|
|
Inleiding Acute myeloïde leukemie (AML) is een zich snel ontwikkelende,
levensbedreigende ziekte
van het bloed waarbij kwaadaardige witte bloedcellen in het bloed en
beenmerg worden
vastgesteld. Myeloïde wil zeggen ‘op het beenmerg betrekking hebbende’, naar
het Griekse
‘myelon’, dat merg betekent. Kenmerk van AML is de ongecontroleerde groei en
deling
(proliferatie) van onrijpe myeloïde witte bloedcellen. Normaal gesproken
maakt het
beenmerg stamcellen aan, die zich ontwikkelen tot verschillende typen
bloedcellen met elk
hun specifieke taak. Bij AML echter ontwikkelen de witte bloedcellen zich
niet tot volwaardige
bloedcellen, maar blijven ze steken in hun ontwikkeling. Dit wordt
veroorzaakt door een
mutatie als gevolg van een beschadiging in het DNA van de stamcel. Daardoor
nemen de
onrijpe cellen (myeloblasten) snel in aantal toe. Deze blasten stapelen zich
op in het
beenmerg en verdringen de cellen die normale witte en rode bloedcellen en
bloedplaatjes
produceren. Later kunnen deze onrijpe cellen ook in het bloed terecht komen
en uiteindelijk
ook in organen als de milt. De ziekte loopt fataal af indien deze niet
binnen enkele weken tot
maanden wordt behandeld.
Beenmerg en bloed
Beenmerg
Beenmerg is een sponsachtige substantie die zich in de holten van de
beenderen bevindt.
Het beenmerg bevindt zich bij volwassenen voornamelijk in de grote
beenderen, de wervels
en het bekken. Het beenmerg is verantwoordelijk voor de aanmaak van
bloedcellen. Het
beenmerg maakt stamcellen aan -de moedercellen van waaruit de bloedcellen
zich
ontwikkelen en specialiseren. De aanmaak van de diverse soorten bloedcellen
wordt
gestuurd door diverse, door het lichaam afgegeven, signalen (bepaalde
eiwitten, ook wel cytokines of groeifactoren genoemd) waarop de stamcellen reageren en zo naar
behoefte
bloedcellen aanmaken. Normaal bestaat er een uitgebalanceerd evenwicht
tussen de
aanmaak en het afsterven van de diverse typen bloedcellen, waardoor er van
elke soort
precies voldoende aanwezig zijn om de specifieke taken uit te voeren. Bij
leukemie is er
echter sprake van een ongecontroleerde aanmaak van een (afhankelijk van het
type
leukemie) bepaalde soort witte bloedcellen.
Bloed Ruim de helft van het bloed bestaat uit plasma, een vloeistof grotendeels
samengesteld uit
water, opgeloste zouten en eiwitten als albumine, immunoglobulinen
(antistoffen) en
stollingseiwitten, hormonen, vetten, suikers, mineralen, vitaminen en
elektrolyten. De
bloedcellen erin ontwikkelen zich in het beenmerg langs zgn. bloedcellijnen
en zijn onder te
verdelen in rode bloedcellen (erythrocyten), witte bloedcellen (leukocyten)
en bloedplaatjes
(trombocyten) en worden door het beenmerg aan het bloed afgegeven.
Tot de leukocyten behoren:
-
in de myeloïde lijn:
-
de granulocyten, het meest voorkomende type witte bloedcel, weer onder te
verdelen in neutrofielen (40% tot 60% van het totaal aantal witte bloedcellen),
eosinofielen en basofielen.
-
de monocyten
-
in de lymfatische lijn:
Oorzaken, erfelijkheid en frequentie
De oorzaken van AML zijn nog grotendeels onbekend. Wel zijn er enkele
factoren die
mogelijk ermee in verband kunnen worden gebracht, zoals:
-
blootstelling aan ernstige straling
-
blootstelling aan benzeen over een langere periode
-
bepaalde genetische condities zoals het Down Syndroom bij kinderen
-
voorafgaande behandelingen met chemotherapie, bijv. voor andere types van
kanker.
e schade aan de stamcel is geen erfelijke aangelegenheid, maar het gevolg
van een in een
bepaalde levensfase opgelopen beschadiging van een stamcel. De mutatie wordt
derhalve
niet aan de nakomelingen doorgegeven. AML kan zowel bij volwassenen als, in beperkte mate, bij kinderen voorkomen.
De ziekte
komt meer bij mannen dan bij vrouwen voor en naarmate de leeftijd toeneemt,
neemt ook het
aantal gevallen van AML toe. De gemiddelde leeftijd van de patiënten is 60
jaar. AML is een
van de meest voorkomende soorten leukemie bij volwassenen. In Nederland komt
de ziekte
komt bij 1 op de 40.000 mensen voor.
Symptomen De vermelde symptomen zijn niet specifiek voor AML. De signalen kunnen
aanvankelijk
gelijk zijn aan die bij griep en ook bij andere ziekten worden
geconstateerd. Bij een
leukemievorm als AML worden de symptomen veroorzaakt door een teveel aan
abnormale
witte bloedcellen en daardoor een tekort aan goede witte bloedcellen, rode
bloedcellen en
bloedplaatjes. Symptomen kunnen zijn:
-
algemene zwakte en bleekheid
-
onverklaarbare, toenemende vermoeidheid
-
onverklaarbaar gewichtsverlies, verlies van
eetlust
-
veelvuldig terugkerende kleine infecties, koorts
-
gemakkelijk ontstaan van blauwe plekken of bloedingen (bijv.
neusbloedingen)
-
voorkomen van kleine rode stippen op het lichaam (puntbloedingen of petechieën)
-
tandvleesbloedingen (bijv. bij het tandenpoetsen)
-
pijn in beenderen en gewrichten
-
gezwollen lymfeklieren
-
een vol gevoel door een vergrote en uiteindelijk een pijnlijke milt.
Onderzoek en diagnose Bij het onderzoek wordt onderzocht of er sprake is van acute leukemie of myelodysplasie
(MDS) en wordt vastgesteld om welke soort acute leukemie het gaat. Om de
diagnose AML
te stellen wordt er, na lichamelijk onderzoek door de arts, een nader
bloedonderzoek
verricht. Indien de resultaten daarvan afwijkende bloedwaarden aangeven, zal
een
beenmergpunctie volgen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer het aantal
leukocyten beduidend
meer is dan 10.000 per kubieke mm, ofwel 10x109/L (10 miljard per liter), of
als er juist
sprake is van een sterk verlaagd aantal witte bloedcellen, of een verlaagd
aantal
bloedplaatjes. Aan de hand van een beetje afgenomen beenmerg kan dan worden vastgesteld of
er sprake
is van leukemie en zo ja, welk type het betreft. Soms kan het noodzakelijk
zijn een stukje bot
uit te nemen (beenmergbiopsie). Dat beenmergpreparaat wordt onder de
microscoop
bekeken om het type leukemie zo goed mogelijk vast te stellen (volgens de
classificatie van
de World Health Organisation (WHO). Verder wordt vaak
aanvullend
immunologisch onderzoek gedaan om zeker te weten dat het om een AML (en
bijv. niet om
een Acute Lymfatische Leukemie) gaat. Verder wordt chromosomen onderzoek en moleculair biologisch onderzoek
verricht omdat
dat inzicht geeft in het type leukemie en de graad van ernst van de AML.
Meer dan 90% van
de patiënten heeft anemie (bloedarmoede) en te weinig bloedplaatjes.Soms
zijn de witte
bloedcellen in het bloed sterk verhoogd, maar de witte bloedcelwaarde kan
daarentegen ook
ernstig verminderd zijn. Soms is er een gezwollen milt en soms ook opgezette
lymfeklieren.
Blauwe plekken, bloedingen van huid en tandvleesbloedingen kunnen voorkomen. In enkele gevallen kan het zijn dat de ziekte via het centraal zenuwstelsel
tot in de hersenen
is doorgedrongen, of dat er sprake is van een ophoping van leukemiecellen op
een bepaalde
plaats in het weefsel of een orgaan (bijv. de huid of tandvlees) (zo’n
ophoping van
leukemiecellen heet een chloroma) (zie verderop in deze tekst).
Indeling in verschillende vormen Beenmergonderzoek en bloedonderzoek dient voor het stellen van een exacte
diagnose. Dit
gebeurt met microscopisch onderzoek (de uiterlijke of morfologische
kenmerken van de
leukemie), immunologisch onderzoek, chromosomen-onderzoek en moleculair
biologisch
onderzoek naar bijzondere verworven (dus niet-erfelijke) genetische
afwijkingen. De WHO classificatie van AML is niet alleen gebaseerd op de morfologische
eigenschappen
van de cellen van de leukemie, maar ook op de voorgeschiedenis van de
leukemie en de
chromosoom- en genetische veranderingen, die in het laboratorium zijn
vastgesteld. De
prognose van diverse typen van leukemie loopt sterk uiteen. De prognose kan
worden
afgeleid uit de chromosomale of genetische kenmerken van de leukemie.
Bepaalde
leukemieën kunnen daardoor tegenwoordig een eigen op maat gesneden
behandeling
krijgen. Juist daarom is precies onderzoek naar de aard van de leukemie en
een juiste
indeling van de leukemie aan het begin bij de diagnose zo belangrijk.
Therapie gerelateerde AML (t-AML) Therapie gerelateerde AML ontstaat in vele gevallen na chemotherapie voor
een andere
kwaadaardige ziekte. Dit is dus een vorm van secundaire leukemie. Er worden
twee
hoofdtypen onderkend:
-
t-AML na therapie met alkylerende (celdeling blokkerende) stoffen
(voorbeeld: het
cytostaticum cyclophosphamide)
-
t-AML na een therapie met een zogenaamde ‘topoisomerase II inhibitor’
(voorbeeld:
het cytostaticum etoposide)
Chloroma’s In zeldzame gevallen kan er bij AML sprake zijn van een zogenaamde
geïsoleerde solide
tumor ofwel chloroma. Een chloroma is een massa ophoping van leukemische
cellen. Dit
beeld staat ook bekend als granulocyten sarcoma. Chloroma’s kunnen voorkomen
direct
onder de huid, in het hoofd en de nek, in het centrale zenuwstelsel of in
één van de andere
organen. Chloroma’s worden ook als AML beschouwd. Nieuwe patiënten met
chloroma’s
worden dan ook –net zoals bij AML– behandeld met een zeer intensieve
chemotherapie.
Indeling op grond van het beloop
Onbehandeld Dit betreft de fase tot het moment van de diagnose. Een spontaan voorkomende AML is
gedefinieerd als ‘de novo’ leukemie, dus in dat geval is er géén oorzaak te
herleiden.
Wanneer de patiënt vroeger behandeld is met chemotherapie of de leukemie is
ontstaan uit
een andere bloedziekte (bijv. myelodysplasie of MDS) spreken we van een
secundaire
leukemie.
In remissie Met behandeling wordt in eerste instantie geprobeerd een complete remissie
(CR), te
bereiken. Bij een CR worden geen symptomen van AML meer waargenomen. Van een
complete remissie (CR) is sprake als: -er minder dan 5% aan blasten in het
beenmerg wordt
vastgesteld; -er meer dan 1500/μL (1,5x109/L) granulocyten worden geteld;
-er meer dan
100.000/μL (100x109/l) trombocyten worden aangetoond Dat betekent, dat er
dus weer
normale bloedwaarden worden geconstateerd, het beenmerg weer normaal is en
er geen
symptomen van actieve ziekte zijn Evenmin zijn er tekenen van leukemie
elders in het
lichaam.
Recidief
Nadat aanvankelijk een complete remissie is bereikt, is de AML na enige tijd
weer
teruggekomen.
Refractair Dit betekent dat de leukemie ongevoelig is voor de behandeling. Er wordt
helemaal geen
remissie bereikt. Of bij een recidief reageert de leukemie niet op verdere
behandeling.
Behandeling
Algemeen De behandeling is er op gericht met intensieve chemotherapie
(inductietherapie) een
complete remissie (CR) te verkrijgen. De patiënten worden, voordat herstel
intreedt, eerst
vaak nog zieker doordat door de behandeling (gericht op uitroeiing van de
leukemie) de
activiteit van het beenmerg tijdelijk nog verder wordt onderdrukt. Het
gevolg daarvan is, dat
het aantal witte bloedcellen –met name de granulocyten– verder afneemt en
het risico van
infecties toeneemt. Het kan nodig zijn antibiotica te geven en soms is het
ook nodig
transfusies met rode bloedcellen en bloedplaatjes toe te dienen. Voor patiënten met een ernstige neutropenie (vermindering van het aantal
neutrofiele
granulocyten) wordt vanwege het risico op infecties vaak preventief
antimicrobiële therapie
gegeven. Wanneer een remissie is bereikt, wordt aanvullende chemotherapie
(consolidatiekuren/onderhoudskuren) gegeven gedurende enige weken tot enige
maanden
om de (onzichtbare) resterende leukemiecellen te vernietigen.Vaak ook wordt
in dit stadium
van de vervolgbehandeling een stamceltransplantatie gedaan om de resterende
leukemiecellen uit te schakelen.
De behandeling bij AML is afhankelijk van het type AML, het type
chromosomenafwijking
(en), de leeftijd en de algehele conditie van de patiënt. De intensieve
therapieën vergen
zowel lichamelijk als geestelijk vaak veel van de patiënten en kunnen
gepaard gaan met
diverse, soms ernstige, bijwerkingen (bijvoorbeeld haarverlies,
misselijkheid, diarree,
infecties). Deze bijwerkingen kunnen voor een deel goed worden ondervangen
met
ondersteunende therapie (zoals medicijnen tegen misselijkheid en antibiotica
tegen
infecties).
Chemotherapie
De volgende cytostatica kunnen bij de inductietherapie worden ingezet:
-
intensieve doses Cytarabine
-
Cytarabine gecombineerd met Daunorubicin
-
Cytarabine met Idarubicine
-
Cytarabine met Daunorubicin en Thioguanine
-
Mitoxantrone met Etoposide
Daarnaast zijn er klinische studies met nieuwe middelen of combinaties van
middelen.
Cytarabine gecombineerd met Daunorubicine of Idarubicine bijvoorbeeld geeft
bij
volwassenen tot 60 jaar een kans op een CR in ongeveer 75 procent van de
gevallen. Bij
volwassenen van 60 jaar en ouder ligt deze kans lager en neemt dan
proportioneel af tot
vijftig procent.
Radiotherapie
Doel van radiotherapie is om door middel van bestraling de ongewenste groei
van cellen te
stoppen dan wel af te remmen. Dit gebeurt wanneer een ophoping van
leukemiecellen
aanleiding geeft tot ernstige klachten ter plaatse of omdat chemotherapie
ter plaatse
onvoldoende doordringt. Door de bestraling wordt de celkern met al het
daarin opgesloten
genetisch materiaal beschadigd (bijvoorbeeld in het geval van een ophoping
van leukemie in
het zenuwstelsel). Voorafgaand aan een stamceltransplantatie wordt soms een
totale
lichaamsbestraling gebruikt in combinatie met chemotherapie om het beenmerg
met
overgebleven leukemie van de patiënt te vernietigen. Zie voor meer
informatie over
radiotherapie ook: www.bestraling.com.
Intrathecale chemotherapie
Als de leukemiecellen via het centrale zenuwstelsel zijn doorgedrongen in de
hersenen,
wordt er intrathecale chemotherapie toegepast. Er wordt dan via het
ruggemergkanaal
cytostatica (cytarabine of methotrexaat, methotrexaat met diadreson of
methotrexaat met
prednison) in de hersenvloeistof ingebracht. Eventueel kan de therapie ook
via een zgn.
Ommaya reservoir plaatsvinden. Veelal wordt deze behandeling gecombineerd
met
radiotherapie.
Bij slechts een zeer gering gedeelte van de patiënten met AML ontwikkelt
zich deze
complicatie.
Immunotherapie
Men probeert hierbij met antilichamen (immoglobulinen) of afweercellen (immuuncellen)
toegediend aan de patiënt het gevecht aan te gaan met de leukemiecellen. Er
zijn een vijftal
immoglobulinen: IgG, IgA, IgM, IgD en IgE. Na toediening aan de patiënt
wordt het
defensiesysteem –het immuunsysteem– van de patiënt aangezet om de leukemie
cellen
aan te vallen en te vernietigen. Als middelen in deze therapie kunnen worden
gebruikt:
-
monoklonale antistoffen (stoffen geproduceerd door nakomelingen van één Blymfocyt,
dus één kloon), gericht tegen de leukemiecellen.
-
recombinant lymfokinen, zoals interferonen (groep eiwitten, die de
antivirale
immuniteit verhogen en immuunreacties kunnen versterken om de activiteit van
Tkillercellen
en macrofagen te verhogen) en interleukinen (door cellen –in een reactie
op stimulatiesignalen van antigenen– geproduceerde eiwitten).
-
bepaalde bloedcellen (T-cellen) met een verhoogde afweerreactie (cytoxiciteit)
tegen
de leukemiecellen
-
genetisch gemanipuleerde cellen
De therapie heeft nog een experimenteel karakter. Donor lymfocyten cellen
worden wel
regelmatig al als aanvullende therapie toegediend na een
stamceltransplantatie van een
donor. Deze donor lymfocyten werken via een afweerreactie tegen de leukemie
en vallen de
leukemie aan.
Stamceltransplantatie
Donortransplantatie na voorbehandeling met hoge dosis chemotherapie en/of
totale lichaamsbestraling Bij een stamceltransplantatie wordt het aangetaste beenmerg vervangen via
een gezond
transplantaat. Het aangetaste beenmerg wordt vernietigd met hoge doses
cytostatica
eventueel in combinatie met toepassing van radiotherapie. Dit is de
klassieke donorbeenmergtransplantatie.
Daarbij wordt geprobeerd eventuele in het lichaam overgebleven
leukemiecellen met een zwaar bombardement van cytostatica en
lichaamsbestraling
definitief uit te roeien en de prognose te verbeteren. Een aantal jaren
geleden haalde men de
voor een transplantatie benodigde stamcellen altijd uit het beenmerg. Er was
dus echt
sprake van een beenmergtransplantatie. Tegenwoordig kunnen stamcellen ook
–onder
toediening van zgn. groeifactoren (hormonen)– uit het bloed worden gewonnen.
Door de
groeifactoren worden tijdelijk de stamcellen vanuit het beenmerg naar het
bloed gedreven,
zodat de stamcellen in het perifere bloed terecht komen. Aldaar kunnen zij
door een techniek
–leukaferese genaamd– worden “geoogst”. Via een machine worden hierbij
stamcellen uit
het bloed van de patiënt gehaald en die kunnen als transplantaat aan de
patiënt worden
gegeven. Het voordeel van deze methode is dat hierbij geen narcose nodig is.
Het toedienen
van stamcellen kan plaatsvinden door het oogsten van de stamcellen bij een
passende
donor, allogene transplantatie genaamd.
|
|