Dr.Hulusi Behçet
(1889 – 1948)
|
|
Inleiding
De ziekte van Behçet is een chronische systemische auto-immune vasculitis
die zich voornamelijk kenmerkt door de aanwezigheid van orale aften. Naast
deze orale aften kunnen andere systemische afwijkingen optreden.
Hulusi Behçet (1889 – 1948), een Turkse
dermatoloog, heeft in 1936 drie patiënten met ulceraties in de mond en op de
genitaliën en een hypopyon uveïtis beschreven. Deze klinische verschijnselen
heeft hij de ziekte van Behçet genoemd. Er is een opvallende geografische
distributie van de ziekte. De prevalentie in Nederland ligt rond de
1:100.000 . Langs de oude Zijderoute, die van Oost-Azië tot aan het
Middellandse Zeegebied loopt, is de prevalentie het hoogst. In Turkije ligt
de prevalentie op 80-300:100.000 en in Japan ligt de prevalentie op
10-15:100.000 . De ziekte komt meer bij mannen voor dan bij vrouwen, en de
piek incidentie ligt tussen de 20 en 30 jaar.
Etiologie
De precieze oorzaak van deze auto-immuunziekte is vooralsnog onbekend. Een
abnormale reactie van het immuunsysteem op een mogelijke infectieuze
component lijkt de ziekte te kunnen veroorzaken.
Verschillende mechanismen
die bijdragen aan de ontwikkeling van de ziekte van Behçet zijn
geïdentificeerd, zoals:
Kruisreacties op bacteriële antigenen
bepaalde bacteriële antigenen lijken een rol te spelen bij het
ontwikkelen van de ziekte van Behçet. Hieronder worden ook de ‘heat shock
proteïns’ geschaard, die de mens aanmaakt als reactie op stress. Een
verhoogde spiegel van antilichamen tegen de epitopen van mycobacteriële
heat shock proteïns, die lijken op humane heat shock proteïns, worden bij
patiënten met de ziekte van Behçet gezien. Verder lijkt er bewijs te zijn
dat een kruisreactie met streptococcen een exacerbatie kan uitlokken.
Cellulaire afweer
patiënten met de ziekte van Behçet hebben abnormale subpopulaties van T
cellen en hebben een verhoogde CD8:CD4 ratio.
Neutrofiele granulocyten
patiënten met de ziekte van Behçet vertonen een verhoogde activiteit van
neutrofiele granulocyten en een verhoogde adhesie van deze neutrofiele
granulocyten aan het endotheel.
Immuuncomplexen en auto-antilichamen
cutane, oculaire en neurologische verschijnselen van deze ziekte worden
geassocieerd met de aanwezigheid van immuuncomplexen in het plasma. Verder
worden er auto-antilichamen gevonden tegen orale mucosa bij patiënten met
de ziekte van Behçet. Auto-antilichamen tegen andere typen weefsel kunnen
ook gevonden worden.
Cytokines
er zijn worden verhoogde spiegels IL-4, IL-10 en IL-13 gevonden bij
patiënten met de ziekte van Behçet.
Genetisch
de ziekte is multifactorieel, maar de aanwezigheid van een eerstegraads
familielid met de ziekte verhoogt de kans op het ontwikkelen van de ziekte
van Behçet. In sporadische gevallen is het voorgekomen dat er meerdere
gevallen in één familie voorkomen.
Verder wordt de ziekte van Behçet zwak geassocieerd met HLA-B51 en HLA-B52
en MHC klasse 1 gen A (MICA).
Pathologie
Histologisch onderzoek toont een vasculitis-beeld. In de mucocutane
laesies is infiltratie van lymfocyten te zien met necrose en ulceraties.
Klinische presentatie
De symptomen zijn variabel en kunnen wisselen in ernst. Mucocutane laesies
zijn het voornaamste kenmerk van deze ziekte. Uveïtis, meningoencephalitis
en vasculitis zijn de meest gevaarlijke kenmerken van deze ziekte.
Mucocutane laesies
Afteuze ulceraties zijn meestal het eerste kenmerk van de ziekte. Deze
laesies zijn niet te onderscheiden van de normale orale aften en genezen
ook zonder littekens te geven. Genitale ulceraties komen bij mannen
voornamelijk op het scrotum voor en bij vrouwen voornamelijk op de labia,
vagina en cervix. Deze genezen met littekenvorming. Huidulceraties kunnen
worden onderverdeeld in twee typen: op de onderste extremiteit komen
voornamelijk erythema nodosum-achtige laesies voor die genezen met
hyperpigmentatie. In een histologisch preparaat worden meer elementen
gezien die worden geassocieerd met vasculitis dan bij erythema nodosum. De
ziekte van Behçet kan zich ook presenteren met een oppervlakkige
tromboflebitis, die nogal eens verward wordt met erythema nodosum. Het
tweede type huidlaesie is een acné-achtige laesie.
Pathergische reactie
Een pathergische reactie is een abnormale reactie van de huid op een klein
trauma, zoals een prik met een naald. Binnen 24 – 48 uur wordt aan papula
of een pustula gevormd.
Oculaire symptomen
Chronische, terugkerende bilaterale uveïtis van zowel de voorste als
achterste oogkamer kan voorkomen. Uveïtis van de voorste oogkamer met een
hypopyon wordt gezien bij 20% van de Mediterrane patiënten en heeft een
slechte prognose. De oculaire symptomen kunnen leiden tot blindheid.
Musculoskeletale symptomen
Een niet-deformerende, non-erosieve oligoarthritis die meestal een aantal
weken aanhoudt wordt gezien bij 50% van de patiënten. Vaak is er
betrokkenheid van de knieën. Ook kan bij Behçet een myositis worden
gezien.
Neurologische symptomen
Ongeveer 5% heeft neurologische symptomen. Vaak zijn dit piramidale,
cerebellaire en sensorische stoornissen. Ook komen sfincterstoornissen en
gedragsveranderingen voor. De hersenstam wordt het meest vaak aangetast
voor Behçet.
Veneuze en arteriële laesies
Een vasculitis kan de alle vaten aantasten. Een thromboflebitis in de
benen en aneurysmata van de aa. pulmonales komen het meest voor bij Behçet.
Het laatste geeft een zeer slechte prognose aan.
Gastrointestinale betrokkenheid
Ulceraties in de mucosa, voornamelijk in het ileum en colon, kunnen
koliekpijn en diarree geven. Verder perforeren de ulcera snel.
Overig
Er zijn gevallen bekend van glomerulonefritis en amyloïdosis. Verder komt
epididymitis voor.
Klinische manifestaties van M. Behçet
-
Orale ulcera 97 - 99%
-
Genitale ulcera 85%
-
Huidlesies:
-
papulopustulair 85%
-
erythema nodosum 50%
-
pathergie 60%
-
Uveïtis 50%
-
Artritis 50%
-
Subcutane tromboflebitis 25%
-
Diep-veneuze trombose 5%
-
Arteriële occlusie / aneurysma 4%
-
Neurologisch 15%
-
Epididymitis 15%
-
Gastrointestinaal 1 - 30%
Diagnose
In 1990 zijn de volgende criteria ingesteld voor het stellen van de
diagnose: Patiënten moeten orale ulceratie hebben die ten minste drie keer
is teruggekeerd in 12 maanden. Verder ten minste twee van de volgende
criteria:
-
Terugkerende genitale ulceraties.
-
Oculaire betrokkenheid: uveïtis in de voorste of achterste oogkamer.
-
Huidlaesies: erythema nodosum, pseudofollicilitis, papulopustulaire
laesies of acneïforme laesie (bij postadolescente patiënten die geen
corticisteroïden gebruiken)
-
Pathergische reactie, bevestigd door een arts.
Er bestaat geen pathognomonische diagnostische testen voor Behçet. De
laboratoriumafwijkingen zijn aspecifiek.
Differentiaaldiagnose Het stellen van de diagnose kan heel moeilijk zijn,
omdat de symptomen aspecifiek zijn en bij veel andere aandoeningen kunnen
passen. Hier worden de aandoeningen gegeven die bij de meest voorkomende
symptomen kunnen passen: Orale ulcera: herpes simplex, benigne aphteuze
ulcera, IBD (inflammatory bowel disease), systemische lupus erythematosus.
Vasculitis van de kleine vaten: systemische lupus erythematosus, IBD,
andere vasculitiden, multipele sclerose, tuberculose, maligniteiten.
Behandeling
Een behandeling voor de oorzaak van de ziekte van Behcet bestaat nog niet.
Op dit moment berust behandeling dus op de symptomen.
-
Azathioprine (Imuran®): wordt geassocieerd met minder oogproblemen. Ook
nemen de orale en genitale ulcera en artritiden af.
-
Chloorambucil (Leukeran®)7: dit cytostaticum wordt gebruikt om de oculaire,
neurologische en vasculaire manifestaties van Behcet te verminderen.
Echter, de bijwerkingen (onder andere infertiliteit) wegen vaak niet op
tegen het gunstige effect.
-
Colchicine: wordt gebruikt om de mucocutane laesies te verminderen.
Studies tonen een wisselend effect aan.
-
Cyclofosfamide (Endoxan®)7: kan gebruikt worden om de neurologische en
vasculaire klachten te verminderen. Er is onvoldoende bewijs dat
cyclofosfamide helpt tegen de oogontstekingen.
-
Ciclosporine (Neoral®)7: is een krachtig immuunsuppressivum en heeft een
smalle therapeutische index. Vaak wordt het gegeven in combinatie met
steroïden.
-
Interferon alfa (diverse merknamen): een van oorsprong antiviraal middel,
boekt goede resultaten bij de behandeling van de ziekte van Behçet. Een
bijzondere rol is weggelegd voor interferon alfa 2a, dat nogal eens wordt
gebruikt bij oogaandoeningen.
-
TNF-alfa-remmers zoals Infliximab (Remicade®): incidenteel goede
resultaten, vooral bij de oogaandoeningen, maar meer onderzoek over de
werkzaamheid is noodzakelijk.
-
Bij de behandeling wordt vaak begonnen met corticosteroïden. Bij
onvoldoende effect wordt dit uitgebreid met ciclosporine, cyclofosfamide
en colchicine. Er is een beperkte rol weggelegd voor middelen als
interferon alfa en anti TNF alfa.
Beloop en prognose
De ziekte van Behçet komt vooral voor bij mannen tussen de twintig en
veertig jaar. Het verloor van de ziekte gaat gepaard met exacerbaties en
remissies. De mucocutane, articulaire en oculaire symptomen zijn in de
eerste jaren het meest hevig. Na ongeveer twintig jaar wordt de ziekte
minder hevig. De grootste morbiditeit en mortaliteit worden veroorzaakt
door de neurologische, oculaire en vasculaire symptomen van de ziekte.
Hierdoor kunnen bloedingen in de tractus digestivus, een vena cava
superior en inferior syndroom en cerebrovasculaire afwijkingen ontstaan.
De oculaire en neurologische symptomen kunnen door middel van medicatie
onderdrukt worden, maar zijn nooit geheel reversibel. Agressieve therapie
is hiervoor ook aangewezen. De prognose van de ziekte van Behçet is
verbeterd in de afgelopen jaren. Dit komt vooral door nieuwe en betere
medicamenteuze therapie. Vooral aneurysmata van de aa. pulmonales gaan
gepaard met een zeer slechte prognose. |
|