home

 

algemeen

register

 
   

Inleiding

Onder alternatieve geneeswijzen vallen alle therapieën, geneesmiddelen en diagnostische handelingen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is en die meestal niet aan medische faculteiten of officieel erkende paramedische opleidingen worden gedoceerd. Deze geneeswijzen worden ook door niet-artsen uitgeoefend. Naast genezing of behandeling van een ziekte kunnen ze ook persoonlijke groei en relaxatie tot doel hebben. De meest toegepaste geneeswijzen zijn: homeopathie, acupunctuur, paranormale geneeswijzen, natuurgeneeskunde en antroposofische geneeskunde. Zij worden toegepast op respectievelijk 50, 11, 9, 5 en 2 procent van de gebruikers van alternatieve geneeswijzen (15,7 % van de bevolking volgens opgave uit eigen kring). Verder worden onder immigranten allochtone geneeswijzen toegepast.

Terminologie
De term alternatieve geneeswijzen heeft een aantal synoniemen. De meest voorkomende zijn alternatieve geneeskunde, alternatieve behandelingen, complementaire geneeswijzen, additieve geneeswijzen of niet-conventionele geneeswijzen. De Engelse term Complementary and Alternative Medicine (CAM) wordt ook gebruikt.
De term is in Nederland gangbaar geworden toen in 1981 Prof. dr. P. Muntendam het rapport Alternatieve Geneeswijzen in Nederland presenteerde. In de politiek en in de medische wetenschap worden deze behandelingen meestal formeel aangeduid met de term "niet-conventionele geneeswijzen".
Met de invoering in Nederland van de Wet Uitvoering Geneeskunst (WUG) in 1865 ontstond er een scheiding tussen de universitaire geneeskunde en de overige geneeswijzen. De universitaire artsenij kreeg door deze wet wettelijke bescherming. De term alternatieve geneeswijze wordt in Nederland eigenlijk pas sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw op grote schaal gebruikt, nadat de Commissie Muntendam een rapport uitbracht aan de Nederlandse regering met aanbevelingen om een aantal alternatieve behandelingen wetenschappelijk te laten onderzoeken.

Een klein deel van de reguliere artsen in Nederland studeert verder in alternatieve richtingen zoals homeopathie, chiropraxie, manuele therapie, antroposofie, osteopathie of acupunctuur. De alternatieve artsenverenigingen in Nederland vertegenwoordigen circa 1500 alternatieve artsen. Het werkelijke aantal ligt echter rond de 1000 (bijvoorbeeld door artsen die zowel homeopathie als acupunctuur bieden). Het aantal beoefenaars van de alternatieve geneeswijzen die geen artsenopleiding hebben is in Nederland groter, omdat het geen beschermde beroepsgroep is: iedereen kan zich zonder opleiding therapeut noemen. Wel wordt van alternatieve behandelaars door de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) enige zorgvuldigheid verlangd.

Geschiedenis
Geneeskunde is van alle tijden. Sinds Claudius Galenus (150 na Christus) werd algemeen verondersteld dat ziekten veroorzaakt werden door een onbalans in de vier lichaamssappen, te weten: slijm, bloed, zwarte en gele gal (gebaseerd op de vier elementen, water, vuur, aarde en lucht en de vereniging van hun eigenschappen; warm, koud, nat en droog). Therapieën waren gebaseerd op het weer in harmonie brengen van deze lichaamssappen (zoals door middel van aderlaten, braken of laxatie). Men noemde deze theorie de humorenleer.
Sinds de middeleeuwen konden er twee soorten geneeskundigen worden onderscheiden. Vooreerst had men de theoretici, de doctores medicinae. Naast deze theoretici waren er de uitvoerenden, de barbiers en chirurgijnen. Deze behandelaars deden allerlei ingrepen met het mes (met name aderlaten), verzorgden wonden en zweren, behandelden breuken en voerden ook amputaties uit. Zij stonden in veel lager aanzien dan de doctores medicinae. Tussen hen bestond nauwelijks overdracht van opgedane kennis.
Vanaf de Renaissance groeien religie, filosofie en natuurwetenschappen verder uit elkaar. Descartes stond aan het begin van een mechanisch mensbeeld. De vorming van de nu conventionele geneeskunde ontstond in de 17e eeuw, toen de natuurwetenschappen een revolutionaire ontwikkeling doormaakten. . Deze ontwikkeling werd gestimuleerd door de vele nieuwe apparaten en instrumenten die in die tijd werden ontwikkeld. Dit had effecten op de kwaliteit van de geneeskunde. Men leerde meer en meer over de anatomie en het functioneren van het lichaam. De werking van organen en orgaanstelsels werd beter verklaard door de nieuwe ontdekkingen.
Daardoor begon men de ziektes te zien als het gevolg van slecht functionerende organen en weefsels. Volgens dit medische model was iemand ziek als bijvoorbeeld zijn lever niet goed werkte: genees de lever en men geneest de patiënt. Binnen de geneeskunde ontwikkelden zich vele specialismen, die zich elk op een orgaansysteem van de mens of op een bepaald type behandeling richtten. Tot aan het eind van de 18e eeuw bestonden geneeskundige handelingen echter nog voornamelijk uit aderlatingen, primitieve operaties en botzettingen, laxeerkuren, braakkuren en bloedzuigers, en door het gebrek aan hygiënisch inzicht was het resultaat van de behandeling veelal ongewis. Onder andere homeopathie ontstond aan het eind van 18e eeuw in reactie op de slechte resultaten van de medische wetenschap.
De moderne geneeskunde ontwikkelde zich in de 19e eeuw. Het vertrouwen in de moderne geneeskunde als gevolg van de steeds verbeterende resultaten, leidde ertoe dat de tot dan toe gangbare behandelingen veel minder werden toegepast. In 1865 voerde Thorbecke in Nederland de Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst in, waarna het alleen aan universitair opgeleide medici toegestaan was de geneeskunst te beoefenen. Desalniettemin werd de wet veelvuldig overtreden; traditionele behandelingen werden naast de natuurwetenschappelijke geneeswijze nog steeds uitgevoerd. In deze periode bestonden deze alternatieve behandelingen uit bijvoorbeeld fytotherapie en homeopathie, en aan het eind van de negentiende eeuw ontstond er een hausse aan patentmiddelen. Patentmiddelen waren commerciële middelen op basis van zorgvuldig geheimgehouden recepten, die met veel reclame werden aangeprezen. Ze beloofden spectaculaire resultaten op velerlei gebied. Sommige van deze middelen waren door de ingrediënten echter ronduit gevaarlijk. Wetgeving zorgde er uiteindelijk voor dat de verkoop van deze middelen werd beperkt. In de twintigste eeuw ziet men een verschuiving van de interesse naar magnetiseurs, hypnotiseurs en gebedsgenezers.
Op dit moment is homeopathie de meest toegepaste alternatieve methode,[bron?] in het bijzonder door de homeopathische zelfzorgmedicijnen.

Wetgeving Nederland en België
De Nederlandse Wet op de Uitoefening der Geneeskunst (WUG) van Thorbecke (1865), waarin een artsexamen werd geïntroduceerd in de gezondheidszorg, zorgde voor een splitsing tussen 'reguliere' en de 'alternatieve' geneeskunst. Deze WUG maakte het uitoefenen van geneeskunst door onbevoegden strafbaar. De Nederlandse overheid gedoogde en gedoogt echter de groep alternatieve genezers.
Sinds de jaren 50 van de twintigste eeuw zijn er diverse commissies geweest die probeerden regels omtrent de uitoefening van de geneeskunst door deze 'niet-gekwalificeerden' vast te leggen. Uiteindelijk kwam in 1973 de Staatscommissie Medische Beroepsuitoefening ('Commissie de Vreeze') met het voorstel van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet BIG. Deze werd uiteindelijk pas in 1999 van kracht.
De Wet BIG komt er op neer, dat 'alternatieve genezers' hun beroep mogen uitoefenen zonder daartoe een formele bevoegdheid te hebben verkregen, waarbij bepaalde medische handelingen uitsluitend voorbehouden zijn aan artsen en overige in de wet genoemde beroepen. Voor Nederland zijn de "voorbehouden handelingen": heelkundige handelingen, verloskundige handelingen, endoscopieën, catheterisaties, injecties, puncties; narcose, het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling, cardioversie, defibrillatie, elektroconvulsieve therapie, steenvergruizing en kunstmatige fertilisatie.
In België is bovendien het stellen van diagnoses en het toepassen van medisch-therapeutische handelingen alleen voorbehouden aan artsen. Het toebrengen van schade aan de gezondheid van een persoon als het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde en het stellen van een diagnose wordt juridisch vervolgd.
In Nederland mag iedereen diagnoses stellen. De Belgische professor Willem Betz noemt in het dagblad Trouw (okt 2002) Nederland een paradijs voor kwakzalvers: Elke alternatieve genezer uit België of Duitsland die in eigen land veroordeeld wordt, gaat vlak over de grens in Nederland onverstoorbaar verder met zijn praktijken. Er wordt hem geen strobreed in de weg gelegd. Iedereen mag zich in Nederland therapeut noemen.
Medisch tuchtrecht is in Nederland uitsluitend van toepassing op beroepen die vallen onder de wet BIG. Alternatieve therapeuten kunnen in Nederland en België niet worden ingeschreven in het BIG-register, respectievelijk het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Zij kunnen lid worden van een beroepsorganisatie, en bij elke beroepsvereniging is de verplichting lid te zijn een organisatie die een klachtenregeling en/of tuchtrecht kan verzorgen. De overheid laat de beroepsverenigingen van alternatieve geneeswijzen vrij in het bepalen van hun opleidings- en kwaliteitseisen. Sommige beroepsverenigingen verzorgen zelf hun opleidingen, en tuchtrecht of klachtenregeling; anderen besteden onderdelen uit aan instanties die zich daarop toespitsen. Als een beroepsorganisatie in Nederland voldoet aan de kwaliteitseisen van de Stichting Tuchtrecht Beroepen Natuurlijke Gezondheidszorg (TBNG) kan de beroepsorganisatie voor een tuchtrechtregeling lid worden van die stichting. Sommige beroepsverenigingen hebben dit aspect geregeld via de zelfstandige Klachtencommissie Alternatieve Behandelwijzen.
Wanneer een alternatieve behandelaar handelingen heeft verricht, die voorbehouden zijn aan artsen, is deze behandelaar juridisch te vervolgen.

Europese Unie
In de Europese Unie wordt het Europees Parlement dan ook geconfronteerd met een tegenstrijdige toestand, waarin een behandelaar die in één land officieel erkend wordt, in een ander land van de Europese Gemeenschap aangeklaagd kan worden voor het onwettig uitoefenen van geneeskunde. Dit is in strijd met het Verdrag van Rome. In 1997 is 'Het Statuut van de niet-conventionele Geneeswijzen' aangenomen. Het Europees Parlement vraagt daarin aan de Commissie zich in te spannen voor de verdere erkenning van de niet-conventionele geneeswijzen. Er staat ook in dat erkenning pas komt als de werking bewezen is. Hiervoor sticht de Europese Commissie COST B4 (European Cooperation in the field of Science and Technology), om het wetenschappelijk werk omtrent de niet-conventionele geneeswijzen te verzamelen. Het eindrapport van COST B4 zegt dat er onvoldoende bewijs van werking is, maar ook dat het mogelijk is om de al dan niet optredende werking van alternatieve geneeswijzen te testen met wetenschappelijk gangbare methodes. Dat sprak de beweringen tegen dat "conventionele wetenschap" voor alternatieve geneeswijzen niet toepasbaar is.
Op 17 juni 1998 keurt het Europees Parlement een amendement goed dat de gemeenschappelijke houding bepaalt ten opzichte van het vijfde kader-programma om het onderzoek naar de doeltreffendheid van de niet-conventionele Geneeswijzen te evalueren. Het aangenomen voorstel tot wetswijziging neemt het artikel 2 van de resolutie over het statuut van de niet-conventionele Geneeswijzen, dat gestemd werd door het Europees Parlement op 29 mei 1997 (A4-0075/97), integraal over. Te weten: ”De evaluatie van de doeltreffendheid, van de veiligheid en het toepassingsgebied van de niet-conventionele therapieën, rekening houdend met hun preventieve rol en de mogelijkheden van een individuele en holistische benadering van de gezondheid.”

België
In België is op dit rapport op 21 november 1998 door prof. dr. Willem Betz, Belgisch vertegenwoordiger in de EU COST B4-samenwerking en ook voorzitter en algemeen secretaris van SKEPP, gereageerd in verband met de behandeling van het wetsontwerp-Colla. In april 1999 is de wet Colla aangenomen die de mogelijkheid biedt voor niet-conventionele behandelwijzen om te ijveren voor een erkenning als beroepsgroep. Deze kaderwet beschrijft de stappen die genomen moeten worden om deze niet-conventionele geneeswijzen te regulariseren. De eerste voorwaarde beschreven in het COST B4-rapport is dat zij zich verenigen. Op 11 mei 2003 wordt een wet bekrachtigd die nodig is voor het erkennen van de beroepsverenigingen, met name homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie. Een erkenning van deze beroepen als niet-conventionele behandelwijzen is echter na bijna tien jaar nog geen feit. Van de wet Colla zijn immers verschillende essentiële artikels nog niet in werking getreden, en blijven er criteria geldig met betrekking tot kwaliteitseisen en de voorwaarden voor bewezen werkzaamheid, onder andere vastgelegd in en door het EU COST B4-Rapport, de Orde der Geneesheren en de Raad voor het Verbruik.

Wetgeving in de lidstaten van de Europese Unie
De status van de van de niet-conventionele geneeskunde in de lidstaten van de Europese Unie anno 1997, op het moment van de goedkeuring van de ontwerpresolutie:

  • Op het gebied van de gezondheidszorg bestaan er binnen de Europese Unie twee totaal verschillende opvattingen. In de eerste opvatting wordt ervan uitgegaan dat alleen de medische stand (de artsen) de geneeskunde kan beoefenen en zieken kan behandelen, zij het dat er uitzonderingen worden gemaakt voor enkele beroepsgroepen die ook bepaalde medische of paramedische handelingen mogen verrichten. Afgezien van deze uitzonderingsgevallen is beoefening van de geneeskunde verboden. Dit is de heersende opvatting in de Zuid-Europese landen, Frankrijk, België en Luxemburg;

  • De feitelijke beoefening van niet-conventionele geneeswijzen in deze landen en de stijgende vraag van patiënten hebben echter geleid tot een zekere tolerantie, bijvoorbeeld in Frankrijk, waar de acupunctuur, sinds 1950 door de "Académie de médecine" legaal kan worden uitgeoefend door erkende artsen; bovendien worden homeopathische geneesmiddelen als zij op medisch recept zijn verstrekt, vergoed door sommige ziekenfondsen;

  • In de tweede opvatting, die domineert in de landen van Noord-Europa, wordt uitgegaan van een tegenovergestelde benadering: iedereen die dat wenst kan de geneeskunde beoefenen, maar bepaalde handelingen mogen uitsluitend verricht worden door artsen, die bovendien de regels in dit opzicht opstellen en als referentie gelden bij de inrichting van de gezondheidszorg en het volksgezondheidsbeleid;

  • In het Verenigd Koninkrijk en Ierland kan iedere niet-bevoegde persoon, dat wil zeggen iedereen die geen arts is, krachtens het gewoonterecht een therapie aanbieden op voorwaarde dat hij zich niet voor arts uitgeeft, en geen diagnoses stelt. Deze situatie heeft als groot nadeel dat, omdat er geen wettelijke erkenning bestaat van opleidingen en titels, er aan serieuze en vakbekwame beroepsbeoefenaren noch aan patiënten bescherming wordt geboden tegen minder gekwalificeerde beoefenaren of eventuele kwakzalvers. In het Verenigd Koninkrijk is door middel van de "Osteopaths Act" van 1993 en de "Chiropracters Act" van 1994 voor die twee beroepsgroepen wel een en ander vastgelegd;

  • In Nederland is in november 1993 een wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg goedgekeurd (BIG). Krachtens deze wet mag in beginsel iedereen medische zorg verstrekken, maar in de wet zijn de handelingen vastgelegd die uitsluitend mogen worden verricht door erkende beroepsbeoefenaren. Bovendien is in deze wet aan de vrijheid van het uitoefenen van de geneeskunde een strafbepaling toegevoegd: het toebrengen van schade aan de gezondheid van een persoon wordt bestraft;

  • In Duitsland bestaat de vrijheid van medische-zorgverlening al sinds 1873 en het beroep van Heilpraktiker (geneeskundige zonder artsdiploma) is sinds 1939 erkend. Hoewel een specifieke opleiding niet verplicht is, moeten de beoefenaren een examen medische basiskennis afleggen en ingeschreven zijn in een beroepsregister De Heilpraktiker kan als hij beschikt over een vergunning (Erlaubnis) niet-conventionele geneeskunde uitoefenen. Bovendien zijn zowel homeopathische als antroposofische geneeswijzen opgenomen in de nationale farmacopee (met een specifieke commissie die in 1978 is ingesteld en waarin de vertegenwoordigers van de desbetreffende geneeswijze zitting hebben);

  • In Denemarken en Zweden ten slotte kunnen niet-medici en paramedici de niet-conventionele geneeskunde uitoefenen binnen bepaalde grenzen die zijn vastgelegd in de wetten van respectievelijk 14 mei 1970 en nr. 409 van 1960. De chiropraxie wordt in Denemarken (wet nr. 415 van 6 juni 1991), Zweden (wet nr. 1988/89: 96) en Finland als medisch beroep erkend.

Uitgangspunten

Filosofie
De reguliere geneeskunde gaat uit van de gedachte dat het lichaam beschouwd kan worden als een materieel object dat natuurwetenschappelijk onderzocht en geanalyseerd kan worden. De resultaten van het onderzoek worden vervolgens benut voor behandeling van ziekten, stoornissen en handicaps. De reguliere geneeskunde kent voor de behandeling van geestelijke en psychische kwalen, naast gesprekstechnieken en lichamelijke oefeningen, medicinale behandelingen die ingrijpen op een relevant geacht onderdeel van het neurologisch systeem. De reguliere geneeskunde gaat ervan uit, dat de ziekte van een persoon bestaat uit een ziek orgaan of een afwijkende functie ergens in het lichaam. Dit ziektemodel wordt soms reductionistisch genoemd, omdat de toestand van de patiënt wordt gereduceerd tot onderdelen en processen, op zoek naar het onderdeel of proces dat hapert. Gezondheid wordt daarbij gezien als de afwezigheid van ziekte. Ziekte wordt gezien als iets, wat bestreden dient te worden. Soms is een reguliere therapie werkzaam, terwijl het werkingsmechanisme (nog) onbekend is.
De reguliere geneeskunde diagnosticeert en behandelt zo veel mogelijk op basis van natuurwetenschappelijke inzichten. Van belang hierbij zijn de atomaire en moleculaire structuur van de materie en de opbouw van organismen in cellen, weefsels en organen. De effectiviteit van de behandelwijzen wordt vastgesteld met methoden van de zogeheten evidence-based medicine. Er zijn nog veel reguliere behandelwijzen waarvan de effectiviteit niet op die manier is vastgesteld.
Patiënten vinden soms dat de reguliere geneeskunde weinig tijd of aandacht heeft voor de patiënt, en dat er niet gekeken wordt naar de gehele persoonlijkheid. Het kan ook gebeuren dat reguliere artsen machteloos staan tegenover een ziekte, en dan alleen pijn of lijden kunnen proberen te verlichten. Alternatieve genezers worden vaak op zulke momenten, terecht of ten onrechte, geraadpleegd. Indien de situatie levensbedreigend is de alternatieve arts verplicht om naar een reguliere arts door te verwijzen. Dat gebeurt echter niet altijd. Alternatieve genezers zijn herhaaldelijk door de rechter en de tuchtrechter op de vingers getikt, in het geval zij de patiënt hadden moeten doorverwijzen, maar dat niet deden, zoals in het geval Sylvia Millecam.
Alternatieve geneeswijzen vertonen onderling grote verschillen omdat een systematiek ontbreekt. De meeste beweren uit te gaan van een holistisch model, waarbij zowel lichaam, geest en ziel een geheel vormen en samen behandeld moeten worden, of terug in balans gebracht moeten worden. Daarbij wordt veelal ervan uitgegaan dat zowel lichaam als geest en ziel bestaande entiteiten zijn. Een basisprincipe van zowel de reguliere als de alternatieve behandelaar is "genees de oorzaak, niet het gevolg". Bij sommige alternatieve geneeswijzen worden de oorzaken van de klacht bijvoorbeeld in het domein van ziel of geest gezocht met een lichamelijke uitingsvorm. Bij andere geneeswijzen wordt de oorzaak gezocht in problemen met de energiehuishouding van het lichaam. De alternatieve genezer heeft veel aandacht voor de patiënt en er wordt vaak meer tijd uitgetrokken om met de hele persoon en diens (levens)visie kennis te maken.

Effectiviteit
Er zijn veel wetenschappelijke onderzoeken verricht naar de werking van diverse alternatieve geneeswijzen, maar behalve toediening van bepaalde kruiden is geen enkele alternatieve geneeswijze werkzaam gebleken. Voor de reguliere medische wetenschap is het criterium voor een geneeswijze, naast een natuurwetenschappelijk werkingsmechanisme, of deze zijn werkzaamheid in een gedegen medisch wetenschappelijk onderzoek, bij voorkeur een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek (RCT, Randomised controlled trial), kan aantonen. Dat wil, vereenvoudigd, zeggen: in twee gelijkwaardige groepen patiënten, van statistisch voldoende omvang, wordt het effect van de behandeling gemeten. De ene groep wordt behandeld met de te onderzoeken methode, de andere groep met een al bewezen methode of met een placebo. Als een effect gevonden wordt, wordt een artikel na keuring door vakgenoten gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Het effect geldt eerst dan als aangetoond, als andere onderzoekers het effect kunnen reproduceren en daarover eveneens hebben gepubliceerd. Zie verder bij Wetenschappelijke methode. De meta-analyse, waarbij de RCT's samen worden gevoegd en een uitspraak wordt gedaan over een bepaalde therapie geeft de hoogste vorm van evidentie. Daar moet bij worden aangetekend dat de kwaliteit van een meta-analyse afhankelijk is van de kwaliteit van het opgenomen onderzoek. De kwaliteit van een meta-analyse kan nooit groter zijn dan de kwaliteit van elk individueel onderzoek. Een meta-analyse van het Cochrane-collaboration liet bijvoorbeeld zien dat Sint-Janskruid bij depressie in Duitstalige landen effectiever is dan in andere landen.
Veel van de verrichte onderzoeken naar alternatieve geneeswijzen bleken niet volgens de wetenschappelijke methodologische eisen opgezet te zijn, waardoor de resultaten onbetrouwbaar zijn. Tijdens bepaalde onderzoeken werd er volgens de homeopathische beweging ook gefraudeerd. Van de overige onderzoeken leken sommige een werking aan te tonen, terwijl volgende, groots opgezette onderzoeken naar dezelfde ziekte en dezelfde behandeling dan weer géén effect lieten zien. Dat is overigens een verschijnsel dat ook in de reguliere geneeskunde een rol speelt. Veelal wordt het veroorzaakt door een systematische fout in de onderzoeksopzet, of door toevals-effecten. Vandaar dat de herhaalde experimenten onder streng gecontroleerde omstandigheden een belangrijke rol spelen.
Alternatieve genezers wijzen er vaak op, dat het model waarmee zij werken niet binnen de medische wetenschap past: er zijn voor hen geen 100 patiënten te vinden die hetzelfde hebben, en dus met dezelfde behandeling geholpen kunnen worden. De gebruikelijke dubbelblinde gerandomiseerde onderzoeksmethode past daarom niet goed in het mensbeeld van de alternatieve geneeswijze, waar elk individu zijn eigenheid heeft en dus anders behandeld zou moeten worden. Dit leidt vaak tot een patstelling in de discussie tussen alternatieve en reguliere geneeskunde.

Samenwerking
In de praktijk blijkt dat alternatieve therapieën worden gebruikt naast reguliere therapieën, meestal als aanvulling of ondersteuning. Het gaat om circa 6% van de Nederlandse en circa 10% van de Belgische bevolking. Ook is er vaak sprake van dat mensen voor minder ernstige aandoeningen als een verkoudheid of hooikoorts kiezen voor alternatief, maar bij ernstiger klachten voor een reguliere behandeling. Slechts een kleine minderheid van hen die alternatieve geneeswijzen kiezen, maakt uitsluitend gebruik van alternatieve geneeswijzen (Zie paragraaf: Feitelijk gebruik).
Veel mensen die alternatieve therapieën naast reguliere medische zorg gebruiken, lichten hun (reguliere) arts hierover niet in, soms uit gêne dat de arts hen niet meer serieus zal nemen en soms in de veronderstelling dat het geen kwaad kan. Alternatieve middelen kunnen, net als reguliere, bijwerkingen hebben. Over de interactie van bepaalde kruiden en andere niet-conventionele middelen met conventionele geneesmiddelen, en de ongewenste bijwerkingen die dit kan geven, wordt steeds meer duidelijk. Patiënten dienen steeds hun arts in te lichten als zij, naast wat deze heeft voorgeschreven, ook een of meer alternatieve middelen gebruiken.
Veel alternatieve genezers zijn zich naar eigen zeggen van deze gevaren bewust en zien hun therapieën liever als complementaire geneeskunde, waarbij wordt samengewerkt met reguliere geneeskunde. Dit stuit echter op weerstand uit de medisch-wetenschappelijke hoek. Critici van samenwerking stellen dat alternatieve behandelaars zich op deze manier te gemakkelijk het aureool van de wetenschap willen eigen maken. Er zijn ook alternatieve genezers die vinden dat hun geneeswijze de conventionele geneeskunde zou moeten vervangen, of er in ieder geval een volwaardig alternatief voor is.
De artsenfederatie KNMG, die de Nederlandse artsen overkoepelt, wijst alle complementaire en alternatieve geneeswijzen af die niet door artsen worden uitgevoerd. Uit de antwoorden van 1700 artsen op een elektronische vragenlijst van het tijdschrift Medisch Contact in april 2007, bleek dat in de praktijk veel artsen sommige alternatieve geneeswijzen niet zonder meer afwijzen. De meerderheid ‘gedoogt’ dat een patiënt een bezoek wil brengen aan een acupuncturist (73%), homeopaat (65%), antroposofisch arts (59%) of natuurgeneeskundige (50%).
Bij een ledenraadpleging door de artsenfederatie in november 2007 onderschreef de helft van achthonderd ondervraagde artsen de stelling: "alternatieve geneeswijzen genezen niet maar helpen de patiënt wel". Minder dan een kwart was het niet eens met de stelling en de resterende 27% had 'geen mening'. Driekwart van de artsen denkt dat mensen hun toevlucht tot het alternatieve circuit zoeken omdat ze teleurgesteld zijn in de reguliere zorg. 73% vindt dat alternatieve geneeswijzen niet allemaal over één kam geschoren moeten worden. De artsen erkennen dat de reguliere geneeskunde te weinig aandacht heeft voor de patiënt als persoon. Maar 85% vindt ook dat patiënten te weinig kritisch zijn ten opzichte van alternatieve genezers, 90,1% vindt dat het handelen van artsen een wetenschappelijk fundament moet hebben, 90,4% vindt dat artsen dienen te handelen volgens de evidence-based richtlijnen, 80,5% werkt niet samen of verwijst niet door naar alternatieve genezers, en 96% beoefent zelf geen alternatieve geneeswijzen.

Keuzevrijheid
Elke persoon heeft recht op vrije keuze van behandeling. De overheid heeft vertrouwen in conventionele geneeswijzen en zal daarom stimuleren dat haar burgers zich bij medische problemen wenden tot een conventionele arts. Dit is de grondslag van het systeem van beschermde diploma's en titels en meer recent in Nederland de BIG-registratie van erkende beoefenaren van reguliere medische beroepen.

Plicht tot adequaat medisch handelen
Naar aanleiding van de misstanden tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd in veel Europese landen de nationale wetgeving aangepast. Er werden bepalingen in de wetgeving opgenomen dat iedereen zelfbeschikkingsrecht heeft over het eigen lichaam. Dit geeft onder meer het recht om bij ziekte te kiezen voor het soort behandeling dat men zelf wenst, of ervoor te kiezen geen behandeling te ondergaan (onthouding van behandeling). De verantwoordelijkheid voor deze keuze ligt bij de patiënt en de arts kan daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld. Evenmin kan een arts worden verplicht iets tegen zijn wil te doen. Het behoort wel tot de plicht van de arts de patiënt de meest adequate medische behandeling te geven voor een bepaalde aandoening, en hem in te lichten over de slaagkansen van de behandeling. Artsen die zich daar niet aan houden riskeren schorsing en juridische vervolging.
Eén van de kritiekpunten op alternatieve behandelaars is dat hoewel de patiënt het recht heeft op correcte en zo volledig mogelijke informatie hij die vaak moet ontberen wegens gebrek aan deskundigheid, onzorgvuldig handelen, of het stellen van een onjuiste diagnose.

Vergoeding van behandeling
Doordat de behandeling van een ziekte geld kost, zijn de kosten medebepalend bij de keuze van een patiënt voor een bepaalde geneeswijze. In Nederland en België is iedereen verplicht verzekerd door middel van een basispakket aan conventionele zorg. Wanneer hierop een beroep gedaan wordt, zal de behandeling dan ook vergoed worden. Daarnaast is men vrij om zelf voor alternatieve behandelingen te kiezen. Vaak kan men zich in Nederland hiervoor aanvullend verzekeren, maar soms ook moeten deze zelf betaald worden. In België zijn enkele zorgverzekeraars die in de aanvullende vrije verzekering een terugbetaling aanbieden voor bepaalde alternatieve behandelingen.

Kritiek op terugbetalingen door de verzekeringen
Critici wijzen er op dat ziekenfondsen en verzekeringsmaatschappijen zich als commerciële instanties boven de wet stellen en met de terugbetaling van alternatieve geneeswijzen een misleidend signaal afgeven aan de bevolking. Er bestaat volgens hen immers een reële kans dat uit de terugbetaling van middelen waarvan de werkzaamheid niet bewezen is, de bevolking ook feitelijke werkzaamheid gaat afleiden. In een democratische rechtsstaat hebben mensen echter het recht een beroep te doen op welke behandeling dan ook, ook al staat daarvan de werkzaamheid wetenschappelijk niet vast. Een heel andere kwestie is of de gemeenschap dat moet financieren. Vooral deze laatste kwestie ondervindt kritiek in België en Nederland.
In januari 2004 laaide in België een felle media-discussie op over de terugbetaling van alternatieve geneeswijzen nadat aan de Universiteit Gent dertig sceptici een zelfmoordstunt uithaalden met een overdosis homeopathisch verdund slangengif, belladonna, en arseen. Doel van deze actie was aan te tonen dat er in homeopathische geneesmiddelen geen werkzame stoffen zitten. Tevens werden de ziekenfondsen aangeklaagd omdat zij onbewezen behandelingen vergoeden. Het criterium voor terugbetaling kan enkel "bewezen werkzaamheid" zijn en niet de willekeurige "tevredenheid van de klant", die overigens selectief aangevoerd wordt. Volgens deze sceptici zijn bepaalde mensen ook tevreden over wijwater. Ook rector Andreas De Leenheer (UGent) haalde in zijn openingstoespraak aan het begin van het academiejaar 2004 scherp uit naar pseudowetenschap:
Voor homeopathie is er geen enkel aantoonbaar en wetenschappelijk onderbouwd bewijs dat het werkt. Sommige mensen voelen zich er goed bij, maar dat is iets anders. Ik heb dan ook de grootste twijfels bij het feit dat een aantal ziekenfondsen homeopathie terugbetaalt. Er zijn immers andere zaken die wel noodzakelijk zijn, maar waarvoor te weinig geld is.
Terwijl Frankrijk de grootste producent is van homeopathische middelen ter wereld, bracht de Franse Academie voor Geneeskunde, de hoogste medische autoriteit in Frankrijk, in september 2004 een vernietigend rapport uit over de homeopathie.
De Britse National Health Service besloot in november 2007 om een einde te maken aan alle financiering van alternatieve geneeskunde. Terugbetaling van homeopathie werd uit haar aanbod geschrapt en er werd tot sluiting van twee homeopathische hospitalen besloten. Het National Center for Complementary and Alternative Medicine (NCCAM) kreeg de afgelopen tien jaar een bedrag van 1 miljard dollar ter beschikking gesteld om de werking van bijvoorbeeld homeopathie aan te tonen. Ondanks de enorme financiële middelen slaagde het NCCAM daar niet in.
 

bron: Wikipedia