|
|
Inleiding
Onder
alternatieve geneeswijzen vallen alle therapieën, geneesmiddelen en
diagnostische handelingen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk
bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is en die meestal niet aan
medische faculteiten of officieel erkende paramedische opleidingen worden
gedoceerd. Deze geneeswijzen worden ook door niet-artsen uitgeoefend. Naast
genezing of behandeling van een ziekte kunnen ze ook persoonlijke groei en
relaxatie tot doel hebben. De meest toegepaste geneeswijzen zijn:
homeopathie, acupunctuur, paranormale geneeswijzen, natuurgeneeskunde en
antroposofische geneeskunde. Zij worden toegepast op respectievelijk 50, 11,
9, 5 en 2 procent van de gebruikers van alternatieve geneeswijzen (15,7 %
van de bevolking volgens opgave uit eigen kring). Verder worden onder
immigranten allochtone geneeswijzen toegepast.
Terminologie
De term alternatieve geneeswijzen heeft een aantal synoniemen. De meest
voorkomende zijn alternatieve geneeskunde, alternatieve behandelingen,
complementaire geneeswijzen, additieve geneeswijzen of niet-conventionele
geneeswijzen. De Engelse term Complementary and Alternative Medicine (CAM)
wordt ook gebruikt.
De term is in Nederland gangbaar geworden toen in 1981 Prof. dr. P.
Muntendam het rapport Alternatieve Geneeswijzen in Nederland presenteerde.
In de politiek en in de medische wetenschap worden deze behandelingen
meestal formeel aangeduid met de term "niet-conventionele geneeswijzen".
Met de invoering in Nederland van de Wet Uitvoering Geneeskunst (WUG) in
1865 ontstond er een scheiding tussen de universitaire geneeskunde en de
overige geneeswijzen. De universitaire artsenij kreeg door deze wet
wettelijke bescherming. De term alternatieve geneeswijze wordt in Nederland
eigenlijk pas sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw op grote schaal
gebruikt, nadat de Commissie Muntendam een rapport uitbracht aan de
Nederlandse regering met aanbevelingen om een aantal alternatieve
behandelingen wetenschappelijk te laten onderzoeken.
Een klein deel van de reguliere artsen in Nederland studeert verder in
alternatieve richtingen zoals homeopathie, chiropraxie, manuele therapie,
antroposofie, osteopathie of acupunctuur. De alternatieve artsenverenigingen
in Nederland vertegenwoordigen circa 1500 alternatieve artsen. Het
werkelijke aantal ligt echter rond de 1000 (bijvoorbeeld door artsen die
zowel homeopathie als acupunctuur bieden). Het aantal beoefenaars van de
alternatieve geneeswijzen die geen artsenopleiding hebben is in Nederland
groter, omdat het geen beschermde beroepsgroep is: iedereen kan zich zonder
opleiding therapeut noemen. Wel wordt van alternatieve behandelaars door de
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) enige zorgvuldigheid
verlangd.
Geschiedenis
Geneeskunde is van alle tijden. Sinds Claudius Galenus (150 na Christus)
werd algemeen verondersteld dat ziekten veroorzaakt werden door een onbalans
in de vier lichaamssappen, te weten: slijm, bloed, zwarte en gele gal
(gebaseerd op de vier elementen, water, vuur, aarde en lucht en de
vereniging van hun eigenschappen; warm, koud, nat en droog). Therapieën
waren gebaseerd op het weer in harmonie brengen van deze lichaamssappen
(zoals door middel van aderlaten, braken of laxatie). Men noemde deze
theorie de humorenleer.
Sinds de middeleeuwen konden er twee soorten geneeskundigen worden
onderscheiden. Vooreerst had men de theoretici, de doctores medicinae. Naast
deze theoretici waren er de uitvoerenden, de barbiers en chirurgijnen. Deze
behandelaars deden allerlei ingrepen met het mes (met name aderlaten),
verzorgden wonden en zweren, behandelden breuken en voerden ook amputaties
uit. Zij stonden in veel lager aanzien dan de doctores medicinae. Tussen hen
bestond nauwelijks overdracht van opgedane kennis.
Vanaf de Renaissance groeien religie, filosofie en natuurwetenschappen
verder uit elkaar. Descartes stond aan het begin van een mechanisch
mensbeeld. De vorming van de nu conventionele geneeskunde ontstond in de 17e
eeuw, toen de natuurwetenschappen een revolutionaire ontwikkeling
doormaakten. . Deze ontwikkeling werd gestimuleerd door de vele nieuwe
apparaten en instrumenten die in die tijd werden ontwikkeld. Dit had
effecten op de kwaliteit van de geneeskunde. Men leerde meer en meer over de
anatomie en het functioneren van het lichaam. De werking van organen en
orgaanstelsels werd beter verklaard door de nieuwe ontdekkingen.
Daardoor begon men de ziektes te zien als het gevolg van slecht
functionerende organen en weefsels. Volgens dit medische model was iemand
ziek als bijvoorbeeld zijn lever niet goed werkte: genees de lever en men
geneest de patiënt. Binnen de geneeskunde ontwikkelden zich vele
specialismen, die zich elk op een orgaansysteem van de mens of op een
bepaald type behandeling richtten. Tot aan het eind van de 18e eeuw
bestonden geneeskundige handelingen echter nog voornamelijk uit
aderlatingen, primitieve operaties en botzettingen, laxeerkuren, braakkuren
en bloedzuigers, en door het gebrek aan hygiënisch inzicht was het resultaat
van de behandeling veelal ongewis. Onder andere homeopathie ontstond aan het
eind van 18e eeuw in reactie op de slechte resultaten van de medische
wetenschap.
De moderne geneeskunde ontwikkelde zich in de 19e eeuw. Het vertrouwen in de
moderne geneeskunde als gevolg van de steeds verbeterende resultaten, leidde
ertoe dat de tot dan toe gangbare behandelingen veel minder werden
toegepast. In 1865 voerde Thorbecke in Nederland de Wet op de Uitoefening
van de Geneeskunst in, waarna het alleen aan universitair opgeleide medici
toegestaan was de geneeskunst te beoefenen. Desalniettemin werd de wet
veelvuldig overtreden; traditionele behandelingen werden naast de
natuurwetenschappelijke geneeswijze nog steeds uitgevoerd. In deze periode
bestonden deze alternatieve behandelingen uit bijvoorbeeld fytotherapie en
homeopathie, en aan het eind van de negentiende eeuw ontstond er een hausse
aan patentmiddelen. Patentmiddelen waren commerciële middelen op basis van
zorgvuldig geheimgehouden recepten, die met veel reclame werden aangeprezen.
Ze beloofden spectaculaire resultaten op velerlei gebied. Sommige van deze
middelen waren door de ingrediënten echter ronduit gevaarlijk. Wetgeving
zorgde er uiteindelijk voor dat de verkoop van deze middelen werd beperkt.
In de twintigste eeuw ziet men een verschuiving van de interesse naar
magnetiseurs, hypnotiseurs en gebedsgenezers.
Op dit moment is homeopathie de meest toegepaste alternatieve
methode,[bron?] in het bijzonder door de homeopathische zelfzorgmedicijnen.
Wetgeving Nederland en België
De Nederlandse Wet op de Uitoefening der Geneeskunst (WUG) van Thorbecke
(1865), waarin een artsexamen werd geïntroduceerd in de gezondheidszorg,
zorgde voor een splitsing tussen 'reguliere' en de 'alternatieve'
geneeskunst. Deze WUG maakte het uitoefenen van geneeskunst door onbevoegden
strafbaar. De Nederlandse overheid gedoogde en gedoogt echter de groep
alternatieve genezers.
Sinds de jaren 50 van de twintigste eeuw zijn er diverse commissies geweest
die probeerden regels omtrent de uitoefening van de geneeskunst door deze 'niet-gekwalificeerden'
vast te leggen. Uiteindelijk kwam in 1973 de Staatscommissie Medische
Beroepsuitoefening ('Commissie de Vreeze') met het voorstel van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet BIG. Deze werd
uiteindelijk pas in 1999 van kracht.
De Wet BIG komt er op neer, dat 'alternatieve genezers' hun beroep mogen
uitoefenen zonder daartoe een formele bevoegdheid te hebben verkregen,
waarbij bepaalde medische handelingen uitsluitend voorbehouden zijn aan
artsen en overige in de wet genoemde beroepen. Voor Nederland zijn de
"voorbehouden handelingen": heelkundige handelingen, verloskundige
handelingen, endoscopieën, catheterisaties, injecties, puncties; narcose,
het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling, cardioversie,
defibrillatie, elektroconvulsieve therapie, steenvergruizing en kunstmatige
fertilisatie.
In België is bovendien het stellen van diagnoses en het toepassen van
medisch-therapeutische handelingen alleen voorbehouden aan artsen. Het
toebrengen van schade aan de gezondheid van een persoon als het onbevoegd
uitoefenen van de geneeskunde en het stellen van een diagnose wordt
juridisch vervolgd.
In Nederland mag iedereen diagnoses stellen. De Belgische professor Willem
Betz noemt in het dagblad Trouw (okt 2002) Nederland een paradijs voor
kwakzalvers: Elke alternatieve genezer uit België of Duitsland die in eigen
land veroordeeld wordt, gaat vlak over de grens in Nederland onverstoorbaar
verder met zijn praktijken. Er wordt hem geen strobreed in de weg gelegd.
Iedereen mag zich in Nederland therapeut noemen.
Medisch tuchtrecht is in Nederland uitsluitend van toepassing op beroepen
die vallen onder de wet BIG. Alternatieve therapeuten kunnen in Nederland en
België niet worden ingeschreven in het BIG-register, respectievelijk het
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Zij kunnen lid
worden van een beroepsorganisatie, en bij elke beroepsvereniging is de
verplichting lid te zijn een organisatie die een klachtenregeling en/of
tuchtrecht kan verzorgen. De overheid laat de beroepsverenigingen van
alternatieve geneeswijzen vrij in het bepalen van hun opleidings- en
kwaliteitseisen. Sommige beroepsverenigingen verzorgen zelf hun opleidingen,
en tuchtrecht of klachtenregeling; anderen besteden onderdelen uit aan
instanties die zich daarop toespitsen. Als een beroepsorganisatie in
Nederland voldoet aan de kwaliteitseisen van de Stichting Tuchtrecht
Beroepen Natuurlijke Gezondheidszorg (TBNG) kan de beroepsorganisatie voor
een tuchtrechtregeling lid worden van die stichting. Sommige
beroepsverenigingen hebben dit aspect geregeld via de zelfstandige
Klachtencommissie Alternatieve Behandelwijzen.
Wanneer een alternatieve behandelaar handelingen heeft verricht, die
voorbehouden zijn aan artsen, is deze behandelaar juridisch te vervolgen.
Europese Unie
In de Europese Unie wordt het Europees Parlement dan ook geconfronteerd met
een tegenstrijdige toestand, waarin een behandelaar die in één land
officieel erkend wordt, in een ander land van de Europese Gemeenschap
aangeklaagd kan worden voor het onwettig uitoefenen van geneeskunde. Dit is
in strijd met het Verdrag van Rome. In 1997 is 'Het Statuut van de
niet-conventionele Geneeswijzen' aangenomen. Het Europees Parlement vraagt
daarin aan de Commissie zich in te spannen voor de verdere erkenning van de
niet-conventionele geneeswijzen. Er staat ook in dat erkenning pas komt als
de werking bewezen is. Hiervoor sticht de Europese Commissie COST B4 (European
Cooperation in the field of Science and Technology), om het wetenschappelijk
werk omtrent de niet-conventionele geneeswijzen te verzamelen. Het
eindrapport van COST B4 zegt dat er onvoldoende bewijs van werking is, maar
ook dat het mogelijk is om de al dan niet optredende werking van
alternatieve geneeswijzen te testen met wetenschappelijk gangbare methodes.
Dat sprak de beweringen tegen dat "conventionele wetenschap" voor
alternatieve geneeswijzen niet toepasbaar is.
Op 17 juni 1998 keurt het Europees Parlement een amendement goed dat de
gemeenschappelijke houding bepaalt ten opzichte van het vijfde
kader-programma om het onderzoek naar de doeltreffendheid van de
niet-conventionele Geneeswijzen te evalueren. Het aangenomen voorstel tot
wetswijziging neemt het artikel 2 van de resolutie over het statuut van de
niet-conventionele Geneeswijzen, dat gestemd werd door het Europees
Parlement op 29 mei 1997 (A4-0075/97), integraal over. Te weten: ”De
evaluatie van de doeltreffendheid, van de veiligheid en het
toepassingsgebied van de niet-conventionele therapieën, rekening houdend met
hun preventieve rol en de mogelijkheden van een individuele en holistische
benadering van de gezondheid.”
België
In België is op dit rapport op 21 november 1998 door prof. dr. Willem Betz,
Belgisch vertegenwoordiger in de EU COST B4-samenwerking en ook voorzitter
en algemeen secretaris van SKEPP, gereageerd in verband met de behandeling
van het wetsontwerp-Colla. In april 1999 is de wet Colla aangenomen die de
mogelijkheid biedt voor niet-conventionele behandelwijzen om te ijveren voor
een erkenning als beroepsgroep. Deze kaderwet beschrijft de stappen die
genomen moeten worden om deze niet-conventionele geneeswijzen te
regulariseren. De eerste voorwaarde beschreven in het COST B4-rapport is dat
zij zich verenigen. Op 11 mei 2003 wordt een wet bekrachtigd die nodig is
voor het erkennen van de beroepsverenigingen, met name homeopathie,
acupunctuur, chiropraxie en osteopathie. Een erkenning van deze beroepen als
niet-conventionele behandelwijzen is echter na bijna tien jaar nog geen
feit. Van de wet Colla zijn immers verschillende essentiële artikels nog
niet in werking getreden, en blijven er criteria geldig met betrekking tot
kwaliteitseisen en de voorwaarden voor bewezen werkzaamheid, onder andere
vastgelegd in en door het EU COST B4-Rapport, de Orde der Geneesheren en de
Raad voor het Verbruik.
Wetgeving in de lidstaten van de Europese Unie
De status van de van de niet-conventionele geneeskunde in de lidstaten van
de Europese Unie anno 1997, op het moment van de goedkeuring van de
ontwerpresolutie:
-
Op het gebied van de gezondheidszorg bestaan er binnen de Europese Unie
twee totaal verschillende opvattingen. In de eerste opvatting wordt
ervan uitgegaan dat alleen de medische stand (de artsen) de geneeskunde
kan beoefenen en zieken kan behandelen, zij het dat er uitzonderingen
worden gemaakt voor enkele beroepsgroepen die ook bepaalde medische of
paramedische handelingen mogen verrichten. Afgezien van deze
uitzonderingsgevallen is beoefening van de geneeskunde verboden. Dit is
de heersende opvatting in de Zuid-Europese landen, Frankrijk, België en
Luxemburg;
-
De feitelijke beoefening van niet-conventionele geneeswijzen in deze
landen en de stijgende vraag van patiënten hebben echter geleid tot een
zekere tolerantie, bijvoorbeeld in Frankrijk, waar de acupunctuur, sinds
1950 door de "Académie de médecine" legaal kan worden uitgeoefend door
erkende artsen; bovendien worden homeopathische geneesmiddelen als zij
op medisch recept zijn verstrekt, vergoed door sommige ziekenfondsen;
-
In de tweede opvatting, die domineert in de landen van Noord-Europa,
wordt uitgegaan van een tegenovergestelde benadering: iedereen die dat
wenst kan de geneeskunde beoefenen, maar bepaalde handelingen mogen
uitsluitend verricht worden door artsen, die bovendien de regels in dit
opzicht opstellen en als referentie gelden bij de inrichting van de
gezondheidszorg en het volksgezondheidsbeleid;
-
In het Verenigd Koninkrijk en Ierland kan iedere niet-bevoegde persoon,
dat wil zeggen iedereen die geen arts is, krachtens het gewoonterecht
een therapie aanbieden op voorwaarde dat hij zich niet voor arts
uitgeeft, en geen diagnoses stelt. Deze situatie heeft als groot nadeel
dat, omdat er geen wettelijke erkenning bestaat van opleidingen en
titels, er aan serieuze en vakbekwame beroepsbeoefenaren noch aan
patiënten bescherming wordt geboden tegen minder gekwalificeerde
beoefenaren of eventuele kwakzalvers. In het Verenigd Koninkrijk is door
middel van de "Osteopaths Act" van 1993 en de "Chiropracters Act" van
1994 voor die twee beroepsgroepen wel een en ander vastgelegd;
-
In Nederland is in november 1993 een wet Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg goedgekeurd (BIG). Krachtens deze wet mag in beginsel
iedereen medische zorg verstrekken, maar in de wet zijn de handelingen
vastgelegd die uitsluitend mogen worden verricht door erkende
beroepsbeoefenaren. Bovendien is in deze wet aan de vrijheid van het
uitoefenen van de geneeskunde een strafbepaling toegevoegd: het
toebrengen van schade aan de gezondheid van een persoon wordt bestraft;
-
In Duitsland bestaat de vrijheid van medische-zorgverlening al sinds
1873 en het beroep van Heilpraktiker (geneeskundige zonder artsdiploma)
is sinds 1939 erkend. Hoewel een specifieke opleiding niet verplicht is,
moeten de beoefenaren een examen medische basiskennis afleggen en
ingeschreven zijn in een beroepsregister De Heilpraktiker kan als hij
beschikt over een vergunning (Erlaubnis) niet-conventionele geneeskunde
uitoefenen. Bovendien zijn zowel homeopathische als antroposofische
geneeswijzen opgenomen in de nationale farmacopee (met een specifieke
commissie die in 1978 is ingesteld en waarin de vertegenwoordigers van
de desbetreffende geneeswijze zitting hebben);
-
In Denemarken en Zweden ten slotte kunnen niet-medici en paramedici de
niet-conventionele geneeskunde uitoefenen binnen bepaalde grenzen die
zijn vastgelegd in de wetten van respectievelijk 14 mei 1970 en nr. 409
van 1960. De chiropraxie wordt in Denemarken (wet nr. 415 van 6 juni
1991), Zweden (wet nr. 1988/89: 96) en Finland als medisch beroep
erkend.
Uitgangspunten
Filosofie
De reguliere geneeskunde gaat uit van de gedachte dat het lichaam
beschouwd kan worden als een materieel object dat natuurwetenschappelijk
onderzocht en geanalyseerd kan worden. De resultaten van het onderzoek
worden vervolgens benut voor behandeling van ziekten, stoornissen en
handicaps. De reguliere geneeskunde kent voor de behandeling van
geestelijke en psychische kwalen, naast gesprekstechnieken en
lichamelijke oefeningen, medicinale behandelingen die ingrijpen op een
relevant geacht onderdeel van het neurologisch systeem. De reguliere
geneeskunde gaat ervan uit, dat de ziekte van een persoon bestaat uit
een ziek orgaan of een afwijkende functie ergens in het lichaam. Dit
ziektemodel wordt soms reductionistisch genoemd, omdat de toestand van
de patiënt wordt gereduceerd tot onderdelen en processen, op zoek naar
het onderdeel of proces dat hapert. Gezondheid wordt daarbij gezien als
de afwezigheid van ziekte. Ziekte wordt gezien als iets, wat bestreden
dient te worden. Soms is een reguliere therapie werkzaam, terwijl het
werkingsmechanisme (nog) onbekend is.
De reguliere geneeskunde diagnosticeert en behandelt zo veel mogelijk op
basis van natuurwetenschappelijke inzichten. Van belang hierbij zijn de
atomaire en moleculaire structuur van de materie en de opbouw van
organismen in cellen, weefsels en organen. De effectiviteit van de
behandelwijzen wordt vastgesteld met methoden van de zogeheten
evidence-based medicine. Er zijn nog veel reguliere behandelwijzen
waarvan de effectiviteit niet op die manier is vastgesteld.
Patiënten vinden soms dat de reguliere geneeskunde weinig tijd of
aandacht heeft voor de patiënt, en dat er niet gekeken wordt naar de
gehele persoonlijkheid. Het kan ook gebeuren dat reguliere artsen
machteloos staan tegenover een ziekte, en dan alleen pijn of lijden
kunnen proberen te verlichten. Alternatieve genezers worden vaak op
zulke momenten, terecht of ten onrechte, geraadpleegd. Indien de
situatie levensbedreigend is de alternatieve arts verplicht om naar een
reguliere arts door te verwijzen. Dat gebeurt echter niet altijd.
Alternatieve genezers zijn herhaaldelijk door de rechter en de
tuchtrechter op de vingers getikt, in het geval zij de patiënt hadden
moeten doorverwijzen, maar dat niet deden, zoals in het geval Sylvia
Millecam.
Alternatieve geneeswijzen vertonen onderling grote verschillen omdat een
systematiek ontbreekt. De meeste beweren uit te gaan van een holistisch
model, waarbij zowel lichaam, geest en ziel een geheel vormen en samen
behandeld moeten worden, of terug in balans gebracht moeten worden.
Daarbij wordt veelal ervan uitgegaan dat zowel lichaam als geest en ziel
bestaande entiteiten zijn. Een basisprincipe van zowel de reguliere als
de alternatieve behandelaar is "genees de oorzaak, niet het gevolg". Bij
sommige alternatieve geneeswijzen worden de oorzaken van de klacht
bijvoorbeeld in het domein van ziel of geest gezocht met een
lichamelijke uitingsvorm. Bij andere geneeswijzen wordt de oorzaak
gezocht in problemen met de energiehuishouding van het lichaam. De
alternatieve genezer heeft veel aandacht voor de patiënt en er wordt
vaak meer tijd uitgetrokken om met de hele persoon en diens
(levens)visie kennis te maken.
Effectiviteit
Er zijn veel wetenschappelijke onderzoeken verricht naar de werking van
diverse alternatieve geneeswijzen, maar behalve toediening van bepaalde
kruiden is geen enkele alternatieve geneeswijze werkzaam gebleken. Voor
de reguliere medische wetenschap is het criterium voor een geneeswijze,
naast een natuurwetenschappelijk werkingsmechanisme, of deze zijn
werkzaamheid in een gedegen medisch wetenschappelijk onderzoek, bij
voorkeur een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek (RCT, Randomised
controlled trial), kan aantonen. Dat wil, vereenvoudigd, zeggen: in twee
gelijkwaardige groepen patiënten, van statistisch voldoende omvang,
wordt het effect van de behandeling gemeten. De ene groep wordt
behandeld met de te onderzoeken methode, de andere groep met een al
bewezen methode of met een placebo. Als een effect gevonden wordt, wordt
een artikel na keuring door vakgenoten gepubliceerd in een
wetenschappelijk tijdschrift. Het effect geldt eerst dan als aangetoond,
als andere onderzoekers het effect kunnen reproduceren en daarover
eveneens hebben gepubliceerd. Zie verder bij Wetenschappelijke methode.
De meta-analyse, waarbij de RCT's samen worden gevoegd en een uitspraak
wordt gedaan over een bepaalde therapie geeft de hoogste vorm van
evidentie. Daar moet bij worden aangetekend dat de kwaliteit van een
meta-analyse afhankelijk is van de kwaliteit van het opgenomen
onderzoek. De kwaliteit van een meta-analyse kan nooit groter zijn dan
de kwaliteit van elk individueel onderzoek. Een meta-analyse van het
Cochrane-collaboration liet bijvoorbeeld zien dat Sint-Janskruid bij
depressie in Duitstalige landen effectiever is dan in andere landen.
Veel van de verrichte onderzoeken naar alternatieve geneeswijzen bleken
niet volgens de wetenschappelijke methodologische eisen opgezet te zijn,
waardoor de resultaten onbetrouwbaar zijn. Tijdens bepaalde onderzoeken
werd er volgens de homeopathische beweging ook gefraudeerd. Van de
overige onderzoeken leken sommige een werking aan te tonen, terwijl
volgende, groots opgezette onderzoeken naar dezelfde ziekte en dezelfde
behandeling dan weer géén effect lieten zien. Dat is overigens een
verschijnsel dat ook in de reguliere geneeskunde een rol speelt. Veelal
wordt het veroorzaakt door een systematische fout in de onderzoeksopzet,
of door toevals-effecten. Vandaar dat de herhaalde experimenten onder
streng gecontroleerde omstandigheden een belangrijke rol spelen.
Alternatieve genezers wijzen er vaak op, dat het model waarmee zij
werken niet binnen de medische wetenschap past: er zijn voor hen geen
100 patiënten te vinden die hetzelfde hebben, en dus met dezelfde
behandeling geholpen kunnen worden. De gebruikelijke dubbelblinde
gerandomiseerde onderzoeksmethode past daarom niet goed in het mensbeeld
van de alternatieve geneeswijze, waar elk individu zijn eigenheid heeft
en dus anders behandeld zou moeten worden. Dit leidt vaak tot een
patstelling in de discussie tussen alternatieve en reguliere
geneeskunde.
Samenwerking
In de praktijk blijkt dat alternatieve therapieën worden gebruikt naast
reguliere therapieën, meestal als aanvulling of ondersteuning. Het gaat
om circa 6% van de Nederlandse en circa 10% van de Belgische bevolking.
Ook is er vaak sprake van dat mensen voor minder ernstige aandoeningen
als een verkoudheid of hooikoorts kiezen voor alternatief, maar bij
ernstiger klachten voor een reguliere behandeling. Slechts een kleine
minderheid van hen die alternatieve geneeswijzen kiezen, maakt
uitsluitend gebruik van alternatieve geneeswijzen (Zie paragraaf:
Feitelijk gebruik).
Veel mensen die alternatieve therapieën naast reguliere medische zorg
gebruiken, lichten hun (reguliere) arts hierover niet in, soms uit gêne
dat de arts hen niet meer serieus zal nemen en soms in de
veronderstelling dat het geen kwaad kan. Alternatieve middelen kunnen,
net als reguliere, bijwerkingen hebben. Over de interactie van bepaalde
kruiden en andere niet-conventionele middelen met conventionele
geneesmiddelen, en de ongewenste bijwerkingen die dit kan geven, wordt
steeds meer duidelijk. Patiënten dienen steeds hun arts in te lichten
als zij, naast wat deze heeft voorgeschreven, ook een of meer
alternatieve middelen gebruiken.
Veel alternatieve genezers zijn zich naar eigen zeggen van deze gevaren
bewust en zien hun therapieën liever als complementaire geneeskunde,
waarbij wordt samengewerkt met reguliere geneeskunde. Dit stuit echter
op weerstand uit de medisch-wetenschappelijke hoek. Critici van
samenwerking stellen dat alternatieve behandelaars zich op deze manier
te gemakkelijk het aureool van de wetenschap willen eigen maken. Er zijn
ook alternatieve genezers die vinden dat hun geneeswijze de
conventionele geneeskunde zou moeten vervangen, of er in ieder geval een
volwaardig alternatief voor is.
De artsenfederatie KNMG, die de Nederlandse artsen overkoepelt, wijst
alle complementaire en alternatieve geneeswijzen af die niet door artsen
worden uitgevoerd. Uit de antwoorden van 1700 artsen op een
elektronische vragenlijst van het tijdschrift Medisch Contact in april
2007, bleek dat in de praktijk veel artsen sommige alternatieve
geneeswijzen niet zonder meer afwijzen. De meerderheid ‘gedoogt’ dat een
patiënt een bezoek wil brengen aan een acupuncturist (73%), homeopaat
(65%), antroposofisch arts (59%) of natuurgeneeskundige (50%).
Bij een ledenraadpleging door de artsenfederatie in november 2007
onderschreef de helft van achthonderd ondervraagde artsen de stelling:
"alternatieve geneeswijzen genezen niet maar helpen de patiënt wel".
Minder dan een kwart was het niet eens met de stelling en de resterende
27% had 'geen mening'. Driekwart van de artsen denkt dat mensen hun
toevlucht tot het alternatieve circuit zoeken omdat ze teleurgesteld
zijn in de reguliere zorg. 73% vindt dat alternatieve geneeswijzen niet
allemaal over één kam geschoren moeten worden. De artsen erkennen dat de
reguliere geneeskunde te weinig aandacht heeft voor de patiënt als
persoon. Maar 85% vindt ook dat patiënten te weinig kritisch zijn ten
opzichte van alternatieve genezers, 90,1% vindt dat het handelen van
artsen een wetenschappelijk fundament moet hebben, 90,4% vindt dat
artsen dienen te handelen volgens de evidence-based richtlijnen, 80,5%
werkt niet samen of verwijst niet door naar alternatieve genezers, en
96% beoefent zelf geen alternatieve geneeswijzen.
Keuzevrijheid
Elke persoon heeft recht op vrije keuze van behandeling. De overheid
heeft vertrouwen in conventionele geneeswijzen en zal daarom stimuleren
dat haar burgers zich bij medische problemen wenden tot een
conventionele arts. Dit is de grondslag van het systeem van beschermde
diploma's en titels en meer recent in Nederland de BIG-registratie van
erkende beoefenaren van reguliere medische beroepen.
Plicht tot adequaat medisch handelen
Naar aanleiding van de misstanden tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd in
veel Europese landen de nationale wetgeving aangepast. Er werden bepalingen
in de wetgeving opgenomen dat iedereen zelfbeschikkingsrecht heeft over het
eigen lichaam. Dit geeft onder meer het recht om bij ziekte te kiezen voor
het soort behandeling dat men zelf wenst, of ervoor te kiezen geen
behandeling te ondergaan (onthouding van behandeling). De
verantwoordelijkheid voor deze keuze ligt bij de patiënt en de arts kan
daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Evenmin kan een arts worden
verplicht iets tegen zijn wil te doen. Het behoort wel tot de plicht van de
arts de patiënt de meest adequate medische behandeling te geven voor een
bepaalde aandoening, en hem in te lichten over de slaagkansen van de
behandeling. Artsen die zich daar niet aan houden riskeren schorsing en
juridische vervolging.
Eén van de kritiekpunten op alternatieve behandelaars is dat hoewel de
patiënt het recht heeft op correcte en zo volledig mogelijke informatie hij
die vaak moet ontberen wegens gebrek aan deskundigheid, onzorgvuldig
handelen, of het stellen van een onjuiste diagnose.
Vergoeding van behandeling
Doordat de behandeling van een ziekte geld kost, zijn de kosten medebepalend
bij de keuze van een patiënt voor een bepaalde geneeswijze. In Nederland en
België is iedereen verplicht verzekerd door middel van een basispakket aan
conventionele zorg. Wanneer hierop een beroep gedaan wordt, zal de
behandeling dan ook vergoed worden. Daarnaast is men vrij om zelf voor
alternatieve behandelingen te kiezen. Vaak kan men zich in Nederland
hiervoor aanvullend verzekeren, maar soms ook moeten deze zelf betaald
worden. In België zijn enkele zorgverzekeraars die in de aanvullende vrije
verzekering een terugbetaling aanbieden voor bepaalde alternatieve
behandelingen.
Kritiek op terugbetalingen door de verzekeringen
Critici wijzen er op dat ziekenfondsen en verzekeringsmaatschappijen zich
als commerciële instanties boven de wet stellen en met de terugbetaling van
alternatieve geneeswijzen een misleidend signaal afgeven aan de bevolking.
Er bestaat volgens hen immers een reële kans dat uit de terugbetaling van
middelen waarvan de werkzaamheid niet bewezen is, de bevolking ook
feitelijke werkzaamheid gaat afleiden. In een democratische rechtsstaat
hebben mensen echter het recht een beroep te doen op welke behandeling dan
ook, ook al staat daarvan de werkzaamheid wetenschappelijk niet vast. Een
heel andere kwestie is of de gemeenschap dat moet financieren. Vooral deze
laatste kwestie ondervindt kritiek in België en Nederland.
In januari 2004 laaide in België een felle media-discussie op over de
terugbetaling van alternatieve geneeswijzen nadat aan de Universiteit Gent
dertig sceptici een zelfmoordstunt uithaalden met een overdosis
homeopathisch verdund slangengif, belladonna, en arseen. Doel van deze actie
was aan te tonen dat er in homeopathische geneesmiddelen geen werkzame
stoffen zitten. Tevens werden de ziekenfondsen aangeklaagd omdat zij
onbewezen behandelingen vergoeden. Het criterium voor terugbetaling kan
enkel "bewezen werkzaamheid" zijn en niet de willekeurige "tevredenheid van
de klant", die overigens selectief aangevoerd wordt. Volgens deze sceptici
zijn bepaalde mensen ook tevreden over wijwater. Ook rector Andreas De
Leenheer (UGent) haalde in zijn openingstoespraak aan het begin van het
academiejaar 2004 scherp uit naar pseudowetenschap:
Voor homeopathie is er geen enkel aantoonbaar en wetenschappelijk onderbouwd
bewijs dat het werkt. Sommige mensen voelen zich er goed bij, maar dat is
iets anders. Ik heb dan ook de grootste twijfels bij het feit dat een aantal
ziekenfondsen homeopathie terugbetaalt. Er zijn immers andere zaken die wel
noodzakelijk zijn, maar waarvoor te weinig geld is.
Terwijl Frankrijk de grootste producent is van homeopathische middelen ter
wereld, bracht de Franse Academie voor Geneeskunde, de hoogste medische
autoriteit in Frankrijk, in september 2004 een vernietigend rapport uit over
de homeopathie.
De Britse National Health Service besloot in november 2007 om een einde te
maken aan alle financiering van alternatieve geneeskunde. Terugbetaling van
homeopathie werd uit haar aanbod geschrapt en er werd tot sluiting van twee
homeopathische hospitalen besloten. Het National Center for Complementary
and Alternative Medicine (NCCAM) kreeg de afgelopen tien jaar een bedrag van
1 miljard dollar ter beschikking gesteld om de werking van bijvoorbeeld
homeopathie aan te tonen. Ondanks de enorme financiële middelen slaagde het
NCCAM daar niet in.
bron:
Wikipedia
|
|