Andrea Prader (1919-2001)
Heinrich Willi (1900-1971)
Alexis Labhart (1916-1994) |
|
Het syndroom van Prader-Willi werd in 1956 voor het eerst
beschreven door de Zwitserse artsen Andrea Prader, Alexis Labhart en
Heinrich Willi. In 1961 volgde een tweede publicatie van Prader en Willi.
Het viel hun op dat de combinatie van spierslapte, onbedwingbare eetlust en
een aantal uiterlijke kenmerken niet toevallig kon zijn. Vandaag de dag
weten we dat het syndroom het gevolg is van een genetische afwijking. De
oorzaak is het ontbreken van een klein stukje erfelijke informatie op
chromosoom 15. In Nederland worden jaarlijks ongeveer 10 kinderen met het
syndroom van Prader-Willi geboren. Het komt even vaak voor bij jongens als
bij meisjes. Overigens beschreef John Langdon Down al in 1887 een meisje met
opvallende kenmerken die passen bij het syndroom van Prader-Willi. Kenmerken
Bij zuigelingen
- Een laag geboortegewicht en geringe gewichtstoename;
- (Vaak ernstige) spierslapte (hypotonie);
- Weinig spontane bewegingen;
- Weinig en zacht huilen en veel slapen;
- Voedingsproblemen (de baby heeft een slechte zuigreflex waardoor
het weinig en heel langzaam drinkt);
- Een aantal uiterlijke kenmerken zoals: een smal voorhoofd, een smalle neus,
amandelvormige ogen, een dunne driehoekig gevormde bovenlip, bij meisjes
weinig ontwikkelde schaamlippen en bij jongens een te kleine penis en vaak
niet-ingedaalde teelballetjes
Bij peuters, kleuters en schoolkinderen
- Sterke verandering in het eetpatroon, waarbij er niet alleen een
toename in eetlust bestaat, maar ook de neiging tot eten van
abnormale dingen, zoals krijtjes of zeep;
- Relatief geringe energiebehoefte van het lichaam;
- Vaak (ernstig) overgewicht;
- Achterstand in de ontwikkeling van de motoriek;
- (Lichte tot matige) achterstand in de verstandelijke
ontwikkeling;
- Meestal een makkelijk, meegaand karakter, maar met af en toe
flinke driftbuien;
- Verminderde gevoeligheid voor pijn;
- Minder snel koorts bij infecties;
- Veel krabben en peuteren aan wondjes;
- Kleine handen en voeten.
Bij pubers en volwassenen
- De leermoeilijkheden blijven bestaan; de meeste volwassenen
hebben een lichte tot matige verstandelijke handicap;
- De seksuele ontwikkeling komt niet of pas laat op gang. Voornamelijk bij
mannen is seksuele activiteit zeldzaam. De meeste mannen met het syndroom
van Prader-Willi zijn onvruchtbaar. Vrouwen kunnen wel vruchtbaar zijn,
vooral als zij geen overgewicht hebben;
- De lichaamslengte bij mannen is gemiddeld 1,55 m; bij vrouwen 1,50 m.
Sterke, soms onverzadigbare eetlust, die kan leiden tot enorm overgewicht (obesitas).
- Perioden van slaperigheid overdag (behoefte aan 'dutjes');
- Doorgaans een kalm, rustig en vriendelijk karakter, met perioden
van ernstige koppigheid en driftbuien;
- Bij volwassenen kunnen psychische problemen optreden, zoals plotselinge
heftige woede-uitbarstingen en perioden van depressief of psychotisch
gedrag.
Ontwikkeling
Voeding en gewicht Baby's met het syndroom van Prader-Willi drinken erg moeilijk. In de eerste
maanden is nogal eens sondevoeding nodig. Na een half jaar gaat het drinken
meestal beter. Vanaf de leeftijd van ongeveer een jaar kunnen de kinderen
een vrijwel onverzadigbare eetlust ontwikkelen. Daar komt bij dat de normale
hoeveelheid voedsel per dag voor hen al te veel is. De energiebehoefte van
hun lichaam ligt ongeveer 30 procent beneden het gemiddelde. Zonder een
vroege diagnose worden deze kinderen daarom heel snel veel te dik.
Motorische ontwikkeling Het kind heeft meestal een ernstige aangeboren spierslapte (hypotonie). Het
beweegt weinig en huilt zwak. Al op zuigelingenleeftijd kan met
fysiotherapie veel gedaan worden om controle over de spierspanning
(hoofdbalans, rompbalans) te verbeteren. Meestal is het kind weinig
beweeglijk; de motorische mijlpalen worden later dan gewoonlijk bereikt. Het
gaat laat zitten (rond 12 maanden) en laat lopen (rond 30 maanden). Soms
zijn er problemen met het evenwicht. Het komt echter ook voor dat de
motorische ontwikkeling nagenoeg normaal verloopt.
Spraakontwikkeling De spraak-taalontwikkeling verloopt meestal traag, en de spraak is vaak
hypernasaal. De spierslapte in het mondgebied kan het goed op gang komen van
de spraak beïnvloeden. Logopedie op jonge leeftijd is dus niet alleen nuttig
om het kind te stimuleren met zuigen, maar ook voor de verdere spraak- en
taalontwikkeling.
Verstandelijke ontwikkeling De verstandelijke ontwikkeling is meestal vertraagd. Veel kinderen met het
syndroom gaan naar het speciaal onderwijs (ML of ZML). Soms kunnen ze wat
betreft hun verstandelijk functioneren eigenlijk de basisschool wel volgen
maar komen ze door hun kinderlijk gedrag in de knel tussen de andere
scholieren. De meeste volwassen mensen met het syndroom hebben een lichte
tot matige verstandelijke handicap. Er zijn ook sommige mensen die normaal
begaafd zijn en in een enkel geval is er sprake van een ernstige
verstandelijke beperking. Na het voortgezet (speciaal) onderwijs en soms een
individuele beroepsopleiding kunnen sommige volwassenen zich vrij
zelfstandig redden. Het moeilijk te beheersen eetgedrag kan echter een
spelbreker zijn. Veel volwassenen blijven daarom aangewezen op begeleiding
bij het wonen en werken. Het gemiddelde IQ is 70, met een brede variatie
naar boven en naar beneden. Personen met het syndroom van Prader-Willi
functioneren vaak onder hun niveau (vooral leermoeilijkheden); abstract
denken en rekenen zijn voor hen moeilijk. Mensen met het syndroom van
Prader-Willi hebben voor veel zaken meer tijd nodig dan anderen (laag
behandelingstempo).
Gedrag Jonge kinderen met het syndroom maken meestal een hartelijke en gelukkige
indruk. Later, en zeker in de puberteit kunnen er buien komen van
humeurigheid, prikkelbaarheid en koppigheid. Voor opvoeders is het niet
eenvoudig om een middenweg te vinden tussen het stimuleren van de sterke
kanten van het kind enerzijds en anderzijds het beschermen tegen
teleurstellingen die als gevolg van de handicap bijna onvermijdelijk zijn.
De sterke lust tot eten, een eetdwang eigenlijk, levert naast de
stemmingswisselingen vaak de meeste problemen op.
Gezondheid
Wanneer het gewicht onder controle kan worden gehouden, is de
levensverwachting van mensen met het syndroom van Prader-Willi in principe
normaal. Als gevolg van overgewicht kunnen gewrichtsproblemen (rug, enkels)
en suikerziekte (diabetes mellitus) ontstaan.
Oorzaak Het syndroom van Prader-Willi wordt veroorzaakt door het ontbreken van een
stukje informatie dat normaal aanwezig is in het chromosoom nummer 15. Het
ontbreken van dat stukje informatie kan op drie verschillende manieren zijn
ontstaan.
Deletie In 70 procent van de gevallen wordt het syndroom van Prader-Willi
veroorzaakt door deletie. Hierbij ontbreekt er een stukje uit een van de
twee chromosomen nummer 15. Preciezer gezegd ontbreken er een aantal genen
(een klein stukje DNA) uit de lange arm van dat chromosoom 15 (15q11-13).
Het bijzondere hierbij is dat het chromosoom 15, dat een stukje DNA
ontbreekt, altijd afkomstig is van de vader. Het ontbreken van het stukje
DNA uit chromosoom 15 ontstaat meestal bij toeval tijdens de vorming van de
zaadcellen. De kans dat zoiets gebeurt, is erg klein, omdat de 'fout' niet
reeds bij een van beide ouders aanwezig is. De herhalingskans bij een
volgende zwangerschap is dan ook uiterst gering.
Uniparentele maternale disomie
In ongeveer 28 procent van de gevallen is er sprake van een uniparentele
disomie. Hierbij ontbreekt er geen stukje DNA uit een van de twee
chromosomen nummer 15, maar blijken beide chromosomen nummer 15 afkomstig te
zijn van de moeder. Normaal zijn van de 23 chromosomenparen in elke
lichaamscel van elk paar één afkomstig van de moeder en één van de vader.
Wanneer er in de eicel van de moeder 'per ongeluk' twee chromosomen nummer
15 aanwezig zijn en in de zaadcel van de vader gewoon als normaal één
aanwezig is, ontstaat er een bevruchte eicel met 3 chromosomen nummer 15.
Dan is er dus één chromosoom nummer 15 te veel aanwezig, waarna een van de
drie moet verdwijnen. Als nu chromosoom nummer 15 van de vader verdwijnt,
blijven er twee identieke chromosomen nummer 15 van de moeder over en
ontbreekt de kennelijk noodzakelijke vaderlijke informatie. Dit wordt daarom
uniparentele (= één ouder) disomie (= twee chromosomen) genoemd. Het
ontstaan van een bevruchte eicel met drie chromosomen nummer 15 is uiterst
klein. De kans op herhaling bij een volgende zwangerschap is daarom dus ook
zeer klein.
Afleesstoornis (imprintingsstoornis) In 2 tot 5 procent van de gevallen gaat het om een imprintingsstoornis.
Wanneer het van de vader afkomstige chromosoom nummer 15 wel aanwezig is,
maar de informatie van dat stukje chromosoom om welke reden dan ook niet kan
worden afgelezen, is het net alsof die informatie ontbreekt. Het ontstaan
van het syndroom van Prader-Willi door een afleesfout is zeldzaam. De kans
op herhaling is in dit geval echter wel aanwezig, omdat de aanwezigheid van
afleesfouten wel kan worden doorgegeven.
Translocatie In ca. 1% van de gevallen is het ontbrekende stuk van chromosoom 15 op een
ander chromosoom geplakt. Deze verplaatsing heet een translocatie.
Prenataal onderzoek is mogelijk Voor het met zekerheid vaststellen van de diagnose syndroom van Prader-Willi
is onderzoek van de chromosomen dus van groot belang. Indien de juiste
oorzaak is gevonden, kan tijdens een eventuele volgende zwangerschap DNA
onderzoek bij de vrucht worden uitgevoerd (een vlokkentest of
Vruchtwaterpunctie).
Chromosoom 15 Een ander syndroom waarbij het 'foutje' ook op chromosoom 15 ligt, is het
syndroom van Angelman. Bij dit syndroom is het chromosoom 15 dat het stukje
DNA mist altijd afkomstig van de moeder, in tegenstelling tot het syndroom
van Prader-Willi waarbij dat ontbrekende stukje altijd afkomstig is van de
vader. Er bestaat ook een partiële tetrasomie 15. Naast de 46 chromosomen
die normaal gesproken in elke lichaamscel voorkomen hebben ze een klein
(deel van een) extra chromosoom dat is ontstaan uit chromosoom 15. Dit
syndroom wordt IDIC-15 genoemd.
Medische informatie Het syndroom van Prader-Willi zal in de meeste artsenpraktijken niet of
slechts zeer zelden voorkomen. Mede daardoor zal de kennis erover vaak te
wensen overlaten. Hieronder zijn problemen, voorkomend bij het syndroom,
vermeld die bij een medische behandeling complicaties zouden kunnen
veroorzaken.
Centrale bijnierinsufficiëntie Recent is door een Nederlandse groep onderzoekers aangetoond dat een deel
van de kinderen met het syndroom van Prader-Willi centrale
bijnierinsufficiëntie heeft tijdens stress. Dit betekent dat tijdens
periodes van hevige psychische stress, ziekte, operatie, ongeval, e.d. de
functie van de bijnier tekortschiet. De bijnier maakt cortisol. Een gebrek
aan cortisol kan ten tijde van ziekte ernstige gevolgen hebben. Deze
aandoening is met medicijnen te behandelen, die tijdens stresssituaties
gegeven kunnen worden. Dit kan met de behandelend kinderarts besproken
worden.
Slaap-/ademhalingsstoornissen Door het soms enorme overgewicht kan een hypoventilatiesyndroom (stoornissen
van de ademhaling) en apneu (stokken van de ademhaling) tijdens de slaap
ontstaan. Dit komt vooral voor bij erg dikke mensen met syndroom van
Prader-Willi, maar soms ook bij normaal gewicht. Afvallen kan het probleem
doen verminderen. Excessive daytime sleepiness (buitengewone slaperigheid
overdag) is een veelvoorkomend symptoom. Kinderen kunnen in de klas in slaap
vallen, vooral 's middags.
Versterkte reactie op sommige
medicijnen Vooral bij medicijnen voor vermageren en gedragsbeïnvloeding. Bij
intramusculaire toediening kan langdurige sedatieve werking van het middel
ontstaan.
Hoge pijndrempel en gestoorde temperatuurregulatie
Beide kunnen een infectie maskeren. Personen met het syndroom van
Prader-Willi zullen vaak pas over pijn klagen als de infectie hevig is.
Veelal hebben zij geen of lage koorts bij infecties of ziekte.
Mogelijke problemen bij narcose Problemen hangen samen met hypotonie (voorzichtig met spierrelaxantia), een
gestoorde thermoregulatie (leidend tot hyper- en soms hypothermie, of
oververhitting of onderkoeling van het lichaam), cardiovasculaire
stoornissen (zoals hoge bloeddruk, ritmestoornissen), ernstig overgewicht (intubatieproblemen)
en daarmee samenhangend Diabetes Mellitus (type 2) vanaf tienerleeftijd, en
neiging tot convulsies (spierschokken)(vermijden van epileptogene
anesthetica, voorkeur: halothaan). Bij de narcose dient rekening gehouden te
worden met het mogelijk bestaan van centrale bijnierinsufficiëntie tijdens
stress.
Onvermogen tot braken Mensen met het syndroom van Prader-Willi braken zeer zelden, zelfs al eten
zij niet-eetbare zaken zoals afval. Mocht iemand toch gaan braken dan moet
je erop bedacht zijn dat er iets ernstigs aan de hand is. Er is een
verhoogde kans op diarree.
Krabben en peuteren Dermatillomanie is een veel voorkomend probleem. Mensen met het syndroom van
Prader-Willi hebben littekens en wondjes in diverse stadia van genezing. De
wondjes worden dikwijls maanden opengehouden door peuteren. Door de hogere
pijngrens die mensen met het syndroom van Prader-Willi hebben, is de kans op
beschadiging groter. Voorkomen is beter dan genezen.
Hypotonie
Zuigelingen hebben vaak een slechte zuigreflex en ook op latere leeftijd een
lage spiertonus. De taal- en spraakontwikkeling kan vertraagd zijn.
Nog enkele veel voorkomende medische aspecten
- Scoliose (rugverkromming): komt veel voor, vaak niet herkend;
- diabetes mellitus (type II): vooral afhankelijk van gewicht;
- Cariës: niet goed op elkaar sluiten van tanden en kiezen; dik,
stinkend speeksel; slechte mondhygiëne;
- Myopie (bijziendheid); strabismus (scheelheid): zeer
frequent;
- Hernia inguinalis (liesbreuk) en/of cryptorchisme (niet
indalen van de teelballen);
- Hypogonadisme (weinig ontwikkelde geslachtsorganen);
- Personen met het syndroom van Prader-Willi zijn meestal onvruchtbaar en
hebben een beperkte lengtegroei.
Behandeling Doordat het syndroom van Prader-Willi ontstaat door een afwijking in het
DNA, is het syndroom niet te genezen. Wel zijn enkele symptomen te
bestrijden. Gezien de uitgebreide en zeer verschillende symptomatiek van
patiënten met het syndroom van Prader-Willi zijn er diverse
behandelmogelijkheden. De belangrijkste behandelingen zijn
groeihormoonbehandeling en eventueel behandeling met (gluco)corticosteroïden
voor bijnierinsufficiëntie. Informatie over bijnierinsufficiëntie is
hierboven weergegeven en is te vinden op de site van de Stichting Kind en
Groei. Daarnaast zijn er nog specifieke behandelingen, zoals hormonale of
chirurgische behandeling van niet ingedaalde zaadballen (cryptorchidie),
hormonale therapie voor een afwezige of vertraagde puberteitsontwikkeling,
en het afplakken van het goede oog middels een pleister bij scheelzien (strabismus).
Groeihormoonbehandeling In meerdere studies is aangetoond dat groeihormoonbehandeling een gunstig
effect heeft op de lichaamssamenstelling (vet-spier-verhouding), op de
lengtegroei, op de hoofdomtrek en op het natuurlijke beloop van de body mass
index (BMI) bij kinderen met het syndroom van Prader-Willi. Deze gunstige
effecten worden onder andere beschreven in de grootste (Nederlandse) studie
naar langere termijneffecten van groeihormoonbehandeling. Het betreft hier
kinderen vanaf 3 jaar.JCEM 2009;94:4205-4215 Voor jongere kinderen met het
syndroom van Prader-Willi vindt groeihormoonbehandeling in Nederland in
studieverband plaats (in Nederland via de Stichting Kind en Groei).Stichting
Kind en Groei
De uitdaging voor opvoeders
Onverzadigbare eetlust met samenhangende vetzucht (adipositas)
- Naast de onverzadigbare eetlust wordt een stofwisselingsstoornis
aangenomen (gewichtstoename op laag calorisch dieet). Vooral na het
2e levensjaar wordt voedsel een obsessie. Er blijft een hongergevoel
ondanks een volle maag. Gewichtstoename kan erg snel gaan;
- Een gewoon dieet kan nog te veel calorieën bevatten voor iemand met het
syndroom van Prader-Willi;
- Ook als het gewicht goed geregeld is blijft controle noodzakelijk. Al heel
jong zijn kinderen met het syndroom van Prader-Willi meesters in het
weghalen en verbergen van voedsel. Blijft het gewicht binnen de perken dan
is dat niet het gevolg van zelfcontrole maar meestal het beleid van de
ouders die al het voedsel onder controle houden (keuken en koelkast op slot
e.d.);
- Mensen met het syndroom van Prader-Willi denken en dromen 24 uur
per dag over eten. Het is dan ook erg moeilijk voedsel te zien maar
er niet aan te mogen komen, bijvoorbeeld als een kamergenootje wel
alles mag hebben;
- Medicijnen en chirurgisch ingrijpen (bijvoorbeeld maagverkleining) hebben
over het algemeen geen blijvend resultaat.
Gedragsproblemen Mogelijk op basis van een hersenstoornis, gecompliceerd door vele andere
factoren kunnen zich gedragsproblemen voordoen zoals driftbuien en
woede-uitbarstingen. De volgende typische gedragskenmerken kunnen ten
grondslag liggen aan allerlei probleemgedrag bij mensen met het syndroom van
Prader-Willi. Koppigheid, egocentrisme, rigide manier van denken, verzet
tegen veranderingen (hang naar structuur en routine), perseveratie
(voortdurend dezelfde vragen stellen of dezelfde verhalen vertellen),
krabben en pulken aan wondjes, hamsteren en verzamelen, eetobsessie.
Depressieve en psychotische perioden komen voor, toenemend bij het ouder
worden. Hoewel ze vaak erg aardig zijn, kan de stemming op onvoorspelbare
momenten omslaan. Praten maakt in zo'n geval de zaak alleen maar erger.
Vastgestelde time-out procedures werken meestal het beste. Medicatie heeft
maar een beperkte waarde.
|
|