Robert J. Gorlin (1923-2006)
Robert W Goltz (1923-2014)
|
|
Het Gorlin-Goltz-syndroom is een zeldzame erfelijke aandoening die het risico
verhoogt op het ontwikkelen van tumoren. Het is te herkennen aan
huidafwijkingen of afwijkingen in enkele organen. Huidkanker (in de vorm van
kleine huidvlekken die lijken op moedervlekken) en cysten in de kaken zijn
de meest voorkomende (huid)afwijkingen bij het Gorlin-syndroom. Het
erfelijke syndroom komt vaak voor vanaf jonge leeftijd, voornamelijk tussen
het tiende en vijftiende levensjaar. Het is niet te genezen, maar wel goed
te behandelen. Een andere naam voor het syndroom is basaalcel naevus
syndroom.
Hoe krijgt u het Gorlin-syndroom?
Het Gorlin-syndroom is een zogenaamde autosomaal dominant erfelijke
aandoening. Dat wil zeggen dat u het afwijkende gen van één van de ouders
erft. Het afwijkende gen wordt ook wel het ‘patched homolog’- gen (PTCH)
genoemd. Mogelijk wordt het Gorlin-syndroom ook veroorzaakt door
veranderingen in een ander gen.
Hoe ziet het Gorlin-syndroom eruit?
Mensen met het Gorlin-syndroom krijgen veel basaalcelcarcinomen. Een
basaalcelcarcinoom (of basocellulair carcinoom of basalioom) is een vorm van
huidkanker die over het algemeen goed te behandelen is. Basaalcelcarcinomen
bij het Gorlin-syndroom verschillen qua leeftijd en qua uiterlijk waarop ze
ontstaan van ‘normale’ basaalcelcarcinomen.
Leeftijd en basaalcelcarcinoom bij het Gorlin-syndroom
Normaal komen basaalcelcarcinomen vrijwel alleen voor bij mensen ouder dan
40 jaar, maar bij het Gorlin-syndroom ontstaan ze al op jonge leeftijd,
meestal al vanaf het tiende tot vijftiende levensjaar.
Uiterlijk van basaalcelcarcinoom bij het Gorlin-syndroom
Normaal zijn basaalcelcarcinomen langzaam groeiende bobbeltjes of
knobbeltjes. Ze zijn meestal rood, bruin of huidkleurig. Na enige tijd
ontstaat in het midden van deze knobbeltjes een niet-genezend wondje met een
korstje erop. Bij het Gorlin-syndroom zien de basaalcelcarcinomen er in
eerste instantie anders uit. Ze lijken dan meer op kleine moedervlekken (naevi).
Deze vlekken kunnen in principe overal op het lichaam voorkomen, maar zijn
meestal te vinden in de nek, de hals, in het gezicht of op de schouders, en
in mindere mate op de romp. In een later stadium gaan de huidvlekken meer op
‘gewone’ basaalcelcarcinomen lijken. Na de puberteit nemen de
basaalcelcarcinomen in aantal toe.
Andere (huid)afwijkingen bij het Gorlin-syndroom
Andere huidafwijkingen die voorkomen bij het Gorlin-syndroom zijn putjes in
handpalmen of voetzolen, verschillende goedaardige huidgezwellen en cysten.
Die cysten kunnen variëren in grootte.
Daarnaast hebben mensen met het Gorlin-syndroom ook op andere plaatsen in
het lichaam afwijkingen, waarvan cysten in de kaak het meest voorkomen.
Andere afwijkingen zijn:
- Verbrede ribben;
- Een karakteristiek gezicht. Dit is te herkennen aan een relatief
grote schedel, een vooruitstekend voorhoofd, wijd uit elkaar staande
ogen en een grote onderkaak;
- Verkalkingen in de hersenen;
- Cysten in het skelet en andere organen;
- Afwijkingen aan de ogen, de hersenen en de geslachtsorganen. Deze komen
minder vaak voor.
Niet bij alle mensen met het Gorlin-syndroom zijn alle afwijkingen aanwezig.
Dit kan per persoon verschillen. Gemiddeld komt het Gorlin-syndroom bij 60%
tot 70% van de mensen met het afwijkende gen volledig tot uiting. Ongeveer
10% van de patiënten met het Gorlin-syndroom ontwikkelen geen
basaalcelcarcinomen.
Hoe herken je het Gorlin-syndroom? Omdat de huidafwijkingen in het begin niet zo duidelijk of niet volledig
aanwezig hoeven te zijn, is het voor een arts vaak moeilijk om de diagnose
te stellen. Bij een vermoeden zal de huisarts u of uw kind doorverwijzen
naar een huidarts of kinderarts. Bij twijfelgevallen zal er genetisch
onderzoek worden gedaan. In Nederland wordt dit onderzoek verricht in het laboratorium voor DNA- en
eiwitdiagnostiek van de afdeling Klinische Genetica van het VU Medisch
Centrum in Amsterdam.
Welke behandelingen van het Gorlin-syndroom zijn er? De basaalcelcarcinomen bij het Gorlin-syndroom kunnen op vrijwel dezelfde
manier worden behandeld als ‘gewone’ basaalcelcarcinomen, op de
radiotherapie na. Dit omdat bij mensen met het Gorlin-syndroom nieuwe
basaalcelcarcinomen kunnen ontstaan in het bestraalde gebied.
Leidraad bij de behandeling zijn twee uitgangspunten:
- Het gezwel wordt volledig (radicaal) verwijderd, waardoor de kans op
hernieuwde groei na verwijdering (een zogenoemd recidief) zo klein
mogelijk is;
- Het mooiste cosmetische eindresultaat wordt nagestreefd.
Er bestaan verschillende behandelingsmogelijkheden:
- Chirurgie
In de meeste gevallen zal een basaalcelcarcinoom onder plaatselijke
verdoving chirurgisch worden verwijderd (excisie). Hierbij wordt een randje
gezonde huid meegenomen vanwege mogelijke groei buiten de zichtbare
begrenzing. Gewoonlijk wordt bij een basaalcelcarcinoom een marge van enkele
millimeters gezonde huid aangehouden. Bij grotere tumoren en / of tumoren
met een ongunstig groeipatroon wordt een ruimere marge geadviseerd. Als het
niet mogelijk is de wondranden direct te sluiten, zal gebruik worden gemaakt
van een techniek waarbij de omgevende huid wordt losgemaakt en opgeschoven
in de wond.
- Foto dynamische therapie
Dit is een goede behandeling voor oppervlakkige vormen van
basaalcelcarcinoom en het levert cosmetisch gezien de beste resultaten op.
Voor andere vormen is het minder effectief. Het betreft een therapie waarbij
de tumor wordt voorbehandeld met een zalf die de kwaadaardige cellen extreem
gevoelig maakt voor zichtbaar licht. Na inwerking van de zalf gedurende
enkele uren wordt het basaalcelcarcinoom belicht met een speciale lichtbron.
De behandeling kan pijnlijk zijn.
- Cryochirurgie
Dit is een eenmalige poliklinische behandeling, waarbij het
basaalcelcarcinoom met speciale apparatuur van buitenaf kortdurend wordt
bevroren met vloeibare stikstof. Soms wordt eerst de tumor weggeschraapt met
een scherp instrument en daarna bevroren. De bevriezing vindt zo nodig
plaats onder plaatselijke verdoving. Ten opzichte van chirurgische
verwijdering is cryochirurgie een minder effectieve behandeling.
- Curettage en coagulatie
Het basaalcelcarcinoom wordt onder plaatselijke verdoving weggeschraapt met
een scherp instrument en vervolgens elektrisch weggebrand. Ook deze methode
is minder effectief ten opzichte van chirurgische verwijdering.
- Mohs’ micrografische chirurgie
Dit is een techniek die slechts in een aantal centra in Nederland wordt
uitgevoerd in geval van een ongunstig type basaalcelcarcinoom, een
ongunstige lokalisatie (vooral in het gezicht) of een recidief. Bij deze
techniek haalt de opererende specialist laagsgewijs het gezwel weg. Van elk
laagje wordt tijdens de operatie direct onder de microscoop bekeken of in
het verwijderde stukje huid nog tumor aanwezig is. Dit wordt herhaald totdat
het operatiegebied geen kankercellen meer bevat. Deze behandeling kan enkele
uren in beslag nemen.
- Imiquimod crème
Imiquimod stimuleert plaatselijk in de huid het afweersysteem, waardoor
basaalcelcarcinomen worden opgeruimd. Deze crème moet vijf keer per week
gedurende zes weken op het basaalcelcarcinoom worden aangebracht. Een nadeel
is de huidirritatie die tijdens de behandeling kan optreden. Deze
behandeling wordt alleen toegepast bij oppervlakkige basaalcelcarcinomen.
- Fluorouracil crème
Deze behandeling wordt eveneens alleen toegepast bij oppervlakkige
basaalcelcarcinomen. Er is onvoldoende klinisch onderzoek verricht om van
een bewezen werkzaamheid te kunnen spreken, maar de ervaring van
dermatologen is toch dat deze behandeling heel effectief en waardevol is in
de dagelijkse praktijk. De crème wordt gedurende enkele weken toegepast en
veroorzaakt huidirritatie en een oppervlakkige wond.
- Behandeling met vismodegib
Vismodegib is een zogenaamde Hedgehog-remmer, die de groei van
basaalcelcarcinomen remt. Het is een nieuw middel. Er zijn aanwijzingen dat
vismodegib bij het Gorlin-syndroom ook werkt, maar het is er nog niet voor
geregistreerd. De bijwerkingen zijn fors en het veroorzaakt aangeboren
afwijkingen bij zwangerschap tijdens en tot 2 jaar na de behandeling.
Is het Gorlin-syndroom te genezen of blijft u er altijd last van houden? Het Gorlin-syndroom is niet te genezen. Wel zijn de basaalcelcarcinomen
meestal goed te behandelen. Ook de kans op uitzaaiingen is klein, waardoor
er vrijwel geen mensen aan deze vorm van huidkanker overlijden. Doordat
gezwellen langzaam groter worden en na verwijdering nog kunnen terugkeren,
wordt de behandeling wel steeds moeilijker en ingrijpender. Het is daarom
belangrijk dat u uw huid ook na de behandeling goed in de gaten houdt.
Kinderen die dit syndroom hebben worden tot 7 jaar gecontroleerd door een
neuroloog in verband met zeldzame hersenafwijkingen. Vanaf 8 jaar kunnen
jaarlijks röntgen-foto’s worden gemaakt om kaakcysten op te sporen. Als er
andere afwijkingen zijn die bij dit syndroom horen zal uw arts u of uw kind
naar desbetreffende specialist verwijzen.
Wat kunt u zelf nog doen? Na de verwijdering van het basaalcelcarcinoom is het belangrijk dat u alert
bent op verschijnselen die erop kunnen wijzen dat het carcinoom niet
helemaal is verwijderd en weer begint uit te groeien. Houd ook in de gaten
of er nieuwe basaalcelcarcinomen elders op het lichaam ontstaan. Neem in die
gevallen altijd contact op met de huidarts. Het is ook belangrijk dat u zich
goed beschermt tegen de zon. De zon of zonnebank zal het risico op het
verkrijgen van basaalcelcarcinomen verhogen. Zie ook de folder “Zonlicht en
de huid, verstandig omgaan met de zon”. De kans is groot dat kinderen van
mensen met het Gorlin-syndroom dit syndroom ook hebben. Daarom is het
belangrijk om uw kind door een kinderarts en een huidarts te laten
controleren.
Bron: NVVD |
|