mazelenvirus
|
|
Algemeen
Mazelen worden veroorzaakt door een virus. Besmetting vindt plaats via
druppeltjes die met hoesten en niezen worden verspreid. Mazelen zijn zeer
besmettelijk: één ziek kind besmet minstens tien anderen. Patiënten zijn het
meest besmettelijk van 1 tot 2 dagen vóór de uitslag begint tot ongeveer 4
dagen erna. Mazelen breken gemiddeld tien dagen na de besmetting uit.
Ziekteverschijnselen
-
Hoge koorts, hoesten, verkoudheid en rode ogen.
-
Witte vlekjes met een rode stip aan de binnenkant van
de wangen.
-
Vlekken op het gezicht, in de nek en de hals.
-
Na verloop van tijd een bijna egaal rode huid.
Complicaties
-
5 tot 10% van de patiënten krijgt oorontsteking met
soms blijvende doofheid als gevolg.
-
1 tot 5% krijgt een (levensbedreigende) longontsteking.
-
Heel soms (1 op de 1000 keer) leidt mazelen tot een
acute hersenontsteking die vaak blijvende hersenschade geeft.
-
1 tot 2 van de 1000 patiënten sterven.
Er is geen behandeling voor mazelen, behalve bestrijding
van koorts en pijn. Antibiotica kan helpen bij het bestrijden van een
bijkomende bacteriële infectie. Tegen hersenontsteking is helemaal niets te
doen.
Het effect van vaccinatie
In ontwikkelingslanden sterven per jaar meer dan 300.000 kinderen aan
mazelen. In Nederland is het aantal sterfgevallen en zieken spectaculair
gedaald sinds de mazelenvaccinatie in 1976 werd opgenomen in het
Rijksvaccinatieprogramma. Eerst als los vaccin, vanaf 1987 als onderdeel van
de BMR-vaccinatie. Deze geeft bij meer dan 95% van de ingeënte mensen
persoonlijke bescherming. Onder bevolkingsgroepen die zich niet laten
vaccineren, breken van tijd tot tijd nog mazelenepidemieën uit. Tijdens de
epidemie van 1999/2000 werden 150 kinderen met mazelen in het ziekenhuis
opgenomen en stierven drie kinderen aan de gevolgen van de ziekte.
Het vaccinatieschema
Kinderen worden tegen mazelen ingeënt als ze 14 maanden zijn en als ze 9
jaar zijn. De vaccinatie is onderdeel van het combinatievaccin BMR, dat met
één prik beschermt tegen bof, mazelen en rodehond. De BMR-prik wordt
onderhuids in de bovenarm gegeven. Tegelijk met de eerste BMR-inenting
krijgen kinderen ook een inenting tegen Meningokokken C. De tweede
BMR-inenting wordt tegelijk met de DTP-prik gegeven. Deze prikken krijgen
kinderen op een andere plek dan de BMR-prik. De twee BMR-prikken samen
zorgen voor levenslange bescherming tegen mazelen.
Mogelijke bijwerkingen van de BMR-vaccinatie
De BMR-inenting geeft meestal weinig bijwerkingen. Als ze voorkomen, zijn ze
mild en duren ze kort. Bijwerkingen beginnen pas 5 tot 12 dagen na de
vaccinatie.
-
1 op de 10 tot 20 kinderen wordt na de eerste BMR-prik
hangerig, krijgt koorts en/of huiduitslag. Dat duurt meestal 1 of 2 dagen.
-
Sommige kinderen krijgen hoge koorts en heftige
huiduitslag.
-
Bij heel hoge koorts kunnen sommige kinderen
koortsstuipen krijgen. Dat gebeurt bij 1 op de 5000 tot 10.000 kinderen.
-
Heel zelden komt een tekort aan bloedplaatjes voor. Dat
is bij 1 op de 25.000 kinderen en gaat vanzelf weer over.
-
Zeer zelden krijgen kinderen gewrichtsklachten. Ook die
gaan vanzelf weer over. Bij volwassen komt dit vaker voor.
-
Na de tweede BMR-prik zijn er bijna nooit klachten.
Oudere kinderen kunnen wel, zoals bij elke injectie, flauwvallen.
Omdat het BMR-vaccin een levend is, mag het niet aan
zwangere vrouwen worden gegeven. Vrouwen moeten tot 3 maanden na een
BMR-vaccinatie voorkomen dat zij zwanger worden. |
|