|
|
Inleiding
PAS staat voor Parental Alienation Syndrom in het nederlands het
ouderverstotingssyndroom.
In de medische wetenschap is een syndroom een groep van symptomen die bij
elkaar mogen worden geplaatst omdat ze zich gezamenlijk voordoen. Een goed
voorbeeld van een syndroom is het downs syndroom, waarin een combinatie van
een geestelijke handicap en een gezichtsuitdrukking die lijkt op die van
Aziatische mensen. De kinderen met dit syndroom hebben ook allemaal een
relatief korte vijfde vinger. Begin jaren ’80 werd het ontdekt door Prof. R.
Gardner die zich bezig houd met kinderpsychiatrie.
Wat is PAS?
PAS is een verstoring die ontstaat exclusief in een dispuut om het gezag om
een kind. Meestal gaat het om de vader en de moeder, soms ook de
grootouders. Maar het gaat altijd om een gezagskwestie. Het gaat om twee
componenten. Ten eerste is er sprake van het systematisch hersenspoelen van
het kind, een campagne van denigreren van de ene ouder door de andere.
De tweede component, en dit is belangrijk, is de eigen bijdrage van het
kind.
Het syndroom van ouderverstoting is de echtscheidingsziekte bij uitstek. Elk
kind heeft daar in meer of mindere mate last van. Er ontstaat een
verwijdering tussen de kinderen en de niet verzorgende ouder. Vaak gebruikt
de verzorgende ouder allerlei manieren om die oudervervreemding zo groot
mogelijk te maken. Daartoe aangemoedigd zal ook het kind hierin een rol
vervullen en ontwikkelt zich bij het kind het zogenaamde
Ouderverstotingssyndroom: het Parental Alienation Syndrome (PAS).
Dit syndroom kan het verdere hele leven van het kind sterk beïnvloeden, maar
kan ook in de volgende generatie merkbaar zijn. PAS is dermate ernstig dat
dit in het diagnostisch handboek voor psychische stoornissen (DSM-V) zal
worden opgenomen. (WWW.familycourt.com)
Volgens prof. Gardner is PAS een stoornis omdat ‘geen enkel kind door zijn
genen geprogrammeerd is om een ouder af te wijzen die van dat kind houdt’.
De stoornis bestaat uit hysterie, in ernstige gevallen uit paranoia.
Bovendien handelt een kind dat zonder reden een ouder verstoot, consequent
tegen zijn belang in en ook dat wijst niet op geestelijke gezondheid.
Gardner benadrukt dat PAS niets te maken heeft met die kinderen die om een
gegronde reden (b.v. ernstige mishandeling of verwaarlozing) een ouder
verstoten. In die gevallen is verstoting immers een normale reactie, zij
wordt pas een stoornis als zij niet gegrond is en tegen het eigen belang
indruist.
Gevolgen van PAS
Ruzie en agressie
Bij een (v)echtscheiding leert het kind dat ruzie en agressie tussen ouders
heel normaal is, en dat het vertellen van onwaarheden over elkaar ook heel
normaal is.
Een sterke psychische stoornis
Hoewel het vaderverstotingssyndroom* geen geestesziekte is, beschouwt
Gardner het wel als een sterke psychische stoornis en als een voorbeeld van
het zogenoemde ‘folie-à-deux’, een verschijnsel waarbij de ene partij
zijn/haar psychische afwijking op de andere overbrengt, zodat zij die dan
allebei hebben. Andere Amerikaanse psychiaters delen het PAS dan weer in bij
het Munchhausen syndrome by proxy (door overdracht), een stoornis die voor
het eerst zo genoemd is door J. Money in l986 naar de bekende fantastische
vertellingen van baron von Münchhausen. Het syndroom bestaat daaruit dat een
ouder totaal verzonnen verhalen, vaak over ingebeelde ziekten, overal voor
waar gaat rondvertellen en dat gestoorde gedrag op haar kind weet over te
brengen. Ook valse incestbeschuldigingen worden (voor het eerst in 1989 door
D.C. Rand) tot dit Munchhausensyndroom gerekend. Gardner houdt er echter aan
vast dat het vaderverstotingssyndroom* iets zelfstandigs is omdat daarin
volgens hem veel meer sprake is van een, zij het door programmering op gang
gebracht, actief handelen door het kind zelf.
Ernstige, matige en lichte gevallen.
Gardner onderscheidt drie gradaties van het verstotingssyndroom: de
ernstige, matige en lichte gevallen. Bij de ernstige gevallen zijn de
moeders volkomen fanatiek en soms paranoïde. Kenmerkend voor paranoia is het
op een ander projecteren van ongunstige eigenschappen en gedachten die men
in zichzelf niet erkennen wil, een bekend voorbeeld hiervan is de valse
sexbeschuldiging. Kenmerkend is ook wreedheid. Met de kinderen is een
folieàdeux binding ontstaan: zij delen de paranoïde wanen van de moeder en
kunnen in totale paniek op de vlucht slaan als zij de vader (moeten)
ontmoeten. Bij de matige gevallen zou het niet zozeer om gestoorde vrouwen
gaan maar om vrouwen die razend zijn omdat zij door hun man verlaten werden.
De binding met de kinderen is gezond te noemen. Vóór de scheiding waren zij
vaak goede opvoedsters (in tegenstelling tot de moeders van de ernstige
gevallen, die als opvoedsters tekort schoten). Als kinderen uit zichzelf met
een sexbeschuldiging komen aanzetten dan kunnen deze moeders toegeven dat
die vals is. Kinderen van deze matige gevallen maken weliswaar hun vader
zwart maar kunnen die houding nog wel veranderen wanneer zij weer regelmatig
met de vader in aanraking komen. Hun afweerhouding komt daaruit voort dat
zij de gezonde binding met hun moeder willen verdedigen. Ook bij de lichte
gevallen van vaderverstoting hebben de kinderen een gezonde binding met de
moeder. Hier gaat het meest om moeders die in de eerste kinderjaren erg goed
voor de kinderen gezorgd hebben en nu de kinderen tegen de vader
programmeren om als het ware hun eigen positie veilig te stellen.
*Kan net zo goed de moeder zijn.
Oorzaken en signalen van PAS
PAS verstoting ontstaat wanneer de verzorgende ouder in het kind
haatgevoelens tegen de andere ouder inbrengt, die vervolgens een eigen leven
gaan leiden. Om dit alleen als ‘hersenspoelen’ aan te duiden, is het te
eenzijdig en passief: kenmerkend is juist dat de door de sociale omgeving
opgeroepen krachten daarna in het kind een zelfstandige dynamiek
ontwikkelen.
Acht duidelijke symptomen zouden het syndroom herkenbaar maken:
minachtingscampagne tegen de niet-verzorgende ouder, zwakke of onzinnige
redenen daarvoor, geen ambivalente gevoelens (de ene ouder is louter goed,
de andere louter slecht), een nageprate ‘geheel eigen mening, reflexmatige
steun aan de zorgouder in het ouderconflict, afwezigheid van
schuldgevoelens, letterlijk citeren van onbegrepen woorden en uitbreiding
van de vijandschap tot de familie van de gehate ouder. In Belgie-Nederland
is de verstoten ouder in 90% van de gevallen, de vader en in 10% de moeder.
In Amerika was dat tot voor kort ook zo. De psycholoog I.D. Turkat gebruikte
in plaats van PAS zelfs de aanduiding Malicious mother syndrome.
Gardner hanteerde in plaats van de neutrale termen ‘verstoten ouder’ of
‘vervreemde ouder’ af en toe ook ter vereenvoudiging het woord ‘vader’ en in
Belgie of Nederland is de term ‘Parental Alienation Syndrome’ (PAS) wel
vereenvoudigd weergegeven met ‘vaderverstotingssyndroom’. Maar volgens
recente indrukken zou zich in somige staten van Amerika een kentering
voltrekken: het percentage moeders onder de verstoten PAS-ouders zou zelfs
de 50% benaderen.
In Belgie en Nederland is daar nog weinig of niets van te merken vandaar
deze bundel.
Het PAS kind
Bij een geval van PAS heeft het kind zijn
ouderpaar als het ware door-kliefd in een ‘geliefd’ en een ‘gehaat’ deel,
aanduidingen die door Gardner bewust tussen aanhalingstekens worden gezet:
“De gehate ouder wordt alleen ogenschijnlijk gehaat, er is nog veel liefde
aanwezig. En de geliefde ouder wordt soms meer gevreesd dan geliefd.”
Er bestaat met deze ouder echter een sterkere gevoelsbinding dan met de
gehate ouder. Een kind heeft een binding met allebei de ouders maar de
sterkste binding zou veelal bestaan met die ouder door wie het als baby en
als kleuter het meest verzorgd werd. Die binding zou het kind willen bewaren
en zodra het denkt dat zij door de scheiding bedreigd wordt, zou het daarom
tegen de andere ouder een afwijzingscampagne beginnen. De wapens die het
daarbij inzet, zijn vaak kinderlijk en simplistisch. Helaas zijn er moeders
die vaak ook van de onzinnigste klachten van het kind met welbehagen kennis
nemen. Erger nog: ook advocaten en zelfs rechters laten zich soms door zulke
klachten meeslepen in plaats van zich af te vragen of dat nu redenen zijn om
een vader nooit meer te willen ontmoeten.
Een strijd om gezag en zorg
Het verstotingssyndroom gaat zich, volgens Gardner, ontwikkelen zodra het
kind beseft dat er een strijd om gezag en zorg aan het ontbranden is. Om
in die strijd een rol te spelen, begint het zijn eigen scenario van
geringschatting en uitsluiting op te stellen. Na enige tijd kan het kind
ervan bezeten raken de ‘gehate’ ouder te kleineren, beschuldigen en uit te
stoten - dat alles zonder aanleiding of om aanleidingen die in geen enkele
verhouding staan tot een levenslange afwijzing.
De gevolgen zijn rampzalig voor de verstoten ouder en voor het kind
zelf.
Zij uiten zich in gedrags-, prestatie- en ontwikkelingsstoornissen die
het verdere leven kunnen overschaduwen. Een kind met PAS programmeren is
geestelijke kindermishandeling en volgens Gardner zelfs ingrijpender dan
lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik. “Veel mensen die als kind
mishandeld werden, konden over hun pijn en vernederingen heengroeien en
dat geldt ook bij seksmisbruik al grijpen de gevolgen daarvan dieper in.
Maar wie een kind met een PAS programmeert, verbreekt de band tussen dat
kind en de andere ouder voor het leven... Jongens hebben echter een vader
nodig als rolvoorbeeld en meisjes een vader voor hun beeldvorming van de
man. En op dezelfde manier hebben meisjes een moeder nodig als
rolvoorbeeld en jongens een moeder voor hun beeldvorming van de vrouw.
Kinderen van beide geslachten hebben ouders van beide geslachten nodig om
te leren hoe zij in hun leven met mensen van beide geslachten moeten
omgaan... Bovendien krijgen PAS-kinderen problemen met het inschatten van
de werkelijkheid. Zij zijn ertoe geprogrammeerd dingen voor waar aan te
nemen die totaal niet met hun eigen waarnemingen overeenstemmen. Dat leidt
tot verwarring, onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen, wantrouwen jegens
mensen die iets anders zeggen dan de programmeerster en in ernstige
gevallen tot een breuk met de werkelijkheid. Beschadigde werkelijkheidszin
is een van de kenmerken van een psychose. Veel genoemd in verband met
PAS-kinderen worden - paranoïde waanvoorstellingen en die kunnen jaren
zoniet het hele leven aanhouden. Soms wordt hun zelfs ronduit
psychopatisch gedrag aangeleerd: openlijk vijandelijkheid betuigen en zich
van het gevolg daarvan voor het mikpunt niets aantrekken... Dat alles
neemt echter niet weg dat een PAS-kind, al kan het er openlijk op snoeven
dat het de andere ouder verstoten heeft, diep in zijn hart toch vaak een
groot verlies ervaart. Een eens geliefd en gewaardeerd mens is uit zijn
leven verwijderd... Dat kan gevoelens van depressie oproepen zonder de
vrijheid die te kunnen uiten. Wat zich dan weer voortzet in
aanpassingsmoeilijkheden op school en in de verstandhouding met anderen.”
Ook de verstoten ouder is ondertussen
slachtoffer
Vaak wordt hij op een uitgesproken sadistische manier geschoffeerd,
geminacht, beschimpt en belasterd en door zijn eigen kinderen behandeld en
gehaat alsof hij geen gevoel zou hebben... Nu is bezeten haat vaak maar een
dunne verhulling van diepe liefde. Echte verwerping is neutraliteit, weinig
of niet meer aan iemand denken. Het tegendeel van liefde is niet haat maar
onverschilligheid. Hier neemt liefde echter de vorm van haat aan omdat
kinderen zich tegenover hun moeder schuldig zouden voelen als zij openlijk
liefde voor hun vader zouden bekennen...
Kinderen kunnen met de ouder gaan meetrillen
Daarnaast kunnen bij de vorming van PAS ook nog oorzaken meespelen als
identificatie met de agressieve ouder, overneming (inductie) van haar
gevoelens, eenzijdige idealisering en de kans vrijuit woede te kunnen
luchten die onder normale omstandigheden onderdrukt of in banen geleid
wordt. Identificatie met een agressor is een verschijnsel dat zich kan
voordoen wanneer een zwakkere tegenover een overrompelende en dreigende
partij machteloos staat. Hij/zij kan de toestand dan proberen te beheersen
door de kenmerken van de sterke over te nemen. Als een razende moeder voor
de ogen van het kind constant de vader staat te honen, dan kan het kind
aan haar kant gaan staan omdat het bang is die uitbarstingen anders zelf
over zich heen te krijgen. Een omgekeerd geval was dat van een jongen die
er herhaaldelijk bij was dat zijn vader zijn moeder gemeen sloeg. Om zich
daar zelf tegen af te schermen verklaarde hij zijn moeder te haten en veel
van zijn vader te houden: liefdesverklaringen die wel meer met angst dan
met genegenheid te maken hadden. Het passief overnemen (inductie) van
gevoelens is het best te vergelijken met het verschijnsel dat een
trillende stemvork ook een andere stemvork in de buurt spontaan doet
meetrillen. Zo kunnen ook menselijke gevoelens vaak heel snel door een
ander worden overgenomen. Kinderen die bij een ouder wonen die van woede
vervuld is en hysterische uitbarstingen van razernij vertoont, kunnen al
gauw met haar gaan meetrillen.”
Dan wordt het maar al te duidelijk dat zulke kinderen wel geestelijk
moeten scheefgroeien…
Een duidelijk symptoom van PAS is als men een kind als ‘geheel
zelfstandig’ een mening laat zeggen die uit de ouder zelf voortkomt.
Bedoeld wordt b.v. die situatie waarin een ouder er bij het kind op blijft
hameren dat het helemaal zelf beslissen mag of het naar de andere ouder
toe wil. Het kind, dat maar al te goed aanvoelt hoe de programmerende
ouder hier eigenlijk over denkt, zegt dan met nadruk dat het uit zichzelf
niet wil. Gardner maakte in zijn praktijk moeders mee die tegen hun kind
woorden gebruikten als: ‘Als je niet naar hem toe wilt, dan sta ik
helemaal achter je. Al moeten we ervoor naar de rechter, we staan op je
mening. Ik laat hem niet met je sollen. Jij hebt het recht om niet te
willen en je kan op mij rekenen dat ik daar ook voor opkom’. “Hoe
luidruchtiger en vastberadener deze moeders worden, des te meer verharden
de kinderen in hun weigering - niet uit een primair verlangen hun vader
niet meer te zien maar om niet tegen de moeder in te gaan. Tegen elke
poging van de vader om bij de kinderen betrokken te blijven, wordt door
moeder en kinderen een muur opgetrokken. Ondertussen kan men zich maar al
te goed de reactie van de moeder voorstellen als dezelfde kinderen niet
naar school of naar de tandarts zouden willen of niet ingeënt zouden
willen worden. Er is beslist maar één soort weigering waarvoor de moeder
de barricaden opgaat en dat is de weigering om de vader op te zoeken.”
Als men ziet om wat voor redenen kinderen de
andere ouder of diens familie nooit van hun leven meer willen ontmoeten, dan
wordt het maar al te duidelijk dat zulke kinderen wel geestelijk moeten
scheefgroeien. ‘Hij zei altijd zo hard dat ik mijn tanden moest poetsen’;
‘Zij zei: ‘niet in de rede vallen’; ‘Oma verwent me: ze geeft me teveel
speelgoed’; ‘Ik moet rustig zitten onder het eten’. ‘Ik mag pas televisie
kijken als mijn huiswerk af is’; ‘Als ik piano gespeeld heb, klapt hij niet
zo hard in zijn handen als mijn moeder’; ‘Ik moet meehelpen mijn bed op te
maken’; ‘Ik moest op mijn zusje letten terwijl hij de afwas deed’; ‘De fiets
bij mijn moeder is veel beter’; (een kind van zes:) ‘Hij behandelt me als
een kind’. Enz. enz.
De programmerende ouder
Hersenspoelen of programeren..
Hoewel Gardner juist de eigen inbreng van het kind het kenmerk vindt van een
PAS-syndroom, laat hij geen twijfel bestaan aan de overheersende rol van de
programmerende ouder. “Het woord hersenspoelen wordt niet als een vakterm
beschouwd en in strikt wetenschappelijke publikaties niet erg aanvaard maar
ik zie het toch wel degelijk als een nuttig woord omdat het heel direct
aangeeft dat iemand via een welbewust proces het denken van een ander
probeert te veranderen.” Van dit hersenspoelen of programmeren geeft de
schrijver dan een bladzijden lange catalogus van voorbeelden waarvan wij er
hier maar enkele kunnen overnemen: “Er zijn moeders die zodra hun man
vertrokken is, door het huis heen razen en alles vernielen wat nog maar aan
zijn bestaan zou kunnen herinneren. Dat geeft de kinderen het gevoel dat hun
vader zo’n verachtelijk en minderwaardig individu is, dat al wat van hem is
blijven liggen het huis als het ware bevuilt en dat elk bewijs dat hij ooit
bestaan heeft, moet worden uitgewist zelfs met inbegrip van b.v. foto’s van
leuke gebeurtenissen. Het gebeuren heeft iets van wat er in bepaalde
autoritaire staten plaatsvond, waar mensen opeens van de aardbodem verdwenen
en elk restant van hun bezittingen in beslag genomen en vernietigd werd.
Enkele technieken…
Algemeen is de manoeuvre om de vader voor te schrijven dat hij bij het
afhalen van de kinderen in zijn auto moet blijven zitten en zijn aankomst
maar kenbaar moet maken door te toeteren: aan de voordeur komen is er niet
bij en aanbellen al helemaal niet. Letterlijk iedere andere sterveling die
toevallig langskomt, mag gewoon op de deurbel drukken maar de vader als
enige niet. Ook het antwoordapparaat is een machtig wapen: het staat altijd
aan, ook als moeder en kinderen thuis zijn. Als de telefoon gaat, luistert
moeder eerst wie er opbelt voordat zij al of niet opneemt. Voor de vader
wordt in elk geval niet opgenomen en zo krijgen de kinderen praktijkles hem
maar te laten praten en geen antwoord te geven. Deze gewoonte is zo algemeen
dat sommige vaders (het gaat hier over Amerika) de moeder via een
gerechtelijk bevel lieten verplichten om als zij thuis was het
antwoordapparaat uit te schakelen en de telefoon op te nemen zodat de vader
met zijn kinderen kon bellen. “In veel gevallen kon dat bevel helaas
ongestraft genegeerd worden, zoals dat met vonnissen tegen PAS-moeders
trouwens vaker het geval is.” Maar zodra het om de bezoektijden gaat, houden
deze moeders zich juist weer uiterst stipt aan de vonnissen: ‘Als je een
minuut te vroeg aan de deur komt, bel ik de politie!’ of ‘Als je een minuut
te laat komt, krijg je ze niet mee!’ Ook door sabotage van het bezoek kan
een wrede moeder doeltreffend haar gram halen: de vader klopt of belt aan
de deur maar niemand komt hem opendoen, al zijn moeder en kinderen wel
degelijk thuis. Een volgende keer zijn zij echt niet thuis: vóór de
afgesproken bezoektijd gewoon zonder bericht weggegaan. Hoe grotere afstand
de bezoekvader moet afleggen, des te krachtiger dat wapen is. Gardner: “Ik
heb een aantal zaken meegemaakt waarin vaders voor een bezoekrecht naar de
andere kant van Amerika reisden, alleen om te ondervinden dat hun kinderen
niet op de afgesproken plaats en tijd aanwezig waren.
Omdat kinderen zo de boodschap meekrijgen dat een bezoek van de vader
onbelangrijk is ..
Helaas ondernemen rechtbanken meestal niet veel tegen dit soort wreedheid en
dat is van belang voor de vorming van het vaderverstotings-syndroom omdat
kinderen zo de boodschap meekrijgen dat een bezoek van de vader onbelangrijk
is en ook dat niemand zich er iets van aantrekt als hij gemeen behandeld
wordt.
Hebben alleen vrouwen onvoorwaardelijk recht op een liefdevolle, intieme
band met hun kinderen? (4) “Bij schoolvoorstellingen zetten moeders de
kinderen onder druk door te zeggen dat zij (de moeders) niet meegaan als de
vader komt. Dat geeft het kind het gevoel dat de vader een soort
ordeverstoorder is die louter door zijn aanwezigheid alles zal bederven.
Naar Gardners ervaring zijn juist dit soort moeders eerder geneigd tot
demonstratief gedrag dan hun gehate exgenoten:
Een mooi voorbeeld van hoe het projectiemechanisme bij deze vrouwen
werkt.
“Wat veel tot het verstotingssyndroom bijdraagt is om elke contactpoging van
de gehate ouder als ‘lastig vallen’ te bestempelen. De vervreemde vader
blijft immers vaak blijk geven van belangstelling door op te bellen, te
proberen de kinderen te zien, cadeautjes te sturen enz. en wanneer dat door
de moeder steeds als ‘lastig vallen’ wordt gebrandmerkt, gaan ook de
kinderen het op de duur zo zien. Als de vader voor de kinderen opbelt, geeft
zo’n moeder antwoorden in de trant van: “Ze zijn bezig”, “Ze gaan net eten”,
“Ze zitten net te eten”, “Ze zijn nog niet met hun eten klaar”, “Ze kijken
net televisie”, “Ze zitten net hun huiswerk te maken”, “Ze spelen met andere
kinderen”, “Ze gaan net naar bed”, enz. De vader schijnt nooit op het goede
ogenblik te bellen: wat de kinderen ook doen, ze mogen nooit door hem
gestoord worden. Elke bezigheid, hoe onbeduidend of willekeurig ook, is
belangrijker dan de vader.”
Dan zijn er de blijf-van-mijn-lijf huizen of neutrale bezoekruimten.
In zulke huizen kan men over het algemeen drie soorten moeders met kinderen
vinden:
-
Moeders en kinderen die echt mishandeld
zijn,
-
Niet-mishandelde moeders en kinderen
waarvan de moeder de (soms paranoïde)
waanvoorstelling heeft dat zij en de kinderen mishandeld zijn, terwijl
daar absoluut geen aanwijzingen voor bestaan en
-
Niet-mishandelde moeders en kinderen
waarvan de moeder het vluchthuis bewust en weloverwogen als een
PAS-manoeuvre gebruikt. Louter omdat zij naar een blijf-van-mijn-lijf
huis gaan, raken de kinderen er immers van doordrongen dat zij thuis
onveilig waren.
Helaas zijn sommige hoofden van deze huizen
echt paranoïde en zien zij geen verschil tussen de drie groepen vrouwen die
er binnenkomen.” In Nederlandse blijf-van-mijn-lijf huizen hoeven zij dat
verschil trouwens niet te zien: die zijn er expliciet niet alleen voor
mishandelde vrouwen maar voor alle vrouwen ‘met een uitzichtloze relatie’.
“Series moeders zijn er, die hun kinderen naar een psychiater hebben
gebracht zonder dat de vader daar zelfs maar iets van wist. Volgens Gardner
gaan heel wat therapeuten daar helaas in mee waardoor zij zonder dat
blijkbaar te beseffen het verstotingssyndroom in de hand werken.
Het medisch beroepsgeheim bestendigt hier de stoornis. Verantwoordelijke en
verstandige therapeuten werken zo niet.”
Wanneer zulke moeders de juridische veldslag om het gezag ‘winnen’
bereiken zij uiteindelijk ook een totale vervreemding van hun kinderen
met de gehate ex-genoot.
Een echt liefdevolle ouder begrijpt heel goed en hoe belangrijk ook de
niet-zorgouder voor de kinderen is en de minachtingscampagne waarin deze
moeders de kinderen meeslepen, is dan ook niet in het belang van het
kind, ja een blijk van hun tekortschieten als ouder... Wanneer zulke
moeders de juridische veldslag om het gezag ‘winnen’, bereiken zij niet
alleen dat gezag maar uiteindelijk ook een totale vervreemding van hun
kinderen met de gehate ex-genoot.
Dat deze zegepraal de kinderen geestelijk kan vernielen, is wat zij diep
in hun hart misschien wel willen. En zij voelen dat zij dat door
onophoudelijk vechten, programmeren en vervreemden ook kunnen bereiken.”
Ook de vaders die kinderen van hun moeders vervreemden, kunnen er
trouwens wat van. Toen een moeder haar zoontjes naar hun schoolrapporten
vroeg, zeiden die dat zij ‘veel te groot waren dan dat hun moeder nog
voor hen op de ouderavonden hoefde te komen’ en dat zij zich trouwens
‘moest schamen om over kinderen van onze leeftijd nog op school navraag
te doen’. De jongetjes waren zeven en negen jaar oud. Een andere vader
zei de kinderen dat hun moeder hen aan hem had ‘verkocht’ en liet als
bewijs daarvan zijn alimentatiekwitanties zien. Toen de moeder de
kinderen opbelde, wilden die niets meer van haar weten: ‘je bent onze
moeder niet meer, je hebt ons aan vader verkocht!’
Programmerende ouders beschikken over zo’n indrukwekkend repertoire van
manoeuvres dat het Gardner niet gelukt is dat in groepen onder te
verdelen. “Dat zegt wel wat over de creativiteit van de mensen die al
deze kunstgrepen verzinnen. En hoe schandelijk die ook zijn, vernuft kan
men hun niet ontzeggen. Mijn lijst van hun manoeuvres zal dan ook nog
wel blijven aangroeien. Zoals bekend worden de meeste uitvindingen
gedaan in oorlogstijd en dit vechten om kinderen is oorlog. Waarin net
als in een echte oorlog de voortbrengselen van het vernuft vooral
vernietiging dienen.”
De verstoten ouder.
Hij doet het altijd fout…
Tegenover de programmerende ouder staat haar of zijn mikpunt: de verstoten
ouder. Voor hem geldt dat hij het altijd fout doet. Als hij aandringt om de
kinderen te ontmoeten, wordt hij door de programmerende ouder en niet veel
later ook door de kinderen beschuldigd van ‘lastig vallen’. En als hij
welbewust afstand neemt en niets doet in de hoop dat de kinderen zo tot
bezinning zullen komen dan ‘laat hij ze in de steek’, ook weer een kreet die
door de kinderen in hun verstotingscampagne kan worden opgenomen.
Dringend?
Waar omgang maanden of jarenlang was stilgezet, is de verstandhouding niet
meer te herstellen.
Snelle maatregelen worden door de rechtbank alleen opgelegd als een ouder
door de andere van geweld en vooral van seksmisbruik wordt beschuldigd.
Andere zaken kunnen soms eindeloos lang blijven liggen, waardoor de
programmerende ouder ongehinderd door kan gaan de kinderen met het PAS op te
zadelen... Therapeuten hebben in hun opleiding geleerd zich passief en
begrijpend tegenover hun patiënten op te stellen... Daarom kan de afgewezen
ouder bij goedwillende maar onnadenkende therapeuten nogal eens raad
verwachten in de trant van: “Niet te veel doen. Als de kinderen ouder
worden, zullen zij begrijpen hoe zij gehersenspoeld zijn en dan draaien zij
bij”. Maar in werkelijkheid werkt de tijd juist in het voordeel van de
programmerende ouder en zou de verstoten ouder dus de tegengestelde raad
moeten krijgen. Johnston (5) heeft PAS-kinderen gevolgd tot hun jonge
volwassenheid en vond dat de meesten van hen ook toen nog niets met de
verstoten ouder te maken wilden hebben en aan hun houding van minachting en
verwerping vasthielden. De gedachte dat kinderen als zij ouder worden
vanzelf tot ander inzicht komen, kan onmogelijk voortkomen uit ervaring. Hoe
langer het programmeren doorgaat, des te zwakker wordt namelijk de band met
de verworpen ouder en des te onwaarschijnlijker een herstel van de omgang.
En waar omgang maanden of jarenlang was stilgezet, is de verstandhouding
niet meer te herstellen. Helaas vallen PAS-slachtoffers maar al te vaak in
handen van zulke therapeuten en volgen zij lijdzaam hun slechte raad op met
als gevolg dat zij hun kinderen voorgoed kwijtraken.
Programmerende ouders zitten hun ex ook via de school dwars.
Zij vragen de schooladministratie hem geen informatie over de kinderen te
geven ja zelfs van ouderavonden, schooluitvoeringen e.d. uit te sluiten. Of
de kinderen krijgen te horen dat als hij op de schoolavond komt, de moeder
niet met hen meegaat. Tegenover de kinderen is dat weliswaar wreed maar
programmeerders vallen, ondanks hun liefdesbetuigingen aan de kinderen, niet
op door gevoeligheid voor wat die kinderen in werkelijkheid nodig hebben.
Vaders worden bang …
dat er aan de waslijst van andere klachten ook nog een seksbeschuldiging
zal worden toegevoegd. Dat hangt vooral in de lucht als de
uitstotingsmanoeuvres nog niet helemaal gelukt zijn. Voorzichtige vaders
gaan dan angstvallig die omstandigheden vermijden waaraan zo’n beschuldiging
kan worden verbonden: met name de badkamer en de slaapkamer. Zij zullen hun
dochtertje niet meer zelf wassen of op de w.c. doen maar zoiets, hoe
onnatuurlijk het ook is, liever aan hun vriendin, zuster, moeder of een
andere vrouw overlaten. Nog erger is het dat naïeve vaders dit soort gevaren
niet zien aankomen en daar dan soms verschrikkelijk voor moeten boeten.”
“In onze tijd is het erg in de mode om slachtoffer te zijn en sommige mensen
kunnen daar zelfs een ziekelijke voldoening aan ontlenen. Werkers in de
gezondheidszorg zijn vertrouwd met het verschijnsel van de
‘beroepsslachtoffers’. Helaas heeft dat er toe geleid dat men ook de door
hun eigen PAS-kinderen verstoten ouders soms is gaan zien als mensen die op
de een of andere manier hun slachtofferschap over zichzelf afgeroepen
zouden hebben. Naar mijn ervaring is dat echter niet zo... Ik heb nu l5 jaar
met PAS-gevallen te maken gehad en ben er nog niet een tegengekomen waarin
de verstoten ouder zijn slachtofferzijn zelf in de hand gewerkt of bevorderd
zou hebben.”
Opmerkelijk is ook het grote verschil tussen de soort ouders die door hun
kinderen om gegronde redenen (mishandeling of verwaarlozing) worden
afgewezen en de door PAS-kinderen verstoten ouders. Ouders die hun kinderen
slaan zijn typisch opvliegende mensen en dat blijkt ook op ander gebied. Zij
hebben ‘een laag kookpunt’ en kunnen het bij voorbeeld ook vaak niet te lang
bij dezelfde werkgever uithouden. Voor verstoten PAS-ouders geldt volgens
Gardner zo ongeveer het tegendeel: het zouden veelal mensen met
zelfbeheersing zijn, zowel in het gezin als daarbuiten: mensen die vooruit
kunnen denken en een regelmatig beroepsleven geleid hebben.
Rechters en advocaten.
The winner takes it all.
Het is van belang om stil te staan bij het civiele procesrecht in de
Westerse landen. Gardner beschouwt het zelfs als de hoofdschuldige van de
mensonterende strijd om de kinderen. Dit procesrecht kan worden omschreven
als een conflictsysteem met een hang naar een ‘winner takes all’ uitkomst.
In Aziatische landen zijn daarentegen begrippen als bemiddeling en
verzoening veel sterker in de samenleving verankerd. Als twee Japanners een
geschil hebben dan gaan zij vaak eerst samen naar een door hen allebei
hooggeachte oudere om die om bemiddeling te vragen: wie dat niet zou doen
wordt zelfs als een asociale ruziemaker beschouwd. Komt men er zo niet uit
dan kan men zich wenden tot buurthuizen voor geschillenbemiddeling en pas
als ook daar geen oplossing gevonden wordt dan zal men naar een advocaat
stappen. Dat is een van de redenen waarom er in Japan maar een advocaat op
de 7.500 inwoners is en in de Verenigde Staten een op de 275 (dat komt neer
op bijna 1 miljoen advocaten!). Nederland zit daar met een advocaat op de
1.600 inwoners tussenin. Het systeem van tegen elkaar in procederen scherpt
vijandelijkheid aan en drukt de partijen wapens in de hand waarvan zij uit
zichzelf geen weet hadden. Het draagt zo sterk bij tot een escalatie van
wraakneming dat de procesvoering zelf grotere geestelijke schade kan
toebrengen dan het kapotte huwelijk dat het eigenlijk alleen maar had moeten
ontbinden.
Het belang van de cliënt.
Civiele procesvoering bewaart nog trekken van de middeleeuwse wet dat
bepaalde geschillen namens de partijen in een tweegevecht werden beslecht
door beroepsworstelaars. Naar mijn mening staan wij in sommige opzichten
niet echt zover van die middeleeuwse rechtsgewoonte af... Veel
echtscheidingsprocessen zijn een ‘bloedig tweegevecht’. Levens zijn er
letterlijk door verwoest, mensen er al hun middelen bij kwijtgeraakt of
geestelijk onherstelbaar door beschadigd”. De beroepsworstelaars van onze
tijd zijn de advocaten. Aan hun pleidooien zou tot omstreeks l850 mede de
eis zijn gesteld de waarheid te zoeken en het recht te dienen terwijl daarna
de nadruk geheel is verschoven naar het belang van de cliënt. Dat men voor
dat belang ook recht mag praten wat krom is, ja de rechtbank mag voorliegen,
wordt blijkbaar als normaal ervaren (6) . “Het gevolg”, schrijft Gardner
nogal cru maar onomwonden, “is dat naar mijn mening studenten in
rechtsfaculteiten worden opgeleid tot leugenaars”.
The tender years of presumption.
Een ander verhelderend punt is de geschiedenis van het toewijzen van de
kinderen na scheiding. Volgens de Code Civil (van l804 af in veel landen van
Europa ingevoerd) bleven kinderen na echtscheiding - die toen praktisch nog
niet voorkwam - automatisch bij de vader: dat vloeide voort uit diens
rechtspositie als gezinshoofd. Maar al vrij gauw daarna ging het
schuldbeginsel overwegen en zo gold b.v. in Nederland sinds het Burgerlijk
Wetboek van 1838 als hoofdregel dat de kinderen bij die ouder kwamen die aan
de scheiding onschuldig was waarbij de rechtspraak moeders op dat punt vaak
wat strenger schijnt te hebben beoordeeld dan vaders. Kleine kinderen bleven
bij de moeder totdat zij, wat opgegroeid, eventueel naar de vader gingen als
die de onschuldige partij was verklaard. Van ongeveer l900 af begon
internationaal de opvatting door te breken dat moeders door hun
zachtaardigheid wezenlijk beter geschikt zouden zijn om kinderen op te
voeden: een vooronderstelling die in Engelstalige landen nog steeds wordt
aangeduid met de vakterm ‘tender years presumption’. Nederland liep hierin
nogal voorop: al sinds l901 gold er de regel dat het kind na echtscheiding
onder eenhoofdig gezag stond van de ouder die ook de dagelijkse zorg mocht
geven en dat was steeds vaker de moeder. In Engeland gold hetzelfde sinds
l925. Aanvankelijk werd daarbij aan moeders nog wel de eis gesteld de
kinderen een goed moreel voorbeeld te geven, waardoor b.v. een vrouw die
haar man bedrogen had of veel uithuizig was, vaak niet voor gezag en zorg in
aanmerking kwam. Maar die eisen werden steeds meer afgezwakt. Ook in België
is het voorrangsrecht van de onschuldige ouder in l965 vervallen. Praktisch
elke moeder die bereid en beschikbaar was, kreeg voortaan bij voorrang de
kinderen.
De advocatuur
Sinds de jaren 60 begon het aantal scheidingen bovendien de pan uit te
rijzen en brak er een tijd aan die, althans voor de advocatuur, wel als de
gouden eeuw van de echtscheidingsprocessen kan worden aangemerkt. En hoewel
sommige advocaten beseffen wat voor een verschrikkelijk geestelijk trauma er
uit lange echtscheidingsprocessen kan voortkomen, beseffen anderen dat
niet. Zij willen een zaakje winnen. Niet zelden begint de advocaat ermee
zijn cliënt(e) op het hart te drukken niet meer met de (ex)genoot te praten,
ook niet voor regelingen over de kinderen: “Daar heeft u nu juist uw
advocaat voor”. Vervolgens gaat men aan de slag om de exgenoot lukraak te
betichten van al wat maar bedacht of opgeblazen kan worden. Ik noem dit de
terriërs onder de advocaten. Helaas een aardig groot deel van de
beroepsgroep. Ook moeizaam tot stand gekomen afspraken tussen ouders worden
soms teruggedraaid. De vader die dat meemaakt (7) gaat dan meestal op zoek
naar een advocaat om zich hiertegen te verweren maar komt vaak van de drup
in de regen. Vermindering van eigen inkomen om mogelijkheden te creëren zich
meer met de kinderen bezig te houden, staat vaak gelijk aan
alimentatieontduiking.
Welzijnswerkers.
Therapeuten & grootmoeders maatstaven.
Medische deskundigen kunnen bij processen over de kinderen een belangrijke
rol spelen. Hun enige goede informatiebron is volgens Gardner echter een
gesprek met beide ouders en de kinderen gelijktijdig. Als dat niet mogelijk
is omdat een van de partijen het niet wil, valt er niets te bereiken. Alleen
uit dat gesprek kan namelijk blijken met welke ouder de kinderen de sterkste
geestelijke binding hebben. En die moet worden vastgesteld aan de hand van
wat Gardner zo mooi ‘grootmoeders maatstaven’ noemt: dat wat grootmoeder
tekenen van goed ouderschap zou vinden als haar geest in de woning kon
rondwaren en aan de deskundige verslag uitbrengen. De meeste grootmoeders
hadden weliswaar geen doctoraal in de kinderpsychologie en geen benul van de
uitgekiende metingen waar wij ons tegenwoordig op laten voorstaan, maar zij
letten wel goed op die ouderhandelingen waaruit het gevoel spreekt en die
het vlechtwerk van de ouder-kind binding uitmaken: wie maakt de kinderen ’s
morgens wakker, zet ze het ontbijt voor, brengt ze naar school, zit ’s
middags met ze aan tafel, helpt ze bij het huiswerk en stopt ze ’s avonds
in bed; wie is bereid zich wat voor de kinderen te ontzeggen, offers voor
hen te brengen. Zo kan de deskundige vaststellen welke ouder-kind binding in
de kleuterjaren tot stand is gekomen. Dat is niet alleen van belang in
verband met het later gevormde verstotingssyndroom maar ook om vast te
stellen wie van de ouders de dagelijkse zorg moet krijgen.
Gezinstherapie.
Bij duidelijke gevallen van een verstotingssyndroom bepleit Gardner een
gerechtelijk bevel tot psychiatrische behandeling van het gehele gezin.
Zonder dat bevel zal het nooit tot een behandeling komen en individuele
therapie leidt nergens toe. “Dit is niet het soort therapie dat verricht kan
worden door een therapeut die er passief bij zit terwijl patiënten hun
verzinsels afdraaien, maar door iemand die eventueel niet te benauwd is een
dwarsliggende patiënt ermee te dreigen de rechter in te schakelen. Sommige
lezers zullen wel onthutst zijn dat Gardner in verband met een patiënt het
woord dreigen gebruik maar zonder die mogelijkheid zal therapie van
PASgezinnen geen resultaat opleveren”.
Deprogrammeren.
Volgens Gardner vereisen de drie gradaties van het verstotingssyndroom elk
een andere aanpak. In ernstige PASgevallen moeten de kinderen vóór alles aan
de dagelijkse zorg van de moeder worden onttrokken en bij de vader komen
wonen, in de eerste tijd zelfs zonder enig contact met de moeder. Veel
moeders in deze groep zijn uitgesproken paranoïde. Tussen moeder en kinderen
bestaat een ongezonde binding en die zal ook door therapie niet verdwijnen
zolang de kinderen bij hun moeder wonen en daar zijn blootgesteld aan een
spervuur van afkammerij en andere openlijke en heimelijke beïnvloeding die
het syndroom in stand houdt... De geprogrammeerde kinderen moeten
gedeprogrammeerd worden, zoals dat ook gebeurt met kinderen die lang in een
sekte hebben gezeten. Een wat verder terug liggend voorbeeld is dat van de
Amerikaanse soldaten die in Korea krijgsgevangen waren gemaakt, daar
gehersenspoeld werden tot haat tegen hun vaderland en na hun terugkeer weer
‘teruggespoeld’ moesten worden.
Als de kinderen bij de vader geplaatst worden, zal hun vijandelijkheid
tegenover hem stapsgewijze verminderen. Die plaatsing is hun enige hoop om
de band met hem te herstellen en beschermd te zijn tegen het door inductie
overnemen van de geestelijke stoornis van de moeder. Zonder dit omdraaien
van de zorg zal hun band met de slachtofferouder onherroepelijk verloren
gaan en zullen zij voorspelbaar de stoornis van de moeder ontwikkelen.
Helaas zijn veel rechters en gezondheidswerkers niet ontvankelijk voor deze
aanbeveling om (vooral wanneer paranoia aanwezig is) de kinderen aan de
programmerende ouder te onttrekken. Dat heeft wel te maken met het
diepgewortelde gevoel dat kinderen nu eenmaal niet bij de moeder weggehaald
moeten worden, hoe gestoord die ook is.
Behandeling bij PAS
Wat kan Gardner de verstoten vaders
voor raad geven?
“Sommige vaders verliezen de moed en lijden zoveel verdriet door de
verstoting dat zij erover denken zich maar voorgoed van hun kinderen terug
te trekken. Vaak wordt hun (soms zelfs door goedwillende therapeuten)
aangeraden de wens van kinderen die hen niet meer willen zien, te
'eerbiedigen' omdat die kinderen toch uiteindelijk uit zichzelf weer naar
hem toe zullen komen. Zo'n raad is niet doordacht: de raadgever is er niet
mee vertrouwd hoe de geestelijke band tussen vader en kind in het geniep
verzwakt en zelfs gesloopt kan worden. Mijn algemene raad aan zulke vaders
is om redelijke contactpogingen te blijven volhouden, ervan uitgaande dat er
ondanks vijandelijkheid van de kinderen nog steeds resten van de vroegere
binding doorwerken. Ik probeer de vaders een middenweg te helpen vinden
tussen opdringen en opgeven. Ik raad ze aan om per post en via kennissen wat
van zich te laten horen bij verjaardagen, diploma-uitreikingen, intrede in
de kerkelijke gemeente enz...Ook al worden hun brieven (voor of na lezing)
vernietigd en de telefoon op de haak gegooid, ik raad ze aan te blijven
schrijven. Nogmaals: vooral niet zo vaak dat het als lastig overkomt. Vaders
moeten zich de vroegere band met hun kind blijven herinneren en hopen dat
liefde uiteindelijk angst zal overwinnen. Omdat wij geen vervolgstudies over
de zo volwassen geworden kinderen hebben, weet ik niet hoe dikwijls deze
raad van nut is geweest. Ik vermoed maar in een beperkt aantal gevallen, al
mag ook dat er een therapeut nooit van weerhouden zo'n raad te geven.”
Wanneer justitie en psychiatrie op dit punt samenwerken dan kan hier
succes worden behaald.
“Maar bij deze pessimistische noot wil ik het niet laten. Ik ben in wezen
optimistisch over de mogelijkheid om kinderen met een ernstig
verstotingssyndroom in gezinsverband therapeutisch te behandelen, als de
therapeut er de rechtbank tenminste van kan overtuigen dat het om zo’n
syndroom gaat en hij daarna de rechtsmacht als stok achter de deur kan
inzetten... Wanneer justitie en psychiatrie op dit punt samenwerken dan kan
hier succes behaald worden, terwijl elk afzonderlijk bijna tot mislukken
gedoemd zijn. “De therapeut heeft nu eenmaal niet de macht van de rechtbank
en de rechtbank niet de kennis van de therapeut.” Gardner geeft dan (blz.
341-351) een tien bladzijden lang voorbeeld van de uiterst moeizame
therapeutische behandeling van Gloria en Ned en hun kinderen waarin Gloria
de zaak in het begin op alle manieren saboteert en de therapeut
zachtmoedigheden als “Stomme idioot, je verpest mijn kinderen” naar het
hoofd slingert. Maar uiteindelijk weet deze met moed en volharding de
kinderen toch weer tot een redelijk normale omgang met de vader te brengen.
Al verzucht hij wel: “Sommige lezers hebben bij dit behandelingsvoorbeeld
vast gedacht dat er binnen of buiten de psychiatrie waarachtig wel een
prettiger manier is om aan de kost te komen. En dat vind ik zelf ook. Het is
onsmakelijk en af en toe vernederend... Maar voor ernstige
verstotingsgevallen is het de enige behandeling die ik ken. En in alle
beroepen moet soms vuil werk gedaan worden... Door dit te verdragen kan het
leven van jonge mensen worden beveiligd, kan verhinderd worden dat een kind
blijvend vervreemdt van een ouder: zijn kostbaarste bezit.”
Dat alles is wel afhankelijk van de medewerking van de rechterlijke macht.
“Ik ken geen beter voorbeeld van de waarde van de samenwerking van
psychiatrie en recht dan de behandeling van het verstotingssyndroom”.
Nog eens rechters en advocaten
Maar in de praktijk valt dat niet altijd mee: “Een klacht die ik over veel
rechters heb, is de traagheid van de uitspraken. Vaak komt dat omdat een
rechtbank overbelast is of een advocaat de zaak vertraagt maar ik heb ook te
veel zaken meegemaakt waarin de uitstelmanoeuvres van de rechters zelf
uitgingen. Veel rechters zijn besluiteloos en vinden steeds weer redenen om
het vonnis voor zich uit te schuiven.
Als het grootste struikelblok ziet Gardner delen van de advocatuur:
Advocaten rekken de procesvoering: sommigen voor gewin, anderen omdat zij
weten dat de tijd in het voordeel van hun cliënte werkt, vooral wanneer zij
het is die de kinderen programmeert. De drang om het met alle macht voor de
cliënte op te nemen is groter dan de bereidheid in te zien dat dit
schadelijk is voor haar kinderen. Het probleem zit dan ook diep: Die
advocaten die de in dit boek beschreven euveldaden begaan, moeten wel
persoonlijkheidsgebreken vertonen. Zij schieten sterk tekort in hun
ontvankelijkheid voor anderen en sluiten zich af voor de geestelijke schade
die zij cliënten zowel hun eigen als die van andere advocaten toebrengen. In
uiterste gevallen worden zulk soort mensen psychopaten genoemd.
Psychopatische typen kunnen erg overtuigend en beminnelijk overkomen: zij
zijn vaak meesters in misleiding. Na jarenlang beroepshalve andere partijen
misleid te hebben, beseffen veel advocaten niet meer wat zij zichzelf en hun
cliënten aandoen. De waarheid verbergen en weglaten is een deel van hun
persoon en hun levensstijl geworden.”
“Liegen kan op twee manieren: door onwaarheid te spreken en door waarheid
weg te laten. Een handelaar die een stuk glas te koop aanbiedt en zegt dat
het een diamant is, spreekt onwaarheid. Een zwangere vrouw die voor haar man
verzwijgt dat hij niet de vader is van het kind dat zij verwacht, laat de
waarheid weg. Maar in beide gevallen gaat het om bedrog. De regels van het
strijdproces moedigen liegen door weglating aan. Zij leiden ook tot absurde
inconsequenties. Dezelfde advocaat die een arts voor het gerecht daagt als
die in zijn werk gegevens heeft achtergehouden (omdat ze voor een patiënt
schadelijk kunnen zijn), zal in zijn eigen werk en voor datzelfde gerecht
als vanzelfsprekend gegevens achterhouden (omdat ze voor zijn cliënt
schadelijk kunnen zijn)... Het strijdproces moedigt het achterhouden van
gegevens aan en het argument dat de andere partij daar dan wel mee op de
proppen zal komen, klopt niet omdat de andere partij misschien wel niet weet
dat zulke informatie bestaat. Op grond van mijn ervaring in
echtscheidingsprocessen zou ik zeggen dat ik 80-90% van alle cliënten zonder
aarzeling voor de rechtbanken heb horen liegen. Daarnaast leidt de procedure
ook nog tot muggenzifterij, tijdverspilling, vertraging en ondervragingen
die het boven water komen van gegevens eer belemmeren dan bevorderen.
Om beter de waarheid vast te stellen stelt Gardner voor om de partijen over
hun verklaringen rechtstreeks met elkaar in gesprek te brengen en dus niet
alleen via de advocaten of de rechter. Een gunstige zaak acht Gardner de
echtscheidingsbemiddeling. Maar hoewel deze ook in Amerika al een jaar of
twintig bloeit, zijn er nog steeds geen algemene normen voor de opleiding.
Universiteiten tonen er weinig belangstelling voor.
Bodemonderzoek
Wat Amerika betreft zoekt Gardner de voedingsbodem van het PAS in de
echtscheidingswetgeving van de jongste decennia: “Vaak heb ik de laatste
jaren het gevoel gehad dat wij in Amerika de vroegere voorrang van de moeder
beter niet overboord hadden kunnen zetten. De nieuwe gelijkheid heeft veel
leed berokkend, vooral het gelijke recht van vader en moeder op de zorg en
het grote enthousiasme voor het gedeelde gezag. Het vechten om het gezag is
sinds het midden van de jaren 70 dramatisch toegenomen en dat is
ongetwijfeld het gevolg van die twee ontwikkelingen.
“Naar mijn mening houden de rechtbanken niet genoeg rekening met de
krachtige invloed van de prilste levensjaren en van de binding met de ouder
die toen het meest voor het kind zorgde... Dat was meestal de
moeder...Wanneer die binding bedreigd wordt door een rechter die vader en
moeder precies gelijkstelt of door een opgelegd gezamenlijk gezag dan zullen
moeder en kind zich daar met alle kracht tegen verweren. De moeder
hersenspoelt het kind en daarnaast ontwikkelt het kind, om de binding te
handhaven, zijn eigen scenario”.
De schrijver stelt dan voor om de volkomen rechtsgelijkheid (in Amerika) van
vader en moeder in gezag en zorg weer af te schaffen, zonder echter terug te
keren naar het oude voorrangsrecht van de moeder. Toewijzing van zorg en
gezag zou moeten gebeuren op grond van drie maatstaven:
-
Voorrang voor die ouder (moeder of
vader) met wie het kind de
sterkste gezonde geestelijke band heeft.
-
Die band zal het waarschijnlijk
hebben met die ouder (moeder of
vader) die er in de eerste levensjaren het meest voor gezorgd heeft.
-
Maar hoe meer tijd er ligt tussen
die eerste jaren en het ogenblik van
de gezagstoewijzing, des te groter is de kans dat latere invloeden
de
overhand krijgen.
“De toewijzing aan die ouder die in de eerste
jaren het meest voor het kind gezorgd heeft, zal tot gevolg hebben dat veel
moeders automatisch zorg en gezag krijgen en dat zou het getwist om het
gezag zoals wij dat nu in Amerika kennen, sterk verminderen.”
Dat laatste lijkt een wensdroom. Want komt PAS wel echt voort uit een
afweerslag van moeders die zich in hun oude zorgvoorrecht bedreigd voelen?
En hoe zou dat te rijmen zijn met Gardners eigen jongste schattingen dat in
Amerika nu al bijna de helft van de PAS-kinderen niet door de moeders maar
door de vaders geprogrammeerd worden?
|
|