|
|
Algemeen
Een
verpleegkundige is een persoon die opgeleid is in het uitvoeren van
verpleegkundige taken. Hij of zij houdt zich bezig met het geven van
verpleegkundige zorg. Hieronder valt basiszorg, zoals de persoonlijke
verzorging als wassen, aankleden en verschonen, maar ook wondverzorging,
observatie en rapportage en gespecialiseerde zorg. Verpleegtechnische
handelingen zijn bijvoorbeeld het inbrengen van een sonde of een katheter.
Ook het begeleiden van patiënten is een taak van de verpleegkundige. Hierbij
kan het gaan om de omgang van de patiënt met ziekte en behandeling en het
bevorderen of aanleren van de zelfredzaamheid daarbij. Verpleegkundigen
werken dikwijls samen met verzorgenden. Basisverzorging, wondzorg, het geven
van injecties en medicatie uitreiken of toedienen zijn taken die ook door
een daartoe bevoegde verzorgende kunnen worden uitgevoerd. Tal van andere
taken mogen uitsluitend uitgevoerd worden door een verpleegkundige.
Werkveld Verpleegkundigen werken in ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg,
revalidatiecentra, de gehandicaptenzorg, verpleeg- en verzorgingshuizen,
privéklinieken, gevangenissen, de thuiszorg,in de openbare gezondheidszorg (OGZ)
bij een GGD, bij defensie of als particulier. Daarnaast houden
verpleegkundigen zich bezig met het uitvoeren van geneeskundige of
psychologische behandelingen in opdracht van of onder toezicht van een arts
of een klinisch psycholoog. Zij mogen zelf geen medische diagnoses stellen,
maar kunnen vaak wel medische taken uitvoeren (volgens vastgestelde
protocollen). Wel stelt een verpleegkundige een verpleegkundige diagnose.
Dat is een diagnose die betrekking heeft op de gezondheidsproblemen van de
patiënt, en hoe die daar mee omgaat. Verpleegkundige interventies worden
tegenwoordig meer gebaseerd op onderzoek. Naast de beroepservaring is dit
onderzoek van groot belang.
Een belangrijk deel van het werk van verpleegkundigen bestaat ook uit het
geven van informatie over gezondheid en leefstijl, ziekte en behandeling.
Dit heet GVO (Gezondheidsvoorlichting- en Opvoeding) of Gezondheidspromotie.
Opleiding
Eerste niveau De opleidingen in Nederland en Vlaanderen lijken op elkaar. In beide landen
is er sprake van twee niveaus verpleegkundigen. Het hoogste niveau wordt in
Nederland niveau 5 (hbo) genoemd, in Vlaanderen Bachelor in de
verpleegkundeof het nog oudere A1-verpleegkundige, ook spreekt men in
Vlaanderen van gegradueerde verpleegkundige, zij zijn in het bezit van een
4e graad en krijgen vervolgens het diploma "gegradueerde in de
verpleegkunde". Die eerste is in dagelijkse praktijk de meest voorkomende
benaming in Vlaanderen. Deze opleidingen, die worden gevolgd aan een
hogeschool, hebben het internationale Bachelor-niveau en kunnen leiden tot
de internationaal gebruikelijke graad Bachelor of Nursing (BN). Deze
verpleegkundigen worden opgeleid om breed inzetbaar in de zorg te zijn.
Meestal vervullen zij coördinerende taken. Binnen de Bachelor-opleiding zijn
volgende afstudeerrichtingen mogelijk:
-
geriatrische verpleegkunde;
-
kinderverpleegkunde;
-
psychiatrische verpleegkunde;
-
sociale verpleegkunde;
-
ziekenhuisverpleegkunde, de meest polyvalente afstudeerrichting.
Na deze basisopleiding kan men zich specialiseren in bijvoorbeeld:
hartbewaking, spoedeisende hulp, anesthesie-assistent, chirurgie-assistent,...
Basisonderdelen van de opleiding Bachelor in de verpleegkunde in Vlaanderen
(te studeren, ongeacht de specialisatie die men later kiest):
-
Inleiding op de verpleegkunde;
-
Verpleegkundige theorieën, concepten en methoden;
-
Anatomie en fysiologie;
-
Embryologie en genetica;
-
Toegepast wetenschappelijk onderzoek en statistiek;
-
Verpleegkundige interventies (leer van de verschillende handelingen);
-
Verpleegkundige diagnostiek;
-
Gezondheidspromotie (Gezondheidsvoorlichting- en opvoeding of GVO);
-
Pathologie (ziekteleer per stelsel);
-
Psychologie;
-
Psychosociale verpleegkundige diagnosen en interventies;
-
Relationele vaardigheden;
-
Filosofie;
-
Sociologie;
-
Ethiek;
-
Deontologie;
-
Omgangskunde.
Tweede niveau Het tweede niveau verpleegkundeopleiding wordt in Nederland als niveau 4
(mbo+) beschouwd. In Vlaanderen is het een studierichting in het hoger
beroepsonderwijs. Na voltooiing van deze studierichting is men gediplomeerd
verpleegkundige. De verouderde benaming A2-verpleegkundige wordt in
Vlaanderen nog veel gebruikt. In het laatste jaar van de opleiding kan men
een specialisatie volgen: verpleegkundige in het algemeen ziekenhuis,
verpleegkundige binnen de psychiatrische gezondheidszorg of verpleegkundige
binnen de geriatrie. Deze opleidingen zijn over het algemeen meer praktijk
gericht, in Nederland leiden ze meestal tot specialisatie in één bepaalde
richting van de zorg.
Leerafdeling Nederland is het eerste land ter wereld waar de zogenaamde leerafdeling zijn
intrede doet. Op een leerafdeling werken voornamelijk leerlingen met een
verpleegkundige als toezichthouder. België is het tweede land ter wereld
waar de leerafdeling langzaam aan zijn intrede doet.
Specialisaties
Er zijn tientallen deelgebieden waarin een verpleegkundige zich door
opleiding en ervaring kan specialiseren:
Algemeen Militair Verpleegkundige Ambulanceverpleegkundige Anesthesieverpleegkundige
CCU-verpleegkundige Coloncareverpleegkundige Decubitusverpleegkundige Dermatologieverpleegkundige[1] Diabetesverpleegkundige Dialyseverpleegkundige
Endoscopieverpleegkundige Geriatrisch verpleegkundige GGZ verpleegkundig specialist Gipsverbandmeester
Hartcatheteriesatieverpleegkundige Hartfalenverpleegkundige Hematologieverpleegkundige High care-verpleegkundige
|
IC-verpleegkundige Kinderastmaverpleegkundige Kinderlongverpleegkundige Kinderverpleegkundige
Longverpleegkundige Maag-, darm- en leververpleegkundige Mammacareverpleegkundige Medisch traumateam-verpleegkundige Medium care-verpleegkundige Multiple Scleroseverpleegkundige[2] Neonatologieverpleegkundige Nurse practitioner
Obstetrie- en
gynaecologieverpleegkundige Oncologieverpleegkundige Operatieassistent |
Parkinsonverpleegkundige[3] Physician assistant Praktijkondersteuner Praktijkopleider Psychiatrisch verpleegkundige Recoveryverpleegkundige Reumaverpleegkundige Sociaal-psychiatrisch verpleegkundige SEH-verpleegkundige Stomaverpleegkundige Transferverpleegkundige Urologieverpleegkundige Verpleegkundig endoscopist Wondverpleegkundige Ziekenhuishygiënist. |
Vervolgopleidingen
Nederland Naast de niveau 4 en 5 opleiding is er de mogelijkheid voor verpleegkundigen
om zich te specialiseren tot verpleegkundig specialist. Deze is erkend in de
Wet BIG artikel 14. Verpleegkundigen niveau 5 kunnen na het volgen van de masteropleiding
advanced nursing practice, Nurse practitioner (NP) worden. Deze
verpleegkundig specialist is werkzaam binnen een specifiek medisch
deskundigheidsgebied. De bevoegdheden voor uitvoeren van medische
handelingen is uitgebreid. Een verpleegkundige richt zich vooral op de
gevolgen van een ziekte, een verpleegkundig specialist richt zich daarnaast
ook op de ziekte zelf en gaat op zijn deskundigheidsgebied een
behandelrelatie aan met de patiënt volgens de normen van de Wet op de
geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Het verschil in wettelijke bevoegdheden tussen een verpleegkundige en een
verpleegkundig specialist zit met name in de bevoegdheid tot het zelfstandig
aangaan van een behandelrelatie en het indiceren en uitvoeren van
voorbehouden handelingen. Op dit moment geldt dus nog formeel dat
verpleegkundigen voorbehouden handelingen alleen in opdracht van een arts
mogen verrichten. Recepten voorschrijven mag nu nog alleen door artsen
gebeuren. In het parlement ligt al geruime tijd een wetswijziging om de Wet
BIG aan te passen. Zo mag in de nabije toekomst een verpleegkundig
specialist onder bepaalde voorwaarden een medische diagnose stellen en
medicijnen voorschrijven. De Nurse practitioner verleent verpleegkundige
zorg op expertniveau, richt zich op uitvoering van wetenschappelijk
onderzoek in de zorg en deskundigheidsbevordering.
Vlaanderen In Vlaanderen zijn vele specialisaties en vervolgopleidingen te volgen als
bachelor-na-bachelor. Er kan een specialisatie in de verpleegkunde gevolgd
worden na het basisdiploma Bachelor verpleegkunde, zoals geriatrische
verpleging, neonatologie, oncologie, intensieve zorgen en psychiatrische
verpleging. Men kan ook verder studeren tot Master in de
verpleegwetenschappen. Een academische opleiding in de verplegingswetenschappen (Master of Science
Verplegingswetenschap) of in de ziekenhuiswetenschappen sluit ook aan bij
het basisdiploma Bachelor in de verpleegkunde. Een academicus die vanuit een
verpleegkundige wetenschappelijke invalshoek onderzoek kan doen en
beleidsfuncties kan uitvoeren. Ook de didactiek van opleiding voor
verpleegkundigen komt hier aan bod. De verplegingswetenschapper speelt een
belangrijke rol bij de ontwikkeling van Evidence Based Practice.
Nationale Samenwerking In Nederland heeft de verpleegkundige beroepsgroep zich verenigd in V&VN.
Ontstaan op 1 augustus 2006 uit de AVVV. Onderdeel van deze vereniging zijn
de platforms waarin gespecialiseerd verpleegkundigen elkaar vinden. V&VN is
tevens het nationale platform voor de verpleegkundige en verzorgende
adviesraden. Daarnaast zijn verpleegkundigen georganiseerd in de vakbonden ABVAKABO FNV,
NU'91 en CNV Publieke Zaak. Het nationale kenniscentrum voor verpleegkundigen is het Landelijk
Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV). Dit centrum richt zich
voornamelijk op deskundigheidsbevordering door voorlichting en
informatievoorziening richting instellingen en individuele zorgverleners.
In Vlaanderen is er het NVKVV (Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse
Verpleegkundigen en Vroedvrouwen) en de VVU (Vlaamse Verpleegunie).
Internationale Samenwerking 39 opleidingen uit 18 Europese landen zijn een samenwerkingsverband
aangegaan in een netwerk. Dit netwerk heet het Florence Network. Drie
Nederlandse en drie Belgische bachelor-opleidingen verpleegkunde maken deel
uit van dit netwerk: In Nederland: Haagse Hogeschool Den Haag - Hanze Hogeschool Groningen - NHL
Hogeschool Leeuwarden In België: Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Aalst en Sint-Niklaas -
Katholieke Hogeschool Leuven - Hogeschool Universiteit Brussel HUB te Brussel
Opsomming van verpleegtechnische handelingen Sondevoeding toedienen, verzorgen maagsonde, verzorgen stoma, verzorgen
blaaskatheter, verzorgen suprapubische katheter, medicijnen
uitzetten/registreren/toedienen, injecteren (intramusculair, intracutaan,
subcutaan, intraveneus), perifeer infuus inbrengen, lavementen toedienen,
oplossingen en verdunningen maken, tracheacanule verzorgen, tracheastoma
verzorgen, uitzuigen (aspireren) van de keel, de mondholte en de onderste
luchtwegen (bronchiaal toilet), zuurstof toedienen, aerosol toedienen, bloed
en bloedproducten toedienen, wondverzorging, hechtingen verwijderen, tampons
verwijderen, wonddrains verwijderen, lichaamstemperatuur regelen,
parenteraal vloeistoffen toedienen, katheteriseren van de blaas, maagsonde
inbrengen, een ECG afnemen en interpreteren, observatie van personen met
continue monitoring, toezicht houden op spuitpompen, orgaanspoelingen
uitvoeren, venapunktie, hielprik, monsters verzamelen, reanimeren. In België (Vlaanderen) zijn de verpleegkundige handelingen ondergebracht in
3 verschillende categorieën:
A-handelingen:
Omvat vooral de observaties van de patiënt op fysisch, psychisch, sociaal
vlak die bijdragen tot het stellen van een medische diagnose door de arts of
verpleegkundige diagnosen door de verpleegkundige, alsook het onder zijn
hoede nemen van gezonde en/of zieke personen en handelingen verrichten die
bijdragen tot het behoud, de verbetering of het herstel van de gezondheid.
B-handelingen:
B1-handelingen: Dit zijn verpleegkundige handelingen die zonder voorschrift
van de arts mogen uitgevoerd worden. B2-handelingen: Dit zijn verpleegkundige handelingen die enkel op
voorschrift van de arts mogen uitgevoerd worden, afhankelijk van de medische
diagnose en behandeling vb. start intraveneuze antibioticakuur.
C-handelingen:
Dit zijn toevertrouwde medische handelingen bv. het toedienen van
cytostatica.
Recht
In Nederland In Nederland is verpleegkundige een bij wet beschermde beroepstitel en mag
als zodanig alleen worden gebruikt door mensen die een erkende opleiding
hebben genoten. Verpleegkundigen zijn geregistreerd in het BIG-register. Zij
vallen onder het tuchtrecht en kunnen ter verantwoording worden geroepen
voor het tuchtcollege. De handelingen die alleen voorbehouden zijn aan
verpleegkundigen (en andere beroepsgroepen in de gezondheidszorg) zijn
beschreven in de Wet BIG. Twee andere wetten belangrijk binnen de verpleegkundige zorgverlening is de
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ).
In België In België (Vlaanderen) is het gebruik van de titel beschermd door de wet van
15 november 1946 tot de bescherming van de titels van verpleger en
verpleegster. Wie na de afkondiging van deze wet van 15 november 1946 de
titel van verpleger of verpleegster wilde gebruiken, was verplicht om eerst
een opleiding tot verpleegkundige te volgen. Wat in Nederland onder de benaming van verpleegtechnische handelingen bekend
is, wordt in Vlaanderen technische verpleegkundige verstrekkingen en
toevertrouwde handelingen genoemd. Personen die geen opleiding tot
verpleegkundige hadden gevolgd maar wel technische verpleegkundige
verstrekkingen en/of toevertrouwde handelingen verrichtten, waren toen nog
niet strafbaar bij wet. De wet van 20 december 1974 betreffende de uitoefening van de verpleegkunde
bracht hier verandering in. Deze wet regelde onder andere de professionele
relatie tussen de artsen en de verpleegkundigen. Maar wat nog belangrijker
was, was dat deze wet ook bepaalde dat er bij Koninklijk Besluit een lijst
van technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde handelingen
zou vastgesteld worden Deze lijst is uiteindelijk vastgesteld in het Koninklijk Besluit van 18 juni
1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige
verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan
beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de
wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de
kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten
voldoen. De bepalingen van de wet van 20 december 1974 betreffende de uitoefening van
de verpleegkunde zijn naderhand door de Belgische wetgever opgenomen geweest
in het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de
uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. In België is het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967, samen met
het voornoemd Koninklijk Besluit van 18 juni 1990, de voornaamste wetgeving
die een verpleegkundige bij het beoefenen van zijn of haar beroep moet
respecteren.
Geschiedenis Vrouwen werkzaam binnen de zorg gedurende de periode 1850-1966 werden
verpleegster genoemd. De mannelijke variant is verpleger. De term duikt voor
het eerst op in de negentiende eeuw. Tijdens deze periode neemt de medische
wetenschap een grote vlucht. Tal van medisch ontdekkingen worden gedaan.
Hiermee groeit het aantal ziekenhuizen en de vraag naar personeel om voor de
patiënten te zorgen. Door het réveil en de opkomst van de vrouwenemancipatie
nam de belangstelling van vrouwen uit voornamelijk de middenklasse voor de
zorg toe. De eerste opleidingen verschenen. Florence Nightingale speelde
hierbij een belangrijke rol.
Er werden aan een verpleegster specifieke - voornamelijk "moederlijke" -
eisen gesteld: zelfopoffering, dienstbaarheid, gehoorzaamheid, toewijding,
onderdanigheid (in het ziekenhuis vooral aan de man in de rol van arts) en
trouw. Het is het beeld van de verpleegster als de verlengde arm van de
arts. De verpleegster voert uit wat de arts voorschrijft. Naar de patiënt
toe had zij de rol van "moeder". Tijdens een nachtdienst bleef zij
bijvoorbeeld op de ziekenzaal om te waken, midden tussen de patiënten.
Een van de belangrijkste kenmerken van een verpleegster is dat zij haar werk
deed vanuit een roeping. Dit in tegenstelling tot de verpleegkundige die het
werken in de zorg ziet als een professie met een eigen deskundigheidsgebied.
Omdat vroeger de zorg voor een groot deel in handen lag van religieuzen
wordt een verpleegster of verpleger nog steeds meestal aangesproken met
zuster of broeder. |
|