|
|
Inleiding De gemiddelde leeftijd van patiënten met hoofd- en
halskanker (met uitzondering van kanker van de hersenen, de ogen en de
wervelkolom) is ongeveer 60 jaar. Over het algemeen komt bij mensen jonger
dan 60 jaar meer kanker van de speekselklieren , schildklier en
neusbijholten voor en bij mensen ouder dan 60 jaar mondkanker, keelkanker of
strottenhoofdkanker.
Doorgaans verspreidt kanker in het hoofd-halsgebied zich eerst naar
nabijgelegen lymfeklieren. Deze vormen van kanker verspreiden zich
(metastaseren) gewoonlijk later naar andere delen van het lichaam.
Oorzaken
Ongeveer 85% van de patiënten met hoofd- of halskanker heeft in het verleden
sigaretten of alcohol gebruikt of doet dat nog. Mondkanker kan ook het
gevolg zijn van het kauwen van tabak. In landen als India en Indonesië vormt
het kauwen van betelnoten een belangrijke oorzaak van mondkanker. Het
Epstein-Barr-virus, dat de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt, speelt een rol
bij het ontstaan van kanker in het bovenste gedeelte van de farynx
(neus-keelholte).
Patiënten die 20 jaar of langer geleden met lage doses zijn bestraald wegens
acne, overmatige gezichtsbeharing, een vergrote zwezerik (thymus) of
vergrote neus- of keelamandelen hebben een hogere kans op schildklier- of
speekselklierkanker. Radiotherapie wordt tegenwoordig niet meer voor
bovengenoemde aandoeningen toegepast.
Stadiëring en prognose
Stadiëring is een methode om de uitbreiding van kanker te bepalen ten
behoeve van behandeling en prognose. Hoofd- en halskanker worden ingedeeld
naar grootte en plaats van de oorspronkelijke tumor, het aantal en de
grootte van de metastasen in de lymfeklieren in de hals en aanwijzingen voor
metastasen verder weg in het lichaam. Stadium I is het minst ver gevorderde
stadium en stadium IV het verst gevorderde.
Tumoren die naar buiten groeien, reageren vaak beter op behandeling dan
tumoren die in de omliggende structuren ingroeien, zweren vormen of hard
zijn. Als een tumor spierweefsel, botweefsel of kraakbeenweefsel is
binnengedrongen, is de kans op genezing kleiner. Patiënten met metastasen
hebben slechts een kleine kans om te overleven. Kanker die zich langs een
zenuwbaan verspreidt en pijn, verlamming of gevoelloosheid veroorzaakt, zal
in veel gevallen zeer agressief en moeilijk te behandelen zijn.
Globaal overleeft 65% van de mensen met hoofd- en halskanker die niet is
uitgezaaid ten minste vijf jaar. Voor patiënten met kanker die is uitgezaaid
naar de lymfeklieren en andere lichaamsdelen is dat minder dan 30%.
Patiënten ouder dan 70 jaar hebben in vergelijking met jongere mensen vaak
langere ziektevrije perioden (remissies) en betere overlevingskansen.
Behandeling
De behandeling hangt af van het stadium waarin de kanker zich bevindt.
Kanker in stadium I, ongeacht waar in het hoofd-halsgebied, reageert goed op
zowel radiotherapie als chirurgie. Doorgaans is de bestraling niet alleen
gericht op het kankergezwel maar ook op de lymfeklieren aan beide zijden van
de hals, omdat meer dan 20% van deze vormen van kanker zich naar de
lymfeklieren uitbreidt.
Sommige tumoren, waaronder tumoren met een diameter van meer dan 2 cm en
tumoren die bot- of kraakbeenweefsel zijn binnengedrongen, worden operatief
verwijderd. Wanneer kanker wordt aangetroffen of wordt vermoed in de
lymfeklieren, wordt een operatie over het algemeen gevolgd door
radiotherapie. Ook kan in bepaalde gevallen radiotherapie wel of niet in
combinatie met chemotherapie (behandeling met medicijnen die kanker
bestrijden) worden toegepast, met redelijke overlevingskansen als resultaat.
Als het kankergezwel weer terugkomt, kan doorgaans later een operatieve
ingreep plaatsvinden. Bij kanker in een vergevorderd stadium biedt een
combinatie van chirurgie en radiotherapie meestal een betere prognose dan
elke behandeling afzonderlijk.
Chemotherapie doodt de kankercellen op de oorspronkelijke plaats, in de
lymfeklieren en door het gehele lichaam. Of de combinatie van chemotherapie
met chirurgie of bestraling het genezingspercentage verhoogt, is niet
bekend, maar de remissie wordt er wel door verlengd. Als de kanker te ver is
gevorderd voor chirurgie of radiotherapie, kan chemotherapie de afmeting van
de tumor en de pijn verminderen. Behandeling gaat vrijwel altijd gepaard met
enige bijwerkingen. Door chirurgie wordt het slikken en spreken vaak
aangetast. In deze gevallen is revalidatie noodzakelijk. Bestraling kan
huidveranderingen veroorzaken (zoals ontsteking, jeuk en haaruitval),
littekenvorming, smaakverlies en een droge mond. In zeldzame gevallen wordt
gezond weefsel vernietigd. Chemotherapie kan misselijkheid en braken,
tijdelijke haaruitval en ontsteking van de binnenste laag van het
maag-darmkanaal (gastro-enteritis) veroorzaken. Door chemotherapie kan ook
het aantal witte en rode bloedcellen afnemen en het immuunsysteem tijdelijk
verzwakken.
Halsmetastasen
Een arts kan een abnormale knobbel in de hals ontdekken bij iemand die geen
andere symptomen heeft. Een abnormale knobbel kan door een aangeboren cyste
worden veroorzaakt of door een vergrote lymfeklier, die het gevolg kan zijn
van een infectie of kanker. Kanker uit alle delen van het lichaam breidt
zich vaak uit naar de lymfeklieren in de hals. Het oorspronkelijke
kankergezwel kan zich in de keel, het strottenhoofd, de amandelen of de
tongwortel bevinden, of op grotere afstand, zoals in de longen, de borst en
de maag.
Diagnose en behandeling
De oorzaak van één enkele vergrote lymfeklier in de hals kan voor een arts
in het ene geval sneller duidelijk zijn dan in het andere. De arts
onderzoekt de oren, de neus, de keel, het strottenhoofd, de amandelen, de
tongwortel en de schildklier en speekselklieren. Het onderzoek kan
röntgenfoto's van het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal omvatten,
een schildklierscan en een CT-scan (computertomografie) van hoofd, hals en
borst. Mogelijk is direct onderzoek van het strottenhoofd (laryngoscopie),
de longen (bronchoscopie) en de slokdarm (oesofagoscopie) noodzakelijk.
Er worden puncties of biopsieën (afname van stukjes weefsel voor
microscopisch onderzoek) verricht als tijdens bovengenoemde onderzoeken op
kankergezwellen lijkende gebieden worden waargenomen. Als het
oorspronkelijke kankergezwel nog steeds niet kan worden gelokaliseerd,
worden er mogelijk ook monsters van de keel, de amandelen en de tongwortel
afgenomen. Een arts kan hierbij een dunne naald in de knobbel of vergrote
lymfeklier inbrengen om cellen voor onderzoek af te nemen, maar om de
diagnose te stellen wordt meestal de voorkeur gegeven aan verwijdering van
al het verdachte weefsel in plaats van een klein gedeelte. Wanneer er
kankercellen worden aangetroffen in een vergrote lymfeklier in de hals en
het oorspronkelijke kankergezwel kan niet worden opgespoord, worden de keel,
de amandelen, de tongwortel en beide zijden van de hals mogelijk bestraald.
Daarnaast worden de lymfeklieren waarin kankercellen zijn aangetroffen en
ander aangetast weefsel operatief uit de hals verwijderd. |
|