organisaties
dietisten
dietisten
fysiotherapeuten
orthoptisten
psychologen
mondhygiënisten
logopedisten
verloskundigen
ten
|
|
INLEIDING De term 'paramedisch' verwijst naar de
Wet op de Paramedische Beroepen uit 1963.
De ingevolge deze wet geregelde beroepen kregen het predikaat 'paramedisch',
letterlijk 'naast/langs medici'. Met de inwerkingtreding van de Wet BIG
(Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) in 1997 werd de Wet op de
Paramedische Beroepen overbodig.
Ingevolge de Wet BIG worden de deskundigheid c.q. de opleidingseisen van
beroepsbeoefenaars in de zorg geregeld ex Artikel 3 en Artikel 34. Regeling
ingevolge één van deze artikelen betekent dat de titels beschermd zijn.
Alleen zij die voldoen aan de opleidingseisen, zoals genoemd in de Algemene
Maatregel van Bestuur behorende bij artikel 3 of Artikel 34, mogen de
betreffende titel voeren.
De paramedische beroepen zijn geregeld ex Artikel 34, met uitzondering van
de fysiotherapie (Artikel 3).
Het begrip 'paramedisch' is sinds 1963 dermate ingeburgerd dat het in de
gezondheidszorg in gebruik is gebleven: paramedische diensten in
ziekenhuizen, paramedische behandelcentra, Nederlands Paramedisch Instituut,
Kwaliteitsregister Paramedici e.d.
Kenmerken van paramedici:
-
zij hebben een vierjarige
HBO-beroepsopleiding succesvol afgesloten;
-
de opleiding is een wettelijk erkende
hogere beroepsopleiding;
-
zij hebben een eigen
deskundigheidsterrein;
-
zij beschikken over functionele
zelfstandigheid;
-
zij verlenen individuele zorg aan
patiënten/cliënten;
-
zij hebben een samenwerkingsrelatie met
(tand)artsen;
-
zij dienen in hun beroepsuitoefening te
voldoen aan de bepalingen in de Wet op de Geneeskundige
BehandelingsOvereenkomst (WGBO), de Kwaliteitswet en de Wet Klachtrecht
Cliënten Zorgsector (WKCZ).
In Nederland zijn ongeveer 38.000 paramedici
werkzaam, waarvan fysiotherapeuten ongeveer 50% uitmaken. Paramedici vormen
na artsen en verpleegkundigen & verzorgenden de derde grote groep
professionals in de zorg.
Paramedici zijn curatief en preventief gericht. Zij voeren hun werkzaamheden
uit in de algemene zorg, in de eerstelijnszorg, in ziekenhuizen,
revalidatiecentra, verpleeghuizen en verzorgingshuizen, en daarnaast in het
onderwijs en in bedrijven.
Paramedici kennen veelal op hun terrein een beroepseigen diagnostiek,
behandeling en begeleiding. Zij zijn autonoom in hun beroepsuitoefening en
hebben een eigen body of knowledge ontwikkeld.
De paramedische zorgfunctie is veelal niet primair genezend in de zin van
het elimineren van de oorzaak van een ziekte of aandoening. Paramedische
zorg is gericht op handhaving en herstellen van de gezondheidstoestand van
mensen.
Aanvullende informatie EU-wetgeving
BASISPRINCIPE De paramedische
beroepen vallen onder het algemeen stelsel van erkenning van diploma's, met
uitzondering van de beroepen algemeen verpleegkundige en verloskundige die
in zekere mate zijn geharmoniseerd, wat betekent dat de diploma’s voor deze
beroepen automatisch worden erkend (zie desbetreffende informatiebladen).
VOORWAARDEN
-
Het werkterrein van twee beroepen die in twee lidstaten
dezelfde of een soortgelijke benaming hebben, kan van land tot land sterk
verschillen (zie het inlichtingenblad Algemeen stelsel, met name onder de
titel Algemeen stelsel van erkenning van diploma’s).
-
Voor paramedische beroepen gelden de voorschriften van
de lidstaat waarin men zijn beroepsbezigheid wil uitoefenen. Dit geldt ook
voor de toegang tot en de uitoefening van het beroep. De paramedische
beroepen zijn in de meeste gevallen sterk gereglementeerd, waarbij een
vergunning voor beroepsuitoefening vereist is en een monopolie op de
verrichtingen bestaat.
-
In sommige lidstaten zijn bepaalde beroepsactiviteiten
aan artsen voorbehouden, zoals chiropraxie en osteopathie (bv. Frankrijk, Italië,
Oostenrijk), terwijl deze in andere lidstaten ook mogen worden uitgeoefend
door personen die geen artsendiploma maar een andere beroepskwalificatie
bezitten (bv. Heilpraktiker in Duitsland, chiropracticus in het Verenigd
Koninkrijk, Denemarken en Finland en osteopaat in het Verenigd Koninkrijk en
Finland).
-
De erkenning van diploma's van gespecialiseerde
verpleegkundigen valt in beginsel onder het algemeen stelsel. Wie dit
beroep wil uitoefenen in een lidstaat waarin het gewoonlijk door een
algemeen verpleegkundige wordt uitgeoefend, heeft twee mogelijkheden.
Indien een verpleegkundige behalve zijn specialisatie ook een diploma
heeft als genoemd in de richtlijn voor algemeen verpleegkundigen, is de
erkenning automatisch. Indien dit niet het geval is, moet het gastland de
kwalificaties van de betrokkene in aanmerking nemen en deze met de
vereiste opleiding vergelijken. Hierbij moet worden uitgegaan van de
bepalingen van de artikelen 39, 43 en 49 van het EG-Verdrag
en van de beginselen die voortvloeien uit de rechtspraak van het Hof, met
name uit het arrest-Heylens (zaak 222/86, arrest van 15.10.1987), het
arrest-Vlassopoulou (zaak 340/89, arrest van 7.5.1991) en het arrest-Newman
(zaak 104/91, arrest van 7.5.1992).
-
In dit verband moet worden gewezen op het belang van de
onderling sterk verschillende socialezekerheidsregelingen voor deze
beroepen, omdat hierin wordt bepaald welke behandelingen al dan niet
worden vergoed, afhankelijk van de vraag of de betrokken
beroepsbeoefenaren aan bepaalde voorwaarden voldoen.
-
In uitzonderlijke gevallen, wanneer het verschil tussen
twee beroepskwalificaties te groot is, komt het voor dat het algemeen
stelsel van erkenning niet kan worden toegepast.
Voorbeelden van paramedische beroepen zijn:
|