Inleiding
Het syndroom van Guillain-Barré (GBS) is een
aandoening van de zenuwen buiten het centrale zenuwstelsel: de motorische
zenuwen die vanuit het ruggenmerg naar de spieren lopen en de gevoelszenuwen
die van de huid, gewrichten en spieren naar het ruggenmerg gaan. De gevolgen
hiervan zijn spierzwakte of verlamming en vaak ook gevoelsstoornissen zoals
gevoelloosheid of tintelingen (een slapend gevoel). De ernst van de ziekte
varieert van lichte verschijnselen tot een tijdelijke volledige verlamming
waarbij ook ademhalingsspieren aangedaan kunnen raken. Soms komen ook
hartritmestoornissen voor. De meeste patiënten herstellen weer.
GBS kan op alle leeftijden voorkomen, bij zowel vrouwen als mannen. De
ziekte komt in Nederland jaarlijks bij honderdvijftig tot driehonderd mensen
voor.
Oorzaak
GBS treedt op door een onbedoelde reactie van het eigen immuunsysteem
(afweermechanisme). Ongeveer 70% van de gevallen doet zich voor vlak na een
gewone infectie zoals een verkoudheid, keelontsteking of diarree. Het eigen
afweermechanisme valt dan niet alleen de ziekmakende eiwitten aan, maar ook
de zenuwen.
GBS is geen besmettelijke ziekte, maar kan dus wel een gevolg zijn van een
infectie. Waarom dit bij een kleine groep mensen gebeurt en bij anderen
niet, is nog niet bekend. Vooralsnog gaat men ervan uit dat erfelijke
factoren geen belangrijke rol spelen bij GBS.
Verschijnselen
Het syndroom van Guillain-Barré kan zich in verschillende vormen voordoen.
Doorgaans krijgt men eerst last van spierzwakte in de benen waardoor
traplopen en opstaan moeilijk gaan. In het beginstadium hebben mensen met
GBS vaak ook pijn in de rug- en beenspieren. In ernstige gevallen kunnen
tijdens het dieptepunt van de ziekte de ademhalings- en aangezichtsspieren
verlamd raken.
Soms kunnen mensen hierdoor tijdelijk niet spreken of is kunstmatige
beademing nodig (bij twintig tot dertig procent)
Bij beschadiging van de
gevoelszenuwen kan sprake zijn van gevoelloosheid, tintelingen, een slapend
gevoel, schokjes en trillingen in vooral de handen en voeten. Kenmerkend
voor GBS is dat de verschijnselen zich vrij plotseling voordoen en snel
erger worden. In de loop van de eerste week ontstaan dikwijls al
loopproblemen. Het dieptepunt van de ziekte wordt binnen vier weken bereikt.
Daarna herstellen de meeste patiënten langzaam maar zeker. Dit proces kan
enkele maanden duren, maar ook na enkele jaren kan er nog herstel
plaatsvinden. De meeste patiënten genezen volledig. Velen houden restverschijnselen zoals
een verminderde conditie en vermoeidheid, een naar gevoel in de spieren,
blijvende moeite met lopen of pijn. Het plotselinge karakter van de ziekte
en de ernstige verschijnselen zijn voor de betrokkenen heel beangstigend en
roepen vaak heftige emotionele reacties op. Het kan voor mensen met GBS
moeilijk zijn zich aan te passen aan de afhankelijkheid die voortvloeit uit
de verlammingsverschijnselen.
Diagnose
Omdat de ziekte zich in verschillende vormen voordoet en de ernst van de
verschijnselen sterk varieert, is het niet altijd eenvoudig om de diagnose
GBS te stellen. Vaak is aanvullend onderzoek nodig. De neuroloog zal onder
meer de peesreflexen testen omdat deze verminderd zijn bij GBS. Door middel
van een electromyografisch onderzoek (EMG) worden verder de snelheid van de
elektrische geleiding van de zenuwen naar de spieren en de reactiesnelheid
van de spieren gemeten. Ook wordt het eiwitgehalte in het lumbaalvocht
onderzocht. Bij GBS is dit rond de tiende dag vrijwel altijd verhoogd.
Daarnaast wordt bloedonderzoek gedaan. Hierbij is het belangrijk om andere
mogelijke oorzaken van de klachten zoals diabetes of een
schildklieraandoening, uit te sluiten.
Gradaties GBS presenteert zich in verschillende gradaties:
-
5-30 % heeft een milde vorm (kan nog
zelfstandig lopen);
-
70-95% is heel ernstig aangedaan (wordt
rolstoelafhankelijk of bedlegerig). Circa 25 % van deze groep kan niet meer
zelfstandig ademen;
-
5% van de ernstig aangedane groep
patienten overlijdt.
Behandeling
Omdat de verschijnselen snel kunnen verergeren, worden mensen met GBS
vrijwel altijd opgenomen in het ziekenhuis. Vaak gebeurt dit op de intensive
care, waar de ademhaling en andere functies voortdurend gecontroleerd worden
en zo nodig direct ondersteund kunnen worden.
De behandeling richt zich op het remmen van de ontstekingen in de zenuwen.
Tegenwoordig worden hiervoor bijna altijd via een infuus immuunglobulinen
(niet-specifieke menselijke afweerstoffen) toegediend, al dan niet in
combinatie met prednison. Soms wordt nog plasmaferese (plasma-uitwisseling)
toegepast. Hierbij wordt het bloed door een machine geleid en wordt het
vloeibare deel van het bloed gescheiden van de witte en rode bloedcellen. De
bloedcellen gaan terug naar het lichaam en het vloeibare deel (plasma) met
de afweerstoffen wordt vervangen.
De meeste patiënten volgen in de herstelfase een revalidatieprogramma om hun
spieren weer goed te leren gebruiken. Fysiotherapie en revalidatie spelen
hierbij een belangrijke rol. Vanwege het plotselinge en ernstige karakter
van de ziekte is soms ook begeleiding bij de verwerking nodig. |