen tot het vloeiend en produceren van spraak. Dit moet duidelijk worden onderscheiden van onwil tot praten. Een weloverwogen beoordeling vereist observatie over een ruime periode binnen verschillende situatie. Futloosheid, initiatiefloosheid of willoosheid wordt gekenmerkt door het onvermogen met een activiteit te starten. De persoon komt er bijvoorbeeld niet toe zichzelf te verzorgen, met zijn werk te beginnen, uit bed te komen, koffie in te schenken voor anderen. Daarnaast vindt de persoon het moeilijk eenmaal begonnen doelgerichte activiteiten vol te houden. Dit kan variëren van praten tot werken. De persoon kan lange tijd stil zitten en weinig interesse tonen deel te nemen aan werk of sociale activiteiten.

Alhoewel alomtegenwoordig in schizofrenie, zijn negatieve symptomen tamelijk moeilijk te beoordelen omdat zij zo normaal lijken te zijn, niet specifiek alleen voor schizofrenie en ook kunnen samenhangen met tal van andere factoren (bijv. als een gevolg van positieve symptomen, bijwerkingen van medicatie, stemmingsstoornissen, onderstimulatie of demoralisatie). Sociaal isolement en spraakarmoede hoeven bijvoorbeeld niet betiteld te worden als negatieve symptomen als er sprake is van een paranoïde waanstoornis, of een prominente hallucinatie. Wanneer het gedrag van een individu bijvoorbeeld bepaald wordt door de waan dat hij gevaar loopt wanneer hij zijn kamer verlaat, tegen iemand praat kan dit erg lijken op spraakarmoede of initiatiefloosheid. Neuroleptica veroorzaken extrapiramidale bijwerkingen die sterk lijken op affectvervlakking en futloosheid.

Het onderscheid tussen negatieve symptomen en de symptomen die er op lijken is afhankelijk van een deskundige beoordeling waarin meerdere factoren afgewogen moeten worden: ernst negatieve symptomen, het type neuroleptische medicatie, de effecten van het instellen van de dosering en de effecten van de anticholinerge medicatie. Het moeilijke onderscheid tussen negatieve symptomen en depressie kan opgelost worden door te kijken naar de bijkomende verschijnselen van depressie. Mensen met een depressie ervaren namelijk tevens een intens pijnlijk affect. Patiënten met schizofrenie daarentegen hebben juiste een vermindering of leegheid van affect. Tenslotte kan chronische onderstimulatie en demoralisatie eveneens leiden tot apathie en futloosheid.

Bij het vaststellen of er sprake is van negatieve symptomen is de beste test nog te kijken of ze blijven bestaan ondanks dat alle bovenstaande oorzaken zoals, depressie, onderstimulatie, bijwerkingen van medicijnen e.d. een voor een zijn opgelost. Men bestempelt hardnekkige negatieve symptomen ook wel als symptomen van een manco, ofwel deficit symptomen.

Om te voldoen aan criterium A voor schizofrenie moeten tenminste twee van vijf items naast elkaar aanwezig zijn voor minstens een periode van een maand. Wanneer de wanen echter bizar zijn of dat er bij de hallucinaties stemmen zijn die de persoon becommentariëren of met elkaar converseren, is er slechts een item nodig om te kunnen spreken van criterium A. Wannneer er sprake is van deze relatief ernstige constellatie van tekens en symptomen spreekt men van de "actieve fase". Wanneer dankzij een effectieve behandeling de symptomen van de actieve fase binnen hun oevers terugtreden kan er van criterium A gesproken worden indien de behandelaar tot de conclusie komt dat de symptomen gebleven zouden zijn wanneer er niet tot een effectieve behandeling zou zijn overgegaan. Bij kinderen moet er niet alleen gekeken worden naar de actieve fase symptomen maar ook naar ontwikkelingsstoornissen. Verward taalgebruik bij een kind met een communicatiestoornis moet niet tot de diagnose schizofrenie gerekend worden, tenzij de graad van verwardheid veel groter is als op grond van de communicatiestoornis verwacht mag worden.

Schizofrenie houdt een disfunctioneren in, op een of meer van de belangrijke functie gebieden(b.v. interpersoonlijke relaties, werk of onderwijs of zelfzorg) (Criterium B ). Kenmerkend is dat het functioneren aanmerkelijk lager is dan het functioneren voordat de aandoening optrad. Wanneer schizofrenie echter voor het eerst in de adolescentie optreedt komt er een abrupte rem in de ontwikkeling en wordt de verwachtte ontwikkeling op grond van eerdere prestaties niet gehaald. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een briljante gymnasiast in leerjaar vijf totaal begint vast te lopen om vervolgens nooit meer te komen tot het succesvol afsluiten van zijn opleiding. Dit zonder dat in eerste instantie detoriatie verantwoordelijk is voor dit proces. Hierbij dient ook te worden gekeken naar de ontwikkeling van broers en zussen van de patiënt. Men slaagt om dezelfde reden vaak niet in een baan voor een langere periode te houden. Ook slagen kinderen er niet in het opleidings/maatschappelijk pijl van hun ouders te halen. (afglijden). De meerderheid (60-70%) van de schizofrenen trouwt niet of komt tot een stabiele relatie en hebben relatief beperkte sociale contacten. De stoornis is een groot gedeelte van de duur van de aandoening aanwezig en lijkt geen direct resultaat van een gegeven. Als bijvoorbeeld een vrouw ontslag neemt van haar baan vanwege de waan dat haar baas haar probeert te vermoorden is dit alleen niet voldoende om aan het criterium schizofrenie te voldoen. Van belang is na te gaan hoe allesdoordringend en bepalend het patroon van problemen (meestal in meerdere functiedomeinen).

Sommige aanwijzingen van de aandoening moeten voor tenminste een periode van zes maanden duren (Criterium C) of minder dan een maand wanneer de symptomen succesvol behandeld zijn bij symptomen van criterium A. Prodromale symptomen zijn vaak aanwezig voor de actieve fase en rest symptomen kunnen volgen na de actieve fase. Sommige prodromale- en restsymptomen zijn mild of voorstadia van positieve symptomen zoals beschreven in criterium A. Individuen kunnen een scala van vreemde overtuigingen uiten die niet persé waanachtige proporties aannemen (betrekkingsideeën of magisch denken). Men kan bijvoorbeeld ongebruikelijke waarnemings ervaringen hebben zoals de aanwezigheid van een ongeziene persoon of kracht voelen terwijl een hallucinatie als zodanig afwezig is. Hun manier van spreken is over het algemeen begrijpelijk maar is doorspekt van afdwalingen, vaagheden, te abstract of juist te concreet. Hun gedrag is eigenaardig maar niet sterk verward (b.v. men mompelt bijvoorbeeld, verzamelt vreemde en klaarblijkelijk waardeloze objecten ). Bijkomend bij deze positief lijkende symptomen komen negatieve symptomen vaak voor in de prodromale en restfases en kunnen tamelijk ernstig zijn. Individuen die voorheen sociaal actief waren gaan zich terugtrekken; verliezen hun interesse in voor hun voorheen plezierige activiteiten; ze worden minder spraakzaam en belangstellend; en ze kunnen een groot gedeelte van hun tijd in bed doorbrengen. Dergelijke negatieve symptomen vaak het eerste teken voor de familie dat er iets mis; gezinsleden moeten tenslotte rapporteren dat ze hebben moeten ervaren dat hun verwanten "langzaam maar zeker af- en weggleden".

Subtypen en kenmerken verloop
De diagnose van de verschillende subtypen is gebaseerd op het klinische beeld van de meest recente beoordeling of toekenning van klinische zorg en kan daarom veranderen in de loop der tijd. Elk van de verschillende subtypen alsmede criteria zal apart worden beschreven:

  • Het Paranoïde type;

  • Het Hebefrene of gedesorganiseerde type;

  • Het catatone type;

  • Het Eenvoudige of Ongedifferentieerde type;

  • Het Rest type.

De volgende typeringen kunnen gebruikt worden om het door episoden gekenmerkte verloop te omschrijven. Deze typeringen kunnen echter alleen worden toegepast een jaar nadat de actieve fase symptomen zijn verstreken. In het eerste jaar het verloop van de aandoening nog niet gespecificeerd.

Episodisch met restsymptomen tussen de episodes: Deze typering is van toepassing wanneer de loop van de ziekte gekarakteriseerd wordt door episodes waarin er duidelijk sprake is van criterium A van schizofrenie en wanneer er duidelijke restsymptomen zijn tussen opeenvolgende episodes.

Van prominente negatieve symptomen is sprake wanneer er duidelijke negatieve symptomen voorkomen tijdens de resterende perioden.

Episodisch zonder restsymptomen in de tussenliggende episodes. Deze typering geldt wanneer er in het verloop van de ziekte episodes zijn waarin criterium A optreedt van schizofrenie zonder duidelijke restsymptomen in de tussenliggende episodes.

Voortdurend. Deze typering geldt wanneer er tijdens het volledige verloop van de ziekte sprake is van criterium A symptomen. Wanneer negatieve symptomen voorkomen worden deze aan de typering voortdurend toegevoegd.

Een enkelvoudige episode in gedeeltelijke remissie: Van deze typering is er sprake wanneer er een episode is geweest waarin er sprake was van criterium A en waarna er sprake was van duidelijk aanwezige restsymptomen. Met prominente negatieve symptomen indien deze restsymptomen negatieve symptomen betreffen.

Een enkelvoudige episode in volledige remissie: Deze typering is van toepassing wanneer er sprake is van een enkele episode met criterium A van schizofrenie en waarna geen enkel restsymptoom aanwezig is.

Ander niet nader te omschrijven patroon: Deze typering wordt gebruikt wanneer er sprake is van een ander verloop van de ziekte.

Binnen DSM-IV is er geen vijfde cijfer om het verloop van de ziekte nader aan te duiden. In plaats daarvan worden bovenstaande typeringen toegevoegd aan de classificatie van het sybtype(t.w. paranoide type, gedesorganiseerde type catatoon type etc.).

 

Verband houdende kenmerken en stoornissen:
Verband houdende kenmerken en geestelijke stoornissen. Het individu met schizofrenie kan een onechte glimlach, lachen of domme gelaatsuitdrukking hebben zonder dat daarvoor een aanwijsbare reden is (gemaniëreerdheid). Dit is een van de bepalende kenmerken van het gedesorganiseerde type. Lusteloosheid komt veel voor en wordt gekenmerkt door een verlies van interesse of plezier. Ontstemmingen kunnen de vorm van een depressie aannemen, angst of woede. Er kunnen slaapproblemen optreden (bijvoorbeeld slapen overdag en activiteit en rusteloosheid gedurende de nacht. Het individu kan zijn eetlust verliezen en zelfs voedsel weigeren vanuit waanachtige overtuigingen. Vaak is er een abnormaal bewegingspatroon zoals ijsberen, wiegen of een apathische bewegingloosheid. Er zijn vaak duidelijke concentratieproblemen gepaard gaande met een verhoogde mate van afleidbaarheid en onvermogen de aandacht te richten welke weer voortkomen uit een overmatige betrokkenheid op innerlijke stimuli. Alhoewel de intelligentie functies intact blijven zijn er wel duidelijke aanwijzingen voor cognitieve disfuncties. Het individu kan verward lijken, gedesoriënteerd en er kan sprake zijn van geheugenproblemen tijdens de periode van exacerbatie van de actieve fase symptomen of in gepaard gaande met zeer ernstige negatieve symptomen. Een slecht ziekteinzicht komt veel voor is kenmerkend voor een slechte prognose waarin het individu nauwelijks bereid is de nodige medewerking aan de behandeling te verlenen. Depersonalisatie, derealisatie en zorgen over het lichamelijk welzijn komen voor en nemen soms waanachtige proporties aan. Een abnormaal bewegingspatroon (b.v. grimmasseren, een bepaalde houding aannemen, vreemd maniërisme, ritualistisch of stereotype gedrag komen soms voor. De levensverwachting van schizofrenen is over het algemeen korter dan wat normaal te doen gebruikelijk. Hiervoor zijn een aantal redenen: suïcidaliteit is een belangrijke factor omdat ongeveer 10 % van de individuen met schizofrenie zelfmoord pleegt. Risico factoren voor suïcide zijn: het man zijn, jonger dan 30 jaar zijn, depressief zijn, werkeloos zijn, geen dagbesteding hebben en een recent ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis. Men weet niet zeker of een schizofreen sneller komt tot gewelddadigheid dan de gemiddelde burger. Schizofrenen zijn vaak rook- en koffieverslaafd, verslaafdheid aan harddrugs is tegenwoordig groeiende. Een schizotypische en schizoïde persoonlijkheid of paranoïde persoonlijkheidsstoornis gaat vaak vooraf aan het begin van schizofrenie. Of deze persoonlijkheidsstoornissen voorafgaan aan schizofrenie of dat ze een gescheiden vroegere stoornis vertegenwoordigen is onduidelijk.

Verband houdende laboratorium bevindingen. Tot dusverre zijn er nog geen laboratorium bevindingen, die een duidelijk oorzakelijk verband houden met schizofrenie. Er zijn echter meerdere laboratoriumbevindingen die abnormaal bij schizofrenie wanneer we hen vergelijken met een normale controlegroep. Structurele afwijkingen in de hersenen zijn keer op keer op keer aangetoond bij schizofrenen als groep; de meest voorkomende afwijking is een vergroting van het ventriculaire systeem(kamers gevuld met vocht) en de voornaamste sulci(groeven) in de cortex(hersenschors). Met behulp van nieuwe beeldvormende technieken zoals MRI (Magnetic Resonance Imaging) werden bij de groep schizofrenen een afgenomen grootte van de temporale cortex en hipocampus vastgesteld, een vergroting van de basale ganglia en een afgenomen cerebrale omvang. Met behulp van functionele beeldvormende technieken is men er achter gekomen dat sommige individuen een abnormale cerebrale bloedcirculatie hebben of een abnormaal glucosegebruik in sommige hersengebieden (bijvoorbeeld de prefrontale cortex). Neuropsychologisch onderzoek laat een breed gebied van disfunctioneren zien (bijvoorbeeld een veranderd reactiepatroon, een andere aandachtsconcentratie, het formuleren van abstracte ideeën.). Neurofysiologisch onderzoek wijst op een tragere reactietijd, een afwijking in de oogvolg beweging, of stoornissen in zintuiglijke waarnemingen. Afwijkingen in de laboratoriumbevindingen kunnen zowel worden toegeschreven aan schizofrenie als aan de behandeling van schizofrenie. Sommige indivduen met schizofrenie drinken abnormale hoeveelheden water of vocht(watervergiftiging) en ontwikkelen hierdoor afwijkingen in de urine zoals een afwijkend soortelijk gewicht of een verstoring van de electrolytenhuishouding. Een verhoogde cretine phosphokinase (CPK) kan leiden tot het Neurolopetisch Malignant syndroom.

Verband houdende bevindingen van lichamelijk onderzeok en de algmene medische toestand.

Individuen met schizofrenie komen soms lichamelijk stijf en lomp over en hebben lichte "neurologische verschijnselen"zoals het verwarren van links en rechts, een slecht coördinatie of het spiegelen dan wel echoën van gedrag. Er komen lichte lichamelijke afwijkingen voor zoals een hoog en gebogen gehemelte, dicht bij elkaar staande of juist wijd uit elkaar staande ogen, of kleine misvormingen aan de oren lijken vaker voor te komen bij individuen met schizofrenie.

Misschien de meest voorkomende lichamelijke bevindingen zijn de bewegingsstoornissen. De meeste daarvan worden veroorzaakt door de anti-psychotische medicatie. Afwijkingen in de motoriek die een bijverschijnsel vormen van de neuroleptische behandeling, waaronder tardieve diskinesie en het neuroleptisch malignant syndroom, acute acathesie veroorzaakt door neuroleptica, spontane afwijkingen in de motoriek die lijken op die welke veroorzaakt worden door neuroleptica(bijvoorbeeld snuiven, het smakken met de tong, brommen) waren reeds beschreven in het pre-neuroleptische tijdperk en worden nog steeds waargenomen alhoewel zij moeilijk te onderscheiden zijn van neuroleptische effecten. Er kunnen nog meer fysieke bevindingen in verband worden gebracht. Nicotine afhankelijkheid is zo gewoon in schizofrenie dat deze individuen vaker pathologie ontwikkelen die hiermee in verband kan worden gebracht.( Bijvoorbeeld emfyseem en andere longaandoeningen en cardiale problematiek).

 

Cultuur, Leeftijd en geslachtskenmerken
Clinici die de symptomen van schizofrenie onderzoeken in een andere sociaal economische situatie dan de hunne moeten rekening houden met culturele verschillen. Ideeën die op waan ideeën lijken in de ene cultuur(bijvoorbeeld hekserij en tovenarij) kunnen in de andere cultuur geaccepteerd zijn als normaal. In sommige culturen zijn hallucinaties met religieuze inhouden een normaal onderdeel van de religieuze ervaring (Bijv. het zien van de maagd Maria of het horen van de stem van God). De beoordeling van verward praten kan lastig zijn omdat vertelstijlen in verschillende culturen eveneens verschillen waardoor de logische vorm van de verbale presentatie afwijkt. De beoordeling van het affect vereist sensitiviteit voor verschillen in emotionele expressie, oogcontact en lichaamstaal die variëren afhankelijk van de cultuur. Wanneer men iemand moet beoordelen die een andere taal spreekt moet men er rekening mee houden dat spraakarmoede veroorzaakt kan worden door taalkundige barrières i.p.v. schizofrenie. Omdat initiatief en doelgericht gedrag eveneens onderhevig kan zijn aan culturele verschillen moet men ook bij het beoordelen van initiatiefloosheid en apathie zorgvuldig te werk gaan. Er zijn aanwijzingen dat clinici schizofrenie t.o.v. bipolaire stoornissen te vaak diagnosticeren bij sommige etnische groepen. Culturele verschillen zijn opgemerkt in de in het in de presentatie, het verloop en de uitkomst van schizofrenie. Catatonie is bij individuen in de V.S. relatief minder vaak gediagnosticeerd dan in niet Westerse landen/ Individuene in ontwikkelingslanden lijken een meer acuut verloop te laten zien en een betere prognose dan individuen in geïndustrialiseerde landen.

Het begin van schizofrenie vindt plaats in de late tiener- midden dertig jaren. Vóór de adolescentie is een begin van schizofrenie zeldzaam. Ondanks dat de kenmerken van de toestand bij kinderen dezelfde zijn kan het moeilijk zijn de diagnose te stellen in deze leeftijdsgroep. Bij kinderen zijn wanen en hallucinaties minder uitgewerkt dan bij volwassenen. Visuele hallucinaties daarentegen komen meer voor. Verward taalgebruik komt bij een aantal stoornissen in de kindertijd voor (Bijv. communicatie stoornissen, pervasieve ontwikkelingsstoornissen) Zo ook chaotische gedragspatronen ( bijvoorbeeld: het Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD), Stereotype Bewegings Stoornis). Deze symptomen moeten niet worden toegekend aan schizofrenie zonder daarbij rekening te houden dat deze symptomen bij kinderen vaker kunnen voorkomen. Schizofrenie kan ook in een latere levensfase beginnen(bijv. na 45). Een later begin van schizofrenie lijkt qua symptomen op een vroeg begin, met uitzondering dat het bij vrouwen vaker voorkomt, een betere beroepshistorie, en dat men vaker getrouwd is. Paranoïde wanen en hallucinaties komen vaker voor dan verward gedrag en negatieve symptomen. Het verloop is meestal chronisch, alhoewel individuen responsiever zijn voor anti-psychotica in lagere doseringen. Bij degene die pas op een late leeftijd geconfronteerd worden met schizofrenie (boven de zestig) stelt men vaker gehoorsdefecten vast dan normaal gesproken op deze leeftijd voorkomt. De specifieke rol van een gehoorsstoornis in de pathogenese van schizofrenie is onbekend.

Er zijn geslachtsverschillen in het voorkomen en het verloop van schizofrenie. Vrouwen hebben een grotere kans op een laat beging van schizofrenie dan mannen, er komen meer stemmingsstoornissen voor en de prognose is beter. Alhoewel men al lang denkt dat mannen en vrouwen in gelijke mate kans hebben op schizofrenie wordt deze vaststelling vertroebeld door onduidelijkheid over de definitie van schizofrenie. Ziekenhuisstudies suggereren dat schizofrenie bij mannen vaker voorkomt, terwijl maatschappelijk georiënteerde studies suggereren dat schizofrenie even vaak voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Een bredere definitie van schizofrenie waarin ook de stemmingsstoornissen meegenomen stellen een hogere ratio bij vrouwen vast dan de enge definitie van de DSM-IV.

 

Hoeveel en waar kan schizofrenie voorkomen?
Er zijn verschillende studies waarmee men geprobeerd heeft te onderzoeken hoe vaak en waar schizofrenie voorkomt. Hierbij zijn verschillende definities van schizofrenie(brede definitie, enge definitie) gebruikt en zijn verschillende gebieden(landelijk, stedelijk ziekenhuis) onderzocht. Daardoor is men tot nu toe nog niet tot een eenduidige uitspraak gekomen. Schattingen varieren van 0.2% tot 2%. Wereldwijd gezien komt men tot dezelfde resultaten. Toch lijkt het er op dat schizofrenie in sommige plaatsen veel meer voorkomt. Alle informatie samengevat lijkt het verantwoord te spreken van een 0.5 tot 1% voorkomen van schizofrenie over een hele generatie gemeten. Omdat schizofrenie over het algemeen lijdt tot een chronisch lijden is het percentage nieuwe gevallen per jaar veel lager (1 per 10000 per jaar).

 

Het beloop
Het begin van schizofrenie samen met de eerste psychose wordt over het algemeen waargenomen in de leeftijd van 20 tot 25 jaar bij mannen en bij vrouwen enkele jaren later. Het begin kan plotseling zijn of sluipend. Bij meerderheid van de individuen is een zichzelf aankondigende fase die gekenmerkt wordt door de langzame en geleidelijke ontwikkeling van verschillende signalen en symptomen (terugtrekgedrag op sociaal en beroeps gebied, een verlies van interesse in school, een aftakeling van de persoonlijke hygiëne en algemene zelfzorg, ongebruikelijk gedrag, woede uitbarstingen). Gezinsleden vinden het gedrag moeilijk te verklaren en veronderstellen dat de persoon "door een bepaalde levensfase gaat". Uiteindelijk echter maken de symptomen van de actieve fase duidelijk dat het om het begin van schizofrenie gaat. De leeftijd van de persoon tijdens het begin van schizofrenie is van belang om te voorspellen hoe de ziekte zal verlopen en om te bepalen of er andere fysiologische redenen ten grondslag kunnen liggen aan de ziekte.

Individuen die vroeg ziek worden(vaak mannen) hebben een geringer aanpassingsvermogen opgebouwd, minder onderwijs genoten, er zijn meer aanwijzingen voor hersenafwijkingen, er zijn duidelijkere negatieve signalen en symptomen, meer aanwijzingen voor cognitieve beschadiging hetgeen blijkt uit neuro-psychologisch onderzoek en een slechtere afloop. Individuen waarbij schizofrenie later begint, vaak vrouwen lijken minder hersenafwijkingen te hebben en cognitieve beschadigingen en hebben een betere prognose.

De meeste studies van het verloop en de prognose van schizofrenie wijzen er op dat het verloop variabel is. Sommige individuen laten alleen episodisch ernstige uitbarstingen zien en herstellen. Anderen blijven chronisch ziek. Vanwege de verschillende definities en de wijze waarop schizofrenie wordt vastgesteld is het niet mogelijk te komen tot een accurate samenvatting van het beloop van schizofrenie op de lange termijn. Een compleet herstel( te weten een terugkeer naar het functioneren voor het begin van de ziekte) komt waarschijnlijk niet vaak voor bij deze stoornis. Van degenen die ziek blijven hebben sommigen een stabiel verloop terwijl anderen geleidelijk aftakelen en ernstig gehandicapt raken. In het begin van de ziekte komen negatieve symptomen vaker voor en lijken op de eerste plaats signalen te zijn die de ziekte aankondigen. Daar op volgend verschijnen positieve symptomen. Omdat positieve symptomen behandeld kunnen worden verminderen zij. Negatieve symptomen verdwijnen echter niet. Er wordt wel veronderstelt dat de negatieve symptomen toenemen in het verloop van de ziekte. Talrijke studies wijzen op een groep factoren die in verband worden gebracht met een betere prognose. Deze factoren zijn een goed aanpassingsvermogen voor de ziekte begint, een acuut begin van de ziekte, wanneer de ziekte op latere leeftijd begint, het vrouw zijn, plotselinge gebeurtenissen, stemmingsstoornissen die verband houden met de ziekte, een korte duur van de symptomen van de actieve fase, een adequaat functioneren tussen de psychotische episodes, geringe restsymptomen, afwezigheid van structurele hersenafwijkingen, een normaal neurologisch functioneren, een familie historie van stemmingsstoornissen en geen familie geschiedenis met schizofrenie.

 

Familie patroon
De eerstegraads biologische verwanten van individuen met schizofrenie hebben een risico op schizofrenie dat tien keer hoger is dan de normale bevolking. De graad van overeenkomst voor wat betreft schizofrenie ligt bij eeneiige tweelingen hoger dan bij twee-eiige tweelingen. Adoptiestudies lieten zien dat schizofrenie aanmerkelijk vaker voorkwam bij biologische verwanten vergleken met de niet-biologische verwanten van de adoptief kinderen die in het geheel geen verhoogd risico voor schizofrenie lieten zien. Alhoewel er aanwijzingen zijn voor het bestaan van genetische factoren bij schizofrenie is er ook een belangrijke

niet-overeenstemming bij eeneiige tweelingen vastgesteld die wijst op het belang van de omgevingsfactoren.

 

Differentiërende diagnose
Er bestaat een grote variëteit in medische toestandsbeelden met psychotische symptomen.

Een psychotische stoornis is toe te schrijven aan een algemene medische toestand zoals delirium of dementie wanneer er aanwijzingen in de voorgeschiedenis en het lichamelijk onderzoek of laboratorium onderzoek zijn dar de wanen en hallucinaties een direct fysiologisch gevolg zijn van de algemene medische toestand ( Bijvoorbeeld het, een hersentumor).

Een door en bepaalde ingenomen/ingeademde stof veroorzaakte psychotische stoornis, door een ingenomen stof veroorzaakt delirium, een door een substantie veroorzaakte dementie worden onderscheiden van schizofrenie door het feit dat de stof (bijvoorbeeld medicijn of misbruik van drugs of door blootstelling aan een giftige stof , het aanwijsbare verband is naa de wanen en hallucinaties. Veel verschillende types door gebruik van middelen onstane stoornissen veroorzaken symptomen die lijken op die in schizofrenie (bijvoorbeeld langdurig gebruik van amfetaminen of cocaïne kan wanen en hallucinaties veroorzaken; penicillinegebruik kan een mengeling van positieve en negatieve symptomen veroorzaken). Gebaseerd op een mengeling van kenmerken die karakteristiek zijn voor het verloop van schizofrenie en door middelen veroorzaakte stoornissen moeten de clinici bepalen of de psychotische symptomen zijn veroorzaakt en in stand gehouden worden door het gebruik van middelen. Ideaal gesproken moet de clinicus proberen het individu voor een bepaalde periode (b.v. 4 weken) observeren tijdens de afwezigheid van de betreffende middelen. Omdat een dergelijke periode vaak moeilijk te realiseren is kan de clinicus behoefte hebben naar andere aanwijzingen te zoeken: bijvoorbeeld of de psychotische symptomen toenemen na het gebruik van middelen en weer verminderen wanneer men stopt met het gebruik van middelen. De relatieve ernst van de psychotische symptomen in relatie tot de mate en duur van het gebruik van middelen en de kennis van de karakteristieke symptomen die juist door een bepaald middel veroorzaakt moet zeker nader onderzocht worden. Bekend is bijvoorbeeld dat amfetaminen vooral lijden tot wanen en stereotypieën, maar niet tot gevoelsvervlakking of overheersende negatieve symptomen.

Het onderscheiden van schizofrenie van stemmingsstoornissen met psychotische kenmerken is moeilijk door het gegeven dat een stemmingsstoornis tijdens de prodromale, actieve fase en als rest-symptoom van schizofrenie vaak voorkomt. Wanneer psychotische symptomen alleen verschijnen tijdens de perioden van de stemmingsstoornissen, is de diagnose stemmingsstoornis met psychotische kenmerken. Bij de schizoaffectieve stoornis moet er een stemmings episode zijn die samenvalt met actieve fase symptomen van schizofrenie, stemmings symptomen moeten een wezenlijk deel van de totale tijd stoornis aanwezig zijn en wanen en hallucinaties moeten minstens 2 weken aanwezig zijn in de afwezigheid van stemmingssymptomen. In tegenstelling hiermee moeten stemmingssymptomen bij schizofrenie een duur hebben die kort is in relatie met de totale duur van de stoornis en alleen aanwezig is tijdens de prodromale of restfases of niet helmaal voldoen aan de criteria van een stemmings episode. Wanneer er bovenop schizofrenie ook stemmingssymptomen optreden van klinische betekenis en die volledig voldoen aan de criteria waaraan een stemmings-episode moet voldoen spreken we van Een depressieve stoornis niet elders gespecificeerd of van een bipolaire stoornis niet elders gespecificeerd. Schizofrenie van het catatone type kan moeilijk te onderscheiden zijn van een stemmingsstoornis met catatone kenmerken.

Schizofrenie verschilt van een schizoforme stoornis vanwege de duur. Bij schizofrenie moeten de symptomen waaronder prodromale of rest-symptomen tenminste 6 maanden aanwezig zijn. Terwijl de totale duur van de symptomen van de schizoforme stoornis tenminste 1 maand moet duren maar minder dan 6 maanden. Een schizoforme stoornis hoeft ook niet te leiden tot een functieverval.

Een korte psychotische stoornis wordt gekenmerkt doordat de wanen, hallucinaties, verward praten en chaotisch handelen tenminste 1 dag moet hebben geduurd maar korter dan 1 maand.

Het verschil in diagnose tussen schizofrenie en waanstoornis zit in de aard van de wanen die bij een waanstoornis niet bizar zijn en er bovendien geen hallucinaties, verward praten en negatieve symptomen voorkomen. Een waanstoornis is moeilijk te onderscheiden van paranoïde schizofrenie omdat er bij dit subtype schizofrenie eveneens geen sprake is van verward praten, van gedesorganiseerd gedrag en gevoelsvervlakking. Tevens is er bij dit type schizofrenie vaak geen sprake van verval in het sociaal functioneren. Wanneer er bij de waanstoornis sprake is van verval in sociaal functioneren komt dit hoofdzakelijk door de wanen zelf.

Een diagnose van een psychotische stoornis niet anders omschreven(afgekort, NAO) wordt gesteld wanneer er niet genoeg informatie is om te kiezen tussen schizofrenie en andere psychotische stoornissen( bijv. schizo-affectieve stoornis) dan wel een psychotische stoornis veroorzaakt door het gebruik van middelen of een medische oorzaak hebben. Vooral wanneer de stoornis begint is er vaak een dergelijke onzekerheid.

Alhoewel schizofrenie en voortdurende ontwikkelingstoornissen(bijvoorbeeld autistische stoornissen) gemeenschappelijke kenmerken hebben zoals stoornissen in de taal, het gevoelsleven en interpersoonlijke relaties verschillen ze toch op een aantal punten. Voortdurende (pervasieve) ontwikkelingsstoornissen worden over het algemeen al in de vroege kindertijd waargenomen (al voor de 3 jarige leeftijd) terwijl een dergelijk vroeg begin bij schizofrenie zeer zeldzaam is. Bij voortdurende ontwikkelingsstoornissen komen wanen en hallucinaties uiterst zelden voor, terwijl de gevoelsvervlakking en de afwijkingen in de spraak meer geprononceerd zijn. De spraak is vaak minimaal en evenals sommige handelingen stereotype. Soms kunne individuen met een voortdurende ontwikkelingsstoornis ook schizofrenie ontwikkelen. De diagnose schizofrenie wordt bij individuen met een autistische stoornis alleen gesteld wanneer overheersende hallucinaties of wanen meer dan een maand aanwezig zijn. Schizofrenie die in de kindertijd begint moet worden onderscheiden van verward praten wat eveneens in de kindertijd kan optreden als gevolg van een sociale stoornis. Verward gedrag moet worden onderscheiden worden van de kinderen die snel afleidbaar en hyperactief zijn (ADHD: Attention Deficit hyperactivity Disorder)

Schizofrenie deelt met de schyzotypische, schizoïde of paranoïde persoonlijkheidsstoornis( die overigens een voorloper van schizofrenie kan zijn) de paranoïde beeldvorming, het magisch denken en het sociaal vermijdingsgedrag en de vage breedsprakigheid. De diagnose schizofrenie wordt gesteld wanneer de symptomen ernstig genoeg zijn om te voldoend aan criterium A van schizofrenie. De eerder bestaande persoonlijkheidsstoornis wordt dan genoteerd op as II als (premorbide) schizotypische persoonlijkheidsstoornis.

 

Subtypen Schizofrenie
De subtypen schizofrenie worden gedomineerd door symptomen die aan het moment van de evaluatie voorafgaan. De paranoïde schizofrenie en de gedesorganiseerde schizofrenie zijn de minst ernstige vormen van schizofrenie. Het komt vaak voor dat er een gelijktijdig optreden is van symptomen van meerdere subtypen. Op grond van de volgende overwegingen komt men tot een beslissing tot welk subtype schizofrenie patiënten gerekend moeten worden. Men besluit tot een catatoon type van schizofrenie wanneer de catatone symptomen een duidelijk grotere plaats innemen dan de andere symptomen . Hetzelfde kan gezegd worden van het gedesorganiseerde type schizofrenie en het paranoïde type schizofrenie.

 

Het paranoïde type
Het essentiële kenmerk van het paranoïde type schizofrenie is de aanwezigheid van overheersende wanen of gehoorshallucinaties tegen de achtergrond van een relatief behoud van het cognitief functioneren en van het affect. Kenmerken van de gedesorganiseerde en catatone typen (bijvoorbeeld verward praten, een of niet adequaat vlak affect, catatoon of gedesorganiseerd gedrag) treden niet op de voorgrond. De inhoud van de wanen is gekleurd door grootheid of achtervolging of beide, maar wanen met andere inhouden zoals jaloersheid, godsdienst of van hypochondere aard kunnen eveneens voorkomen. Er kunnen meerdere wanen gelijktijdig voorkomen maar het komt meer voor dat ze georganiseerd zijn rond een samenhangend thema. Hallucinaties zijn eveneens gerelateerd aan de inhoud van de waan. Kenmerken die in verband gebracht worden zijn angst, woede en teruggetrokkenheid en een sterke neiging tot verbaal verweer. Het individu kan zichzelf op een superieure en neerbuigende manier presenteren en neigt er ook toe hoogdravend dan wel uiterst formeel over te komen en kan een grote intensiteit aan de dag leggen in de interpersoonlijke contacten. Het thema achtervolging kan het individu aanzetten tot suïcide. De combinatie van de thema's grootheid en achtervolging kan het individu aanzetten tot woede en geweld. Het begin van dit type schizofrenie is in een altere levensfase dan in de andere typen schizofrenie. Het onderscheidende kenmerk is tevens stabieler door de tijd heen. Deze individuen laten meestal geen stoornissen zien bij neuro-psychologisch en ander cognitief onderzoek. Voor wat beroepsmatig functioneren en zelfstandig wonen betreft zijn is de prognose bij het paranoïde type aanmerkelijk beter dan bij de andere typen schizofrenie.