Verslaving
alcohol
cafeïne
drugs
gokken
internet
medicijnen
nicotine
seks
|
|
Inleiding
De meeste mensen gebruiken wel eens middelen, zoals alcohol, tabak,
cannabis, kalmerende medicijnen of slaapmiddelen. Hierdoor kan men zich
prettiger, zelfverzekerder of meer ontspannen voelen. Ook kan men het gevoel
hebben er meer bij te horen of het samen gezelliger te hebben. Zo lang er
sprake is van matig gebruik, hoeft er nog niets ernstigs aan de hand te
zijn. Signalen van een beginnende verslaving zijn: bij herhaling meer
gebruiken dan voorgenomen, drang hebben om te gebruiken en gebruiken om
problemen te verlichten. Als men meer gebruikt dan men wil, niet kan
stoppen, het gebruik niet meer in de hand heeft, als men een groot deel van
de dag bezig is met het gebruik, dan spreken we van verslaving.
Fasen van verslaving
Aan verslaving gaat een proces vooraf, dat wordt gekenmerkt door een viertal
fasen. Hoe snel de fasen doorlopen worden is onder andere afhankelijk van
het middel en van de leefomstandigheden waarin iemand verkeert. Bij heroïne
gaat dit in het algemeen sneller dan bij alcohol. Ook gaat het sneller
wanneer men verkeert in een omgeving waarin middelengebruik normaal is.De
indeling in fasen:
-
experimenteerfase
Meestal begint het, vaak op jonge leeftijd met experimenteel
gebruik: uit nieuwsgierigheid probeert men een bepaald middel uit.
-
fase van sociaal of geïntegreerd gebruik
De gebruiker zoekt de positieve effecten van het middel en weet
dit in zijn leven in te passen zonder dat men er last van heeft.
-
fase van overmatig en schadelijk gebruik
Het gebruik krijgt een steeds grotere rol in het dagelijks leven.
Men gebruikt niet alleen om zich lekker te voelen, maar ook om spanningen
en onlust te verdrijven.
-
Fase 4: de verslavingsfase
In deze fase wordt vrijwel het hele leven door gebruik beheerst.
Er zijn schadelijke gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied.
Verschijnselen
A. Psychisch Er bestaat een
onweerstaanbare behoefte aan het middel (hunkering of zucht). Men heeft het
gevoel dat men het middel nodig heeft en verlangt terug naar het effect. Men
is in denken en doen continu bezig met het middel. Tegelijkertijd wordt het
overmatige gebruik nogal eens ontkend en verheimelijkt. Naast deze directe
verschijnselen gaat verslaving regelmatig gepaard met symptomen als angst,
depressie en verwardheid. Steeds sterker naar een middel verlangen en zich
eigenlijk niet meer prettig kan voelen zonder, wijst op het bestaan
geestelijke afhankelijkheid.
B. Lichamelijk
De gebruiker kan tolerantie ontwikkelen ten opzichte van het middel.
Dit betekent dat men steeds meer nodig heeft om eenzelfde effect te
bereiken. Het lichaam kan zo gewend raken aan het regelmatige gebruik dat
het niet meer zonder kan. Bij staken van het middel ontstaan onaangename
onthoudings- of ontwenningsverschijnselen: trillen, transpireren,
misselijkheid, spierpijn, angst, prikkelbaarheid en rusteloosheid. Deze
verschijnselen verdwijnen als opnieuw gebruikt wordt.
Onttrekkingsverschijnselen wijzen op het op het bestaan van een zogenaamde
lichamelijke afhankelijkheid. Tolerantie en onthoudingsverschijnselen treden
met name op bij overmatig gebruik van alcohol en opiaten. Het willen
vermijden van die verschijnselen vormt vaak een belangrijke reden om met het
gebruik door te gaan
C. Sociaal
Omdat de gebruiker niet meer goed functioneert, kunnen problemen met
de omgeving (partner, gezin, familie en vrienden) en op het werk ontstaan.
Aan de ene kant beperkt de gebruiker zijn bestaan steeds meer tot die
personen en die situaties die direct te maken hebben met het verkrijgen van
het middel; aan de andere kant nemen mensen uit de omgeving vaak
veroordelend afstand van de gebruiker.
DSM-code
De DSM, een classificatie voor psychische stoornissen, is
ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric
Association. In juni 1994 verscheen de vierde editie (DSM-IV), in 2001
verscheen een tekstrevisie (DSM-IV-TR). De DSM is ontwikkeld voor gebruik
bij met name onderzoek. Door internationaal dezelfde criteria af te spreken
voor psychiatrische aandoeningen wordt onderzoek en communicatie duidelijker
en betrouwbaarder. De DSM is dus een classificatiesysteem, ten onrechte
wordt het als een diagnose-systeem gehanteerd.
De DSM-IV bestaat uit vijf assen:
As 1 Klinische stoornis (bijv. depressie)
As 2 Persoonlijkheidsstoornissen (bijv. afhankelijke
persoonlijkheidsstoornis) As 3 Lichamelijke aandoeningen (relevant voor het begrijpen of behandelen
van een psychische stoornis) (bijv. migraine) As 4 Psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. scheiding, werkeloosheid )
As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (Global Assement of
Functioning Scale, GAF) uitgedrukt op een schaal van 0 tot 100
DSM-IV-TR criteria
-
De stoornissen in het gebruik van een middel
• afhankelijkheid
• misbruik
-
De stoornissen door het gebruik van een middel
• intoxicatie
• onthouding
• delirium
• persisterende dementie
• persisterende amnestische stoornis (geheugenstoornis)
• stemmingsstoornis
• angststoornis (opvallende angst, paniekaanvallen, dwanggedachten of
dwanghandelingen door een middel)
• seksuele dysfunctie
• slaapstoornis
Afhankelijkheid van een middel
Een patroon van onaangepast gebruik van een middel dat significante
beperkingen of lijden veroorzaakt zoals blijkt uit drie (of meer) van de
volgende, die zich op een willekeurig moment in dezelfde periode van twaalf
maanden voordoen:
-
Tolerantie
gedefinieerd door ten minste één van de volgende:
a. een behoefte aan duidelijk toenemende hoeveelheden van het middel om een
intoxicatie of de gewenste werking te bereiken
b. een duidelijk verminderd effect bij voortgezet gebruik van dezelfde
hoeveelheid van het middel
-
Onthouding
zoals blijkt uit ten minste één van de volgende:
a. het voor het middel karakteristieke onthoudingssyndroom
b. hetzelfde (of een nauw hiermee verwant) middel wordt gebruikt om
onthoudingsverschijnselen
te verlichten of te vermijden
-
Gebruik Het middel wordt vaak in grotere hoeveelheden of gedurende een langere
tijd gebruikt dan het plan was
-
Wens Er bestaat de aanhoudende wens of er zijn weinig succesvolle pogingen om
het gebruik van het middel te verminderen of in de hand te houden
-
Verwerven Een groot deel van de tijd gaat op aan activiteiten nodig om aan het
middel te komen (bijvoorbeeld verschillende artsen bezoeken of grote
afstanden afleggen), het gebruik van het middel (bijvoorbeeld kettingroken),
of aan het herstel van de effecten ervan
-
Opgeven Belangrijke sociale of beroepsmatige bezigheden of vrijetijdsbesteding
worden opgegeven of verminderd vanwege het gebruik van het middel
-
Bekendheid Het gebruik van het middel wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat
er een hardnekkig of terugkerend sociaal, psychisch of lichamelijk probleem
is dat waarschijnlijk veroorzaakt of verergerd wordt door het middel
(bijvoorbeeld actueel cocaïne gebruik ondanks het besef dat een depressie
door cocaïne veroorzaakt wordt of doorgaan met het drinken van alcohol
ondanks het besef dat een maagzweer verergerde door het alcoholgebruik)
Misbruik van en middel
A |
Een patroon dat het onaangepaste gebruik van een middel dat significante
beperkingen of lijden
veroorzaakt, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste
een (of meer) van de
volgende: |
-
Herhaaldelijk gebruik van het middel met als gevolg dat het niet meer
lukt om in belangrijke mate verplichtingen op het werk, school of thuis
(bijvoorbeeld herhaaldelijk absent of slecht werk afleveren in samenhang met
het gebruik van het middel; met het middel samenhangende absentie, schorsing
of verwijdering van school; verwaarlozing van kinderen of het huishouden)
-
Herhaaldelijk gebruik van het middel in situaties waarin het fysiek
gevaarlijk is (bijvoorbeeld autorijden of bedienen van een machine als men
onder invloed van het middel is)
-
Herhaaldelijk, in samenhang met het middel, in aanraking komen met
justitie (bijvoorbeeld aanhouding wegens verstoring van de openbare orde in
samenhang met het middel)
-
Voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of terugkerende
problemen op sociaal of intermenselijk terrein veroorzaakt of verergert door
de effecten van het middel (bijvoorbeeld ruzie met de echtgenoot over de
gevolgen van de intoxicatie, vechtpartijen)
B |
De verschijnselen hebben nooit voldaan aan de criteria van
afhankelijkheid van een middel uit
deze groep middelen |
Intoxicatie door een middel
A. |
Het ontstaan van een reversibel middel-specifiek syndroom als gevolg van
recent gebruik van (of blootstelling aan) een middel
NB: Verschillende middelen kunnen vergelijkbare of identieke syndromen
veroorzaken |
B. |
Gedrags- of psychische veranderingen |
C. |
De symptomen zijn niet het gevolg van een somatische aandoening en zijn
niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis |
Onthouding van een middel
A. |
De ontwikkeling van een middel-specifiek syndroom als gevolg van het
staken (of verminderen) van het gebruik van het middel dat daarvoor
aanzienlijk en van lange duur is geweest |
B. |
Het middel-specifieke syndroom veroorzaakt in significante mate lijden of
beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren
op belangrijke andere terreinen |
C. |
De symptomen zijn niet het gevolg van een somatische aandoening en zijn
niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis
|
Behandeling
Hoe langer de verslaving duurt, hoe moeilijker de behandeling is. Vaak
mislukken een aantal behandelpogingen. De belangrijkste voorwaarde voor een
geslaagde behandeling is de eigen wens om het gebruik te veranderen. Omdat
een verslaving hardnekkig is, is volhouden van de behandeling moeilijk.
Omdat een verslaving meestal gepaard gaat met lichamelijke, psychische en
sociale problemen, moeten die problemen ook worden behandeld. Meestal worden
belangrijke mensen uit de omgeving (partner,familie) bij de behandeling
betrokken. Een dergelijke gecombineerde behandeling geeft het beste
resultaat.
Bij een verslaving begint de behandeling vaak met een detoxificatie ofwel
ontgifting. Dit is het onder begeleiding staken van het middel. Waar nodig
worden onthoudingsverschijnselen en andere klachten beperkt met behulp van
medicijnen. Vaak is pas na ontgifting goede diagnostiek mogelijk, met name
ten aanzien van bijkomende andere psychische aandoeningen. Tevens kan,
meestal pas na ontgifting, bekeken worden hoe de verdere behandeling er uit
moet zien.
Specialisten op het gebied van verslavingszorg werken in instellingen voor
ambulante verslavingszorg (voorheen Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs
(CAD) en klinieken voor verslavingszorg. Tevens zijn er voor diverse
verslavingen zogenaamde zelfhulpgroepen zoals de Alcohol Anonymous (AA) en
Gambling Anonymous (GA). Kern van de boodschap van deze groepen is dat je
verslaafd bent en verslaafd blijft, ook al drink je geen druppel alcohol
meer of gooi je geen gulden meer in de gokkast. Het enige dat je kunt doen
is gewoon totaal stoppen met gokken of het drinken van alcohol. Deelnemers
aan deze groepen leren dat ze nooit meer, op welke wijze ook, de 'genoegens'
van alcohol drinken of gokken kunnen ervaren, omdat zij daar nooit meer mee
om zullen kunnen gaan. |
|