|
|
Wat is de ziekte van Hodgkin?
De Ziekte van Hodgkin (lymphogranuloma malignum) werd het eerst beschreven
door dr. Thomas Hodgkin (1798-1866) in 1832. Het is een vorm van
lymfeklierkanker waarbij één type lymfekliercel een abnormale celgroei
vertoont. Het is deze kenmerkende Hodgkincel (gekend als de Reed-Sternberg
cel) die de ziekte onderscheidt van de andere soorten lymfeklierkanker. Deze
andere soorten hebben de verzamelnaam Non-Hodgkin lymfoom.
De abnormale celgroei veroorzaakt vergrote lymfeklieren, waardoor de
lymfocyten niet meer optimaal kunnen functioneren. Hierdoor verliest het
lichaam een deel van zijn afweer tegen virussen en bacteriën.
De ziekte ontstaat meestal in een lymfeklier. Soms ontstaat de ziekte in een
ander deel van het lymfeklierstelsel, bv. in de milt, lever of in het
beenmerg.
Meer dan de helft van de patiënten is jonger dan 40 jaar op het ogenblik van
de diagnose. Bij kinderen komt de ziekte meer voor bij jongens dan meisjes.
De ziekte wordt uitzonderlijk vastgesteld bij kinderen beneden 5 jaar.
Oorzaken
De preciese oorzaak is onbekend, maar er zijn vage aanwijzingen dat virussen
(o.m. Epstein-Barr virus) een rol zouden kunnen spelen.
Ook blijkt de kans op de ziekte groter als een ander familielid deze ziekte
ook heeft gehad.
Verder komen lymfomen meer voor bij mensen met een verminderde immuniteit (bv.
Aids) of die immuunonderdrukkende geneesmiddelen nemen (bv. na een
transplantatie).
Klachten
-
Meestal is de eerste klacht een pijnloze zwelling van lymfeklieren in de
hals, oksels of liezen die niet overgaat na enkele weken.
-
Een sterk wisselende temperatuur. Dan koud, dan warm. Deze perioden van
koorts worden afgewisseld met de normale temperatuur.
-
Verminderde eetlust, gewichtsverlies
-
Extreme vermoeidheid zonder aanwijsbare reden.
-
Nachtelijk zweten
-
Een vervelende jeuk over het gehele lichaam, of in een bepaald gebied.
-
Pijn bij het drinken van alcohol.
Sommige patiënten zullen deze verschijnselen nooit vertonen, maar bij
anderen treden deze verschijnselen al op bij het begin van de ziekte.
Onderzoek
-
bloed- en een urine- onderzoek
-
cel- en weefselonderzoek. Bij een punctie haalt de arts met een lange
dunne naald cellen uit een gezwollen lymfklier (celonderzoek). De opgezogen
cellen worden in het laboratorium onderzocht Een biopsie, weefselonderzoek,
is meestal nodig om de juiste diagnose te stellen. Hiervoor wordt onder
verdoving een klein beetje weefsel afgenomen. Het weefsel wordt door een
patholoog onder de microscoop onderzocht.
Wanneer de diagnose is gesteld dan kunnen verdere onderzoeken plaatsvinden
om te zien waar de tumoren zijn gesitueerd en hoe ver de ziekte zich heeft
uitgebreid (Onderzoeken van keel, neus en oor, borstfoto's, echografie,
CT-scan van de borst of buikholte, MRI, PET-scan…).
Evolutie
Op grond van het aantal en de plaats van de aangetaste lymfeklieren, de
bloedbezinking en de eventuele tumormassa tussen de longen en verdere
uitzaaiingen worden vier stadia onderscheiden.
-
Stadium 1: De ziekte beperkt zich tot één lymfekliergebied, bijvoorbeeld de
lymfeklieren in de hals, of tot één orgaan.
-
Stadium 2: De ziekte beperkt zich tot twee of meer kliergebieden aan
dezelfde kant van het middenrif, of bevindt zich in één orgaan en één of
meer kliergebieden, eveneens aan dezelfde kant van het middenrif.
-
Stadium 3: De ziekte bevindt zich in kliergebieden aan beide kanten van het
middenrif, en soms ook in de milt en/of een ander orgaan.
-
Stadium 4: De ziekte heeft zich verspreid naar andere organen, zoals de
longen, de lever, het beenmerg of de huid.
Elk stadium wordt nog eens onderverdeeld in A (zonder symptomen) en B met
een van volgende symptomen: 10% gewichtsverlies in 6 maanden, koorts,
nachtelijk zweten.
Voor de behandeling wordt ook nog eens een onderscheid gemaakt op basis van
de preciese kenmerken van de aangetaste cellen.
Behandeling
De behandeling en de prognose is afhankelijk van de leeftijd, het stadium
van de ziekte en het aantal en de omvang van de aangetaste lymfeklieren en
organen.
Patiënten jonger dan 50 jaar, zonder B-symptomen, met minder dan 3
aangetaste kliergebieden en beperkte veranderingen in het bloed (o.m. min of
meer normaal aantal witte bloedcellen) hebben een gunstige prognose met 80
tot 90% ziektevrij na behandeling.
Factoren die de prognose ongunstig beïnvloeden, zijn onder meer: mannelijk
geslacht, boven 50 jaar, stadium 4, sterk veranderde bloedwaarden (o.m.
verhoogde witte bloedcellen).
De preciese behandeling verschilt van persoon tot persoon in functie van
leeftijd, gezondheidstoestand... Wel bestaan bepaalde behandelingsschema's
in functie van de preciese kenmerken van de kanker. Zoals bij alle
kankerbehandelingen lopen er voortdurend klinische onderzoeken naar de meest
efficiënte en minst schadelijke behandelingsschema's en combinaties van
cytostatica.
De behandeling bestaat uit:
-
Chemotherapie met specifieke combinaties van cytostatica en eventueel
corticosteroïden. Alleen of in combinatie met radiotherapie. De behandeling
bestaat meestal uit 4 tot 6 sessies die in totaal vier tot 6 maanden
beslaan. De chemotherapie wordt meestal ambulant gegeven.
-
Radiotherapie. Bestraling van hals, borst en lymfeklieren in de oksels en/of
van de lymfeklieren in de buik, in de liezen en de milt. Radiotherapie kan
gebruikt worden alleen of in combinatie met chemotherapie. Bij kinderen
wordt zelden alleen radiotherapie toegepast. De te bestralen regio wordt
eerst zorgvuldig onderzocht, eventueel zelfs via een buikoperatie
(laparotomie), en nauwkeurig aangeduid. Bij deze operatie kan eventueel de
milt verwijderd worden. De bestralingsdosis ligt zo laag mogelijk omwille
van de mogelijke nevenwerkingen.
-
Stamceltransplantatie na een intensieve radiotherapie en/of chemotherapie
waarbij het beenmerg is vernietigd.
-
Stamceltransplantatie na een intensieve radiotherapie en/of chemotherapie
waarbij het beenmerg is vernietigd.
Volwassen patiënten worden voor en na de behandeling gevaccineerd tegen
griep, pneumokokken en meningokokken.
Kinderen worden gevaccineerd tegen griep, pneumokokken, meningokokken en Hib,
en zo nodig worden ook de andere pediatrische vaccins toegediend.
Stadium 1A (zonder symptomen)
Afhankelijk van de preciese localisatie (boven of beneden het middenrif) en
de uitgebreidheid van de kanker:
Stadium 1B (met symptomen)
Stadium 2A
Afhankelijk van de preciese localisatie (boven of beneden het middenrif) en
de uitgebreidheid van de kanker:
Stadium 2B
Stadium 3A
Indien de kanker slechts een gedeelte van de borst betreft:
Bij een uitgebreide kanker
Stadium 3B
Stadium 4
Herval
Wanneer de ziekte na behandeling terug opflakkert, is de behandeling
afhankelijk van de vorige behandeling.
Indien alleen radiotherapie werd gegeven, dan kan nu chemotherapie worden
toegediend.
Indien alleen chemotherapie werd gebruikt, dan kunnen de aangetaste
lymfeklieren worden bestraald, al dan niet in combinatie met chemotherapie.
Indien de ziekte zeer uitgebereid is, kan een nieuwe chemokuur worden
gegeven, of kan een intensieve chemokuur met beenmergtransplantatie worden
overwogen. |
|