Samuel Alexander Kinnier Wilson
(1878-1937) |
|
Inleiding:
De ziekte van Wilson is een zeldzame autosomaal recessief erfelijke
aandoening, waarbij de uitscheiding van koper via de gal verminderd is.
Hierdoor worden langzamerhand vele organen vergiftigd, vooral de lever en de
hersenen. Koper is een onmisbaar sporenelement, maar een teveel kan tot
ernstige klachten leiden.
Voorkomen
De incidentie is ongeveer 1 op 30.000, er zijn echter streken waar de ziekte
veel meer voorkomt (El Salvador: 1 op 186). Asymptomatische dragers van het
gen komen ongeveer 1 op 9000 voor. De ziekte treedt alleen op als men 2
exemplaren van het defecte gen heeft. Mannen zijn vaker aangedaan dan
vrouwen en de ziekte komt vaker voor bij mensen van Spaanse afkomst.
Oorzaak
Het gen dat de ziekte kan veroorzaken ligt op chromosoom 13 (13q14.3) en
komt vooral tot expressie in de lever, de nieren en placenta, maar ook, zij
het in veel mindere mate, in de nieren, de hersenen en de longen. Het gen
codeert voor een eiwit dat koper naar de gal transporteert en het in
ceruloplasmine inbouwt. Bij de defecte vorm van het enzym treedt de
uitscheiding naar de gal niet op. Het koper stapelt zich op in de lever en
beschadigt deze, waarna het koper via het bloed naar de rest van het lichaam
wordt getransporteerd. Onbehandeld leidt de ziekte van Wilson uiteindelijk
tot leverfalen, hersenbeschadiging en tot de dood.
Verschijnselen
De eerste verschijnselen treden meestal pas rond de leeftijd van 18 tot 21
jaar op, maar soms pas rond het dertigste of zelfs het vijftigste jaar. Het
meest klassieke teken is het verschijnen van Kayser-Fleischerringen rond het
hoornvlies (de cornea). Dit zijn koperdeposities in de Membraan van Descemet.
Andere symptomen zijn een teken van beschadiging van de lever, bloedvormende
weefsels, het centraal zenuwstelsel, de urinewegen, of het
bewegingsapparaat. Zwelling van de lever en de milt (hepatosplenomegalie,
geelzucht, ascites, bloedarmoede, beenmergdepressie, veel aminozuren, eiwit,
urinezuur en koolhydraten in de urine; zachter worden van het skelet,
tremoren en spierstijfheid, (de laatste twee als uiting van parkinsonisme),
kunnen bijvoorbeeld optreden.
Diagnose
De concentratie van koper in de lever kan 20 x zo hoog zijn als normaal;
hiervoor is echter een leverbiopt nodig. Het ceruloplasmine in bloed is
meestal flink verlaagd, onder 30% van normaal. Patiënten met neurologische
problemen presenteren zich meestal op een leeftijd rond 14-19 jaar; met
leversymptomen rond 19-22 jaar. Eerste presentaties na het 40e jaar zijn
zeldzaam. Een Kayser-Fleischerring, indien geconstateerd door een oogarts,
is pathognomonisch (bewijzend); afwezigheid ervan sluit de diagnose echter
niet uit. Bij ontdekking van een geval moeten broers en zusters van de
patiënt ook worden gescreend, aangezien zij 25% kans hebben het ook te
hebben.
Behandeling
De ziekte kan worden behandeld door levenslang chelerende middelen te
slikken, stoffen die metaalionen binden en in oplossing houden zodat ze door
de nieren met de urine worden uitgescheiden, in combinatie met een koperarm
dieet. Dit stopt de progressie van de ziekte; verbetering van al bestaande
beschadigingen kan meestal niet worden verwacht. Het is daarom van groot
belang de diagnose zo vroeg mogelijk te stellen, wat moeilijk is omdat het
zeldzaam is. Bij mensen waarbij het in de familie bekend is zal men er
eerder aan denken, maar de meeste gevallen zijn sporadisch.
Geschiedenis
De ziekte is genoemd naar de Britse arts Samuel Alexander Kinnier Wilson
(1878-1937), die het beeld in 1912 beschreef. Dr J.N. Cumings legde in 1948
het verband met koperstapeling. De eerste effectieve behandeling werd in
1956 ontdekt door Dr John Walshe. De genetische basis van de ziekte werd in
de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw opgehelderd door
verschillende onderzoeksgroepen. |
|