Schistosoma Mansoni
Schistosoma Mansoni
Schistosoma Japonicum
|
|
Beschrijving Schistosomiasis (vroeger bilharzia) is een
infectie met een van de parasitaire wormen Schistosoma mansoni, Schistosoma
haematobium, of Schistosoma japonicum. Verder komen nog de minder bekende
soorten Schistosoma intercalatum en Schistosoma mekongi voor. Deze vijf
verwante soorten veroorzaken vergelijkbare, maar ietwat verschillende
ziektebeelden. Wanneer de ziekte onbehandeld blijft, kan de infectie o.a. de
longen, lever, milt, blaas en darm aantasten. Levensgevaar bestaat niet,
maar de kwaliteit van leven kan in ernstige gevallen beduidend worden
aangetast.
Verspreidingsgebied
soort |
|
verspreiding |
Schistosoma heamatobium |
|
Afrika, Midden-Oosten |
Schistosoma mansoni |
|
Zuid-Amerika, Caraïben, Afrika, Midden-Oosten |
Schistosoma japonicum |
|
Japan, verre oosten |
Schistosoma mekongi |
|
Zuidoostazie, Mekongdelta |
Schistosoma intercalatum |
|
Centraal Afrika |
De parasiet leeft langs de oever van meren,
rivieren en moerassen, in stilstaand zoet water. In stromend zoet water of
in zee leven ze niet. Er wordt geschat dat wereldwijd ca 200 miljoen mensen
de ziekte hebben, waarvan ca. 120 miljoen er ook klachten van hebben. Naar
schatting overlijden jaarlijks zo'n 20 000 personen aan de complicaties,
vnl. nier- en leveraantasting. In Nederland komt de ziekte van nature niet
voor, maar wordt wel vrij vaak bij Surinamers aangetroffen, vooral als zij
als kind in Suriname op het platteland op blote voeten liepen.
|
|
Levenscyclus en besmetting Schistosomasoorten hebben een tamelijk ingewikkelde levensloop. De
wormeitjes komen uit in zoet water, waar de larven (miracidia) hun
tussengastheer, zoetwaterslakken, binnendringen. In de slak komen de larven
tot ontwikkeling, waarna ze in hun tweede stadium hun gastheer verlaten en
vrijzwemmend (als cercaria) in het water hun tweede, gewervelde gastheer
zoeken: de mens. Mensen kunnen besmet raken door te baden, waden, zwemmen,
drinken en wassen. De larve dringt binnen een paar seconden de huid binnen,
en ontwikkelt zich in de aderen tot een volwassen worm. Ze migreren eerst
naar de longen en dan naar de lever, waar ze na ongeveer een week aankomen.
Hier vindt paarvorming plaats: het draadvormige wijfje past in een aan de
buikzijde gelegen groeve van het kortere mannetje, waarna ze verder
onlosmakelijk samen door het leven gaan. De volwassen wormen zijn ongeveer
10 mm lang. Ze begeven zich nu naar de mesenteriale venen in de buik en bij
het rectum. Schistosoma hematobium vestigt zich echter bij voorkeur vooral
in de venen van de blaas. Dit stadium wordt 6 tot 8 weken na de eerste
besmetting bereikt. De wormen leggen daar honderden tot duizenden eitjes die
via de wand van blaas en de darmen in de urine of ontlasting worden
uitgescheiden. De klachten worden niet zozeer door de wormen als wel door de
eitjes veroorzaakt. Schistosoma mansoni kan ca 300 eitjes per dag leggen, Schistosoma japonicum wel
3000. De wormen voeden zich met rode bloedcellen. Ongeveer de helft van de
eitjes haalt het niet naar de buitenwereld en blijft in de bloedvaten of in
de lever steken. De wormen kunnen jaren oud worden, 4-5 jaar is een
gemiddelde maar 20 jaar is beschreven.
Symptomen en complicaties Symptomen zijn weinig specifiek, en hangen sterk af van de ernst van de
besmetting. Eén tot twee maanden na besmetting kunnen koorts, rillingen, hoest
en spierpijn optreden. Tot de overige symptomen behoren gebrek aan eetlust,
gewichtsverlies, een gevoel van slapte, buik-, hoofd- en gewrichtspijn, diarree
en misselijkheid. Dit zijn de acute symptomen, die na enkele weken tot enkele
maanden weer overgaan. Daarna ontstaat de chronische fase, waarbij een
ontsteking ontstaat in blaas of darmen. Pas in een laat stadium (maanden tot
jaren) krijgen de patiënten opnieuw klachten (diarree met bloed of bloed in de
urine). De longen, milt, lever, darm en blaas kunnen worden aangetast.
Schistosoma heamatobium geeft vooral blaasklachten, de andere soorten meer van
de darm. De eitjes roepen een immunologische ontstekingsreactie op waar ze
terechtkomen, en dat veroorzaakt voornamelijk de symptomen.
Er bestaat tevens een kans dat eitjes in het ruggenmerg of in de hersenen
terecht komen en daar ontstekingen of verlammingen kunnen veroorzaken. Ook is
een relatie gelegd tussen bilharziainfectie en een bepaalde soort blaaskanker.
Voorkomen en genezen De infectie kan worden vermeden door stilstaand zoet water in de tropen te
vermijden. Zwemmen in een gechloreerd zwembad kan wel, aangezien de larven
door chloor doodgaan. Wassen kan slechts met kraan- of putwater.
Oppervlaktewater dient ten minste vijf minuten tot ten minste 50 graden
Celsius te zijn verhit om de larven te doden. Indien deze maatregelen niet
mogelijk zijn kan het ook volstaan water pas na drie dagen te gebruiken
omdat larven zonder gastheer maar 48 uur in leven blijven.
Wanneer men vermoedt besmet te zijn met de worm moet men bij de arts
aangeven dat men in een endemisch gebied is geweest - in België en Nederland
komt de ziekte zoals gezegd niet voor zodat een Belgische of Nederlandse
arts er niet snel aan zal denken als hij niet weet dat de patiënt in de
tropen is geweest. Er zijn medicijnen die bilharzia effectief kunnen
bestrijden en in een vroeg stadium is de infectie betrekkelijk gemakkelijk
op te sporen door onderzoek van de urine en/of de faeces - daarin zijn de
eieren aan te tonen. De late symptomen ontstaan vooral door verlittekening
van de blaas- en darmwand en worden niet meer beter door eventueel nog
aanwezige wormen te doden. |
|