|
|
Wat zijn non-Hodgkin lymfomen?
De ziekte van non-Hodgkin veroorzaakt lymfomen, gezwellen die meestal in de
lymfklieren ontstaan. Bij ruim een derde van de patiënten begint de ziekte
elders in het lymfestelsel, bijvoorbeeld in het lymfeweefsel van de maag,
longen of de thymus (zwezerik). Dit orgaan kan zwellen of beschadigd raken,
en klachten geven die lijken op een maagzweer of darmgezwel. De ziekte kan
zich door het lichaam verspreiden via het bloed en de lymfe. Zo komen de
gewoekerde cellen bij andere lymfklieren. Deze ziekte wordt daarom vaak op
meer plaatsen in het lichaam aangetroffen.
In tegenstelling tot de ziekte van Hodgkin worden geen Reed-Sternberg
aangetroffen.
Het onderscheid tussen Hodgkin en non-hodgkin is belangrijk omdat de
prognose (overlevingskansen) en de behandeling sterk verschillen.
Er bestaan een 20-tal verschillende vormen van non-Hodgkin lymfomen,
allemaal met hun eigen kenmerken, snelheid waarmee ze zich verspreiden en
behandeling. Bij sommige zijn de B-cellen, bij andere de T-cellen aangetast.
Non-Hodgkin lymfomen komen drie keer zo vaak voor als Hodgkin-lymfomen en
treffen vooral mensen boven 50 jaar.
Bij kinderen zijn non-Hodgkin lymfomen zeldzaam (ongeveer 1 per 100.000). Ze
komen vooral voor na de leeftijd van 10 jaar. Bij kinderen is de ziekte
doorgaans agressiever en in een verder gevorderd stadium dan bij
volwassenen. De drie meest voorkomende vormen bij kinderen zijn: lymfoblast
lymfoom, een lymfoom die nauw verwant is met acute lymfocyten leukemie (ALL),
small cell lymfoom (Burkitt's en non-Burkitt's) en large cell lymfoom (LCL).
Het zijn drie types die als zeer agressief worden beschouwd.
Oorzaken
Hierover is eigenlijk niets met zekerheid bekend. Lymfomen zijn niet
besmettelijk en voor zover bekend zijn ze ook niet erfelijk.
Wel zijn een aantal risicofactoren bekend:
-
verminderde immuniteit door ziekte (bv.
Aids) of door inname van immuunonderdrukkende geneesmiddelen na een
transplantatie.
-
virale of bacteriële infecties. Het
Epstein-Barr virus kan lymfomen veroorzaken. De bacterie helicobacter
pylori (verantwoordelijk voor maagzweren en misschen ook oorzaak van
maagkanker) kan bepaalde lymfomen uitlokken.
-
Besmetting van het drinkwater met hoge
nitraatgehaltes zou volgens sommige studies de kans op non-Hodgkin
lymfomen verhogen.
Ook pesticiden zijn in verband gebracht met
lymfomen.
-
Een vetrijk dieet zou het risico kunnen
verhogen
-
Het risico ligt hoger bij mannen en stijgt
met de leeftijd.
-
Radiotherapie bij een vroegere kanker
Klachten
Meestal is de eerste klacht een pijnloze zwelling in de lymfeklieren in de
hals, oksels of liezen. Maar gezwollen klieren en andere mogelijke
symptomen, hoeven niet op non-Hodgkin te duiden maar bijvoorbeeld op griep.
De meeste klierzwellingen zijn tijdelijk en gaan na enige tijd vanzelf over.
Als de zwelling niet overgaat binnen een paar weken, is het raadzaam naar
een huisarts te gaan.
Andere verschijnselen kunnen zijn:
Aanvullende onderzoeken
Deze onderzoeken kunnen meerdere dagen in beslag nemen voor de definitieve
uitslag bekend is.
-
bloed- en urineonderzoek. Hierbij wordt
o.m. gehaltes witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes in het bloed
onderzocht, bepaalde bloedkarakteristieken (gehalte van hemoglobine,
cholesterol, bezinkingssnelheid…) en het functioneren van nieren en lever
onderzocht.
-
cel- en weefselonderzoek. Bij een punctie
(celonderzoek) haalt de arts met een lange, dunne naald wat cellen uit een
gezwollen lymfklier. De opgezogen cellen worden in het laboratorium
onderzocht. Bij een biopsie, weefselonderzoek, wordt onder verdoving een
beetje weefsel afgenomen. Het weefsel wordt door een patholoog onder de
microscoop onderzocht.
-
Afname van beenmerg (meestal in de heup),
eventueel een lumbale punctie waarbij ruggenmergvocht wordt weggehaald
-
Onderzoeken van keel, neus en oor. Vooral
wordt gekeken naar het lymfklierweefsel
-
Een thoraxfoto
-
Geavanceerde beeldtechnieken zoals
CT-scan, MRI-scan, PET-scan….
Evolutie
De non-Hodgkinlymfomen worden op grond van de verschillende soorten cellen
in twee groepen verdeeld, oplopend in kwaadaardigheid (maligniteit). Hoe
lager de kwaadaardigheid, hoe langzamer de cellen groeien. Een non-Hodgkin
lymfoom met een lage graad van kwaadaardigheid kan zo blijven, of in de loop
van de jaren een hoge maligniteitsgraad krijgen. De maligniteitsgraad
bepaalt de aard van de behandeling en het te verwachten verloop van de
ziekte. Om dit vast te stellen is weefselonderzoek nodig, waarbij de cellen
van het lymfoom nader worden bekeken.
Naast de maligniteitsgraad worden vier stadia onderscheiden in functie van
de uitgebreidheid van de ziekte en de aanwezigheid van symptomen (I t/m IV).
Graad van agressiviteit:
-
Lage agressiviteit (of maligniteit): de
kankercellen vermenigvuldigen zich langzaam. In het begin is misschien
geen behandeling nodig. Nadien meestal lokale bestraling. Ze reageren
doorgaans goed op behandeling, maar komen vaak terug na behandeling.
-
Hoge agressiviteit (of maligniteit):
snelgroeiende cellen die zich ook snel verspreiden naar lymfeklieren en
andere organen. Meestal is een onmiddellijke behandeling nodig, meestal
een of andere vorm van chemotherapie. Alhoewel agressiever, is de kans op
genezing op lange termijn groter dan bij de lymfomen met lage
agressiviteit.
Stadia bij volwassenen
-
Stadium 1: De ziekte beperkt zich tot één
lymfekliergebied, bijvoorbeeld de lymfeklieren in de hals, of tot één
orgaan.
-
Stadium 2: De ziekte beperkt zich tot twee
of meer kliergebieden aan dezelfde kant van het middenrif, of bevindt zich
in één orgaan en één of meer kliergebieden, eveneens aan dezelfde kant van
het middenrif.
-
Stadium 3: De ziekte bevindt zich in
kliergebieden aan beide kanten van het middenrif, en soms ook in de milt
en/of een ander orgaan.
-
Stadium 4: De ziekte heeft zich verspreid
naar andere organen, zoals de longen, de lever, het beenmerg of de huid.
Elk stadium wordt nog eens onderverdeeld in A
(zonder symptomen) en B met een van volgende symptomen aanwezig is: 10%
gewichtsverlies in 6 maanden, koorts, nachtelijk zweten.
Ook worden letters gebruikt om de preciese localisatie van de kanker aan te
duiden.
De letter E staat voor aantasting van een orgaan buiten de lymfeklieren,
zoals bv. de maag (extranodale lymfoom). De letter S staat voor uitbreiding
naar de milt.
Een stadium 1A+E betekent dan: stadium 1 zonder symptomen, met aantasting
van een ander orgaan.
Stadia bij kinderen
Bij kinderen wordt meestal een andere onderverdeling gemaakt
-
Stadium 1: één enkele tumor of aangetaste
lymfeklier buiten het abdomen
-
Stadium 2: één enkele tumor met
nabijgelegen klieren die zijn aangetast; twee of meer tumoren of
aangetaste lymfeklieren aan dezelfde kant van het middenrif; of een tumor
in het maag-darmkanaal met of zonder nabijgelegen lymfeklieren aangetast
-
Stadium 3: tumoren van meerdere
lymfeklieren aan beide zijden van het middenrif; uitgebreide aantasting in
de buik of de borst; of een of meer tumoren in de rug of het hersenvlies.
-
Stadium 4: aantasting van beenmerg en/of
centraal zenuwstelsel.
Prognose
In het algemeen kan gesteld worden dat een non-Hodgkin lymfoom met lage
maligniteit in een stadium I en II vrij goed kan worden behandeld met
radiotherapie. De agressieve vormen worden meestal behandeld met intensieve
chemotherapie.
Bij een lage maligniteitsgraad in stadium I of II is de kans op genezing 50
tot 70%. De gemiddelde overleving bedraagt meer dan 10 jaar.
Voor de overige patiënten variëren de kansen sterk, afhankelijk van
verschillende factoren, van 20% tot meer dan 80%. De gemiddelde overleving
na 5 jaar bedraagt 50 tot 60%.
Patiënten met twee of meer risicofactoren hebben een slechte prognose
(minder dan 50% overleving na vijf jaar):
-
ouder dan 60 jaar
-
slechte algemene gezondheidstoestand
-
hoog lactaat dehydrogenase
-
stadium 3 of 4
-
extranodale verspreiding (organen buiten
het lymfestelsel).
De kans op herval na behandeling is het
grootst wanneer bepaalde organen zoals beenmerg, centraal zenuwstelsel,
lever, longen of milt zijn aangetast.
Van de kinderen in stadium 1 en 2 overleven meer dan 80% tot 90%. Bij
stadium 3 en 4 worden lange termijn overlevingskansen geschat op 75 tot 90%.
Bij herval liggen de overlevingskansen meestal laag.
Behandeling
De behandeling van non-Hodgkin lymfomen is
de laatste jaren sterk verbeterd, ook wanneer de kanker zich over grote
delen van het lichaam heeft verspreid. Veel mensen kunnen nu worden
genezen of de ziekte kan jarenlang onder controle worden gehouden zodat
een min of meer normaal leven mogelijk is.
Het preciese type van behandeling is afhankelijk van heel wat factoren:
-
Leeftijd
-
algemene gezondheidstostand (eventuele
andere ziekten, medische voorgeschiedenis…)
-
het specifieke type van lymfoom
-
de omvang van de tumor(en)
-
de aangetaste lichaamsdelen
-
het aantal aangetaste lymfeklieren en
eventuele andere organen.
De behandeling kan bestaan uit:
-
Chemotherapie met
specifieke combinaties van cytostatica en eventueel corticosteroïden.
Alleen of in combinatie met radiotherapie. Om aantasting van het
centrale zenuwstelsel te voorkomen of te behandelen kunnen de
geneesmiddelen rechtstreeks in het hersen- of ruggenmergvocht worden
ingebracht.
CZS-profylaxe: een intensieve chemotherapiekuur, eventueel via
rechtstreekse toediening in het ruggenmerg of de hersenen, waarbij men
probeert te vermijden dat de abnormale cellen zich in het centrale
zenuwstelsel (CZS) verspreiden of om hen te doden indien ze reeds
aanwezig zijn in het CZS. De chemotherapie kan aangevuld worden met
lokale bestraling van het hoofd.
-
Radiotherapie.
Radiotherapie kan gebruikt worden alleen of in combinatie met
chemotherapie. Bij kinderen wordt zelden alleen radiotherapie toegepast.
Bij uitwendige bestraling wordt te bestralen regio eerst zorgvuldig
onderzocht, zo nodig via een simulator zodat de te bestralen weefsels
precies kunnen worden in kaart gebracht. Indien nodig worden omringende
weefsels afgeschermd met een op maat gemaakt 'schild'.
Ook wordt soms gebruik gemaakt van inwendige bestraling via radio-isotopen
die via kleine buisjes tot bij de te bestralen zone worden gebracht.
Bij kinderen wordt radiotherapie in de mate van het mogelijke vermeden.
-
Allogene of autogene beenmerg- of
stamceltransplantatie na een intensieve radiotherapie en/of
chemotherapie waarbij het beenmerg is vernietigd.
-
Monoclonale antilichamentherapie.
Er bestaan momenteel twee specifieke monoclonale antilichamen die bij
non-Hodgkin lymfomen worden gebruikt, Rituxitab, Iodine 131 Tositumomab
en Yttrium 90 Ibitumomab Tiuxetan. Andere monoclonale antilichamen
worden uitgetest of zijn in ontwikkeling.
Rituxitab wordt gegeven bij B-cel non-hodgkin lymfomen, alleen of in
combinatie met chemotherapie, en bij herval na behandeling.
Iodine 131 Tositumomab en Yttrium 90 Ibitumomab Tiuxetan, twee
monoclonale antilichamen met een radioactieve lading, worden op
experimentele basis gebruikt bij een aantal specifieke B-cel
non-Hodgkin-lymfomen.
-
Immunotherapie met
Interferon alfa of met kankervaccins
Behandelingsopties volwassenen volgens
stadium en graad van maligniteit
Lage maligniteit, stadium 1 en 2
-
afwachten bj patiënten zonder symptomen
-
radiotherapie van de aangetaste zone
-
radiotherapie van een deel of van het
hele lymfsysteem
-
chemotherapie voor patiënten die niet
kunnen bestraald worden
-
chemotherapie en bestraling
Hoge maligniteit, stadium 1 en 2
Lage maligniteit, stadium 3 en 4
-
afwachten bj patiënten zonder symptomen
-
chemotherapie met of zonder
corticosteroiden
-
monoclonale antilichamen met of zonder
chemotherapie
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene beenmerg-
of stamceltransplantatie
-
chemotherapie in combinatie met
immunotherapie met experimenteel kankervaccin
Hoge maligniteit, stadium 3 en 4
-
chemotherapie in combinatie met
monoclonale antilichamen
-
chemotherapie met of zonder bestraling
-
chemotherapie, aangevuld met
CZS-profylaxe.
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene beenmerg-
of stamceltransplantatie
Lymfoblast lymfoom & Burkitt's
lymfoom
-
chemotherapie, aangevuld met
CZS-profylaxe
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene beenmerg-
of stamceltransplantatie
Herval van lymfoom met lage
maligniteit die laag blijft
-
chemotherapie met of zonder
corticosteroiden
-
bestraling met of zonder chemotherapie
-
monoclonale antilichamen
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene beenmerg-
of stamceltransplantatie
Herval van lymfoom met lage
maligniteit die aggressief is geworden
-
autologe of allogene
beenmergtransplantatie
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene
beenmergtransplantatie
-
stamceltransplantatie
-
monoclonale antilichamen
-
continue toediening chemotherapie
Herval van lymfoom met hoge
maligniteit die hoog blijft
-
autologe of allogene
beenmergtransplantatie
-
chemotherapie in combinatie met algemene
bestraling van het lichaam, gevolgd door autologe of allogene
beenmergtransplantatie
-
stamceltransplantatie
-
monoclonale antilichamen
-
continue toediening chemotherapie
Herval van lymfoom met hoge
maligniteit die laag is geworden
Behandelingsopties bij kinderen
Stadium 1 en 2
Stadium 3 en 4
Herval na behandeling
|
|