|
|
Het patellofemorale pijnsyndroom is een aandoening met als voornaamste
klacht pijn in een knie of vaak ook beide knieën, die men vooral bij
adolescenten en jonge volwassenen aantreft; iets vaker bij vrouwen dan bij
mannen. De term 'patellofemoraal' is afgeleid van de Latijnse woorden
patella en femur, die respectievelijk 'knieschijf' en 'dijbeen' betekenen.
Het betekent dat de knieschijf niet goed 'spoort' in de groeven van het
bovenbeen waardoor de klachten ontstaan. Dit kan vooral ontstaan wanneer de
druk op de knie groter wordt bij bijvoorbeeld fietsen met tegenwind,
traplopen of langdurig zitten. Er kunnen pseudoslotklachten ontstaan en
crepitaties. De pijn is vooral te localiseren onder de knieschijf.
Retropatellaire chondropathie is een aandoening van de knie, waarbij het
kraakbeen aan de achterzijde van de patella (knieschijf) of het kraakbeen
van de onderkant van het dijbeen beschadigd is. Orthopeden verschillen van
mening of deze twee begrippen op dezelfde aandoening slaan. Een andere naam
voor deze aandoening (in primaire vorm) is meisjesknie, omdat dit dikwijls
voorkomt bij jonge meisjes waarbij de spiersterkte de lengtegroei niet goed
kan volgen.
Bouw en functie van het patellofemorale gebied
De achterzijde van de knieschijf De knieschijf is een sesambeen: een bot dat geheel in een pees gelegen is.
De achterzijde van het bovenste driekwart vormt een gewricht met het
onderste gedeelte van het dijbeen, en is te verdelen in een lateraal (aan de
buitenste zijde van het lichaam gelegen) en een mediaal (dicht bij de andere
knie gelegen) gewrichtsoppervlak. Meestal is het mediale oppervlak het
kleinst. De oppervlakken zijn samen bij een volwassene 12 cm2 groot en
bedekt met gewrichtskraakbeen van - bij een volwassene - tot 6 mm dik.
De condyli femoris De gewrichtsoppervlakken van het dijbeen zijn eveneens bedekt met
gewrichtskraakbeen. Tussen de oppervlakken bevindt zich synoviale vloeistof. Het oppervlak van de condyli femoris vormt een spoor waarover de patella bij
het strekken van de knie naar boven kan bewegen. De condylus medialis
femoris bevindt zich wat meer naar voren, de condylus lateralis femoris is
vlakker. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de grote strekspier
van het bovenbeen, de musculus quadriceps femoris. Met name het laterale
gedeelte hiervan, de musculus vastus lateralis vormt met zijn pees het
retinaculum laterale, dat de knieschijf in het spoor houdt.
Klachten
Kenmerkend voor het patellofemorale pijnsyndroom is het optreden van pijn in
de knie als de knieschijf tegen het dijbeen wordt gedrukt. Dit treedt vooral
op bij lopen, traplopen of fietsen. Ook bij lang zitten kan de pijn
optreden.
De aandoening is pijnlijk en kan de meestal jonge patiënten erg ongerust
maken: vaak zijn ze bang op jonge leeftijd al invalide te worden. Deze angst
is onterecht: de aandoening is geen voorbode van vroegtijdige slijtage en
gaat in het algemeen na enige maanden tot jaren vanzelf over.
'Door de knie gaan' is het verschijnsel dat de te korte strekspieren bij het
lopen niet voldoende kracht hebben, waardoor de buiging in de knie
onverwacht sterk toeneemt.
Diagnose
- Meestal kan de diagnose al gesteld worden op anamnese en eenvoudig
lichamelijk onderzoek, bijvoorbeeld door uw huisarts of fysiotherapeut;
- Een röntgenfoto heeft meestal geen méérwaarde;
- MRI-scan;
- Kijkoperatie.
Oorzaken Er bestaat in de orthopedie geen eenstemmigheid over wanneer men spreekt van
een patellofemoraal pijnsyndroom en wanneer van een retropatellaire
chondropathie.
- Soms is er wel een beschadiging van het kraakbeen aan de achterzijde van de
knieschijf (retropatellaire chondropathie). Soms is dit (nog?) gaaf;
- Soms is er sprake van pijn en kraken, maar is het kraakbeen (nog)
gaaf;
- Soms spoort de knieschijf niet (blijft tijdens buigen en strekken
van de knie niet in het juiste traject);
- Soms zijn de strekspieren of -pezen te kort.
Risicofactoren zijn sporten, bijvoorbeeld meer dan 50 km hardlopen per
week. De aandoening wordt vaker bij vrouwen gezien en vaker bij jongeren.
Andere oorzaken van knieklachten
- Habituele patellaluxatie. Als de knieschijf steeds ontspoort kan dit
behalve klachten ook beschadiging geven van het gewrichtskraakbeen;
- Ook bij artrose wordt het gewrichtskraakbeen ruw. Artrose zal meestal op
latere leeftijd optreden en bovendien zal artrose ook het kniegewricht
tussen tibia en femur (scheenbeen en dijbeen) aantasten;
- Osteochondritis diseccans; hierbij schiet de doorbloeding van een stukje bot
onder het kraakbeen tekort. Dit kan overal in de knie optreden maar meestal
in het scheenbeen.
ziekte van Osgood-Schlatter; hierbij zit de pijn echter op het scheenbeen,
net onder de knieschijf;
- Jumper's knee - een irritatie van de peesaanhechting aan de boven-
of onderkant van de knieschijf;
- Trauma;
- Eerdere operatie aan de knieschijf.
Behandeling De meest gepropageerde behandeling is versterking van de musculus quadriceps
femoris, de grote dijspier die aan de voorkant van het bovenbeen zit. Men
richt zich hierbij met name op het trainen van de musculus vastus medialis
omdat dit een gunstig effect op de sporing van de knieschijf zou hebben.[2]
Deze specifiek gerichte krachttraining moet bij voorkeur begeleid worden
door een fysiotherapeut.
- pijnstilling;
- brace: hiervan is weinig of geen werking aangetoond;
- fysiotherapie c.q. oefentherapie;
- Tijdens kijkoperatie glad maken van het kraakbeen; vaak maar
tijdelijke oplossing;
- De behandeling met glucosamine en chondroïtinesulfaat is omstreden en daarom
niet aan te raden..
|
|